In deze zaak heeft de kantonrechter in Maastricht op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Maasvallei Maastricht en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure volgde op een huurachterstand die door [gedaagde] was opgebouwd, met een totaalbedrag van € 5.476,11 op het moment van de mondelinge behandeling. Maasvallei had [gedaagde] eerder al per post en e-mail op de huurachterstand gewezen en een veertiendagenbrief gestuurd. De huurovereenkomst was eerder al ontbonden door een vonnis van 23 september 2020, maar Maasvallei had dat vonnis niet ten uitvoer gelegd.
Maasvallei vorderde in deze procedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten. [gedaagde] erkende de huurachterstand, maar verweerde zich door te stellen dat deze was ontstaan door persoonlijke omstandigheden, waaronder werkloosheid. Hij vroeg om een laatste kans om de achterstand in te lopen.
De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, aangezien de huurachterstand meer dan acht maanden bedroeg. De rechter wees erop dat een huurachterstand van drie maanden of meer een ontbinding kan rechtvaardigen. De kantonrechter ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde [gedaagde] tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.