ECLI:NL:RBLIM:2024:374

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
10709455 \ CV EXPL 23-4009
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonpunt en twee gedaagden, hierna aangeduid als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Woonpunt vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de door de gedaagden gehuurde woning vanwege een aanzienlijke huurachterstand. De huurachterstand was op het moment van dagvaarding opgelopen tot € 3.273,57 en was bij de mondelinge behandeling gestegen tot € 4.680,07. Woonpunt had de gedaagden eerder een veertiendagenbrief gestuurd om hen te wijzen op de achterstand en de bijkomende incassokosten. De gedaagden erkenden de huurachterstand, maar stelden dat deze lager was dan door Woonpunt werd aangegeven. Ze gaven aan dat persoonlijke omstandigheden, waaronder een rechtszaak rond een erfenis, hen in de problemen hadden gebracht en dat zij bezig waren met schuldhulpverlening.

De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van bijna zes maanden een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormde, wat ontbinding rechtvaardigde. De rechter verwees naar de relevante wetgeving en jurisprudentie, waarbij werd vastgesteld dat een huurachterstand van drie maanden of meer kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagden werden niet als voldoende geacht om de ontbinding te weerleggen. De rechter besloot de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagden te veroordelen tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, inclusief wettelijke rente en incassokosten. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagden opgelegd.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonpunt direct kan overgaan tot uitvoering van de uitspraak, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10709455 \ CV EXPL 23-4009
Vonnis van 24 januari 2024
in de zaak van
STICHTING WOONPUNT,
te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonpunt,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
beiden procederend in persoon,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 augustus 2023
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord van [gedaagde sub 1]
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 november 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] huren van Woonpunt de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna ook: het gehuurde), tegen een huurprijs van thans € 703,25 per maand. Volgens de bepalingen van de huurovereenkomst moet de huur per vooruitbetaling worden voldaan.
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben een huurachterstand laten ontstaan. Deze bedroeg ten tijde van de dagvaarding (tot en met de maand augustus 2023) € 3.273,57. Op het moment van de mondelinge behandeling was de achterstand opgelopen tot € 4.680,07.
2.3.
Woonpunt heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ieder een zogenoemde veertiendagenbrief doen toekomen op 18 juli 2023. In die brief heeft Woonpunt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gewezen op de huurachterstand en heeft zij hun de buitengerechtelijk incassokosten ad € 452,36 inclusief btw in het vooruitzicht gesteld.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert - samengevat - ontbinding en ontruiming van de door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehuurde woning en betaling van de huurachterstand en van huur dan wel een gebruikersvergoeding tot aan de ontruiming, alles met rente en kosten.
3.2.
Woonpunt legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] toerekenbaar tekortgekomen zijn in de nakoming van de huurovereenkomst. Zij zijn in verzuim. Ter terechtzitting heeft Woonpunt verklaard dat zij een ontruimingsvonnis wil als stok achter de deur. [gedaagde sub 1] heeft in het verleden ook een huurachterstand gehad. Woonpunt wil dat de achterstand wordt afbetaald en dat [gedaagde sub 1] hulp krijgt.
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] erkennen de huurachterstand, hoewel die volgens hen lager is dan Woonpunt aangeeft. [gedaagde sub 1] wijst erop dat hij de huur voor oktober en november 2023 heeft betaald. [gedaagde sub 1] heeft verklaard door een rechtszaak rond een erfenis in de problemen te zijn gekomen, waardoor hij de huur niet meer kon betalen. Inmiddels is hij bezig met schuldhulpverlening via de Kredietbank Limburg.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat de huurachterstand op het moment van dagvaarden bijna vierenhalve maand bedroeg en dat deze op het moment van de mondelinge behandeling was opgelopen tot bijna zesenhalve maand. Uit het overzicht van Woonpunt blijkt dat de betalingen over oktober en november 2023 daarin zijn verwerkt. Dit betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] naar het oordeel van de kantonrechter zijn tekortgekomen in de nakoming van de huurovereenkomst. Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (HR ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.2.
Het is vaste rechtspraak dat een huurachterstand van drie maanden of meer een ontbinding van de huurovereenkomst kan rechtvaardigen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben niets aangevoerd op grond waarvan zou kunnen of moeten worden geoordeeld dat de ontbinding niet zou zijn gerechtvaardigd. De persoonlijke omstandigheden die [gedaagde sub 1] heeft geschetst geven daartoe geen aanleiding. De kantonrechter zal de huurovereenkomst daarom ontbinden en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] veroordelen het gehuurde te ontruimen.
4.3.
De kantonrechter zal [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tevens veroordelen tot betaling van de huurachterstand en de huurtermijnen vanaf 1 september 2023 dan wel een gebruiksvergoeding tot het bedrag van de maandelijkse huur. Woonpunt vordert ook de wettelijke rente over de huurachterstand vanaf de datum van de dagvaarding. De kantonrechter zal die vordering toewijzen, nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in elk geval vanaf die datum in verzuim zijn.
4.4.
Woonpunt maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Woonpunt heeft aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. In die aanmaning is het tarief vermeld dat past bij de toen bestaande achterstand. Woonpunt vordert in dit geding een iets lager bedrag en dat bedrag zal worden toegewezen.
4.5.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn de partij die ongelijk krijgt en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Woonpunt als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
528,00
(2,00 punten × € 264,00)
Totaal
1.145,49

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voorts hoofdelijk om aan Woonpunt tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen € 3.820,93 ten titel van huur en incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2023 tot alles betaald is,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voorts hoofdelijk om aan Woonpunt tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de huurbedragen waarop Woonpunt recht had bij nakoming van de overeenkomst, steeds te rekenen van de 1e van elke maand, vermeerderd met de wettelijke rente daarover tot alles betaald is:
  • voor iedere maand, te rekenen vanaf 1 september 2023 tot de dag van ontbinding aan huur, en
  • daarna tot en met de maand waarin de ontruiming en lege oplevering van het gehuurde heeft plaatsgevonden aan gebruiksvergoeding;
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot dit vonnis vastgesteld op € 1.145,49,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2024.