ECLI:NL:RBLIM:2024:376

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
10735523 \ CV EXPL 23-4300
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en wettelijke rente in het kader van een zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak vordert ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V. betaling van een achterstallige zorgpremie van € 540,64 van gedaagde, die in persoon procedeert. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een conclusie van repliek. Gedaagde heeft geen conclusie van dupliek ingediend, ondanks dat hij daartoe was uitgenodigd. ASR stelt dat er een zorgverzekeringsovereenkomst is gesloten, waaruit een betalingsverplichting voor gedaagde voortvloeit. Gedaagde erkent de vordering, maar stelt een betalingsregeling voor en verzoekt om de griffiekosten te verlagen.

ASR heeft het verweer van gedaagde gemotiveerd weersproken en de vordering verhoogd met een bedrag van € 120,62, wat resulteert in een totale vordering van € 540,64. De kantonrechter oordeelt dat ASR voldoende bewijs heeft geleverd voor de vordering en dat gedaagde geen verweer heeft gevoerd tegen de vermeerderde hoofdsom. De kantonrechter wijst de vordering toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van ASR zijn begroot op € 716,49. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10735523 \ CV EXPL 23-4300
Vonnis van de kantonrechter van 24 januari 2024
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V.h.o.d.n.
IK KIES ZELF VAN A.S.R.,
gevestigd te Amersfoort,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden verder genoemd ASR en [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek tevens houdende akte vermeerdering van eis.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 15 november 2023 in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
ASR vordert, na vermeerdering van eis - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 540,64, te vermeerderen met rente en proceskosten.
2.2.
ASR legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen haar en [gedaagde] een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand is gekomen. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] aan haar de maandelijkse premie verschuldigd. [gedaagde] heeft een achterstand laten ontstaan van € 502,35. Aangezien [gedaagde] de premies niet op tijd heeft betaald, moet hij daarover wettelijke rente betalen. Deze bedraagt, berekend tot de datum van de dagvaarding € 9,76. ASR heeft haar vordering uit handen gegeven. Zij houdt [gedaagde] aansprakelijk voor de hieraan verbonden kosten van € 48,40 (inclusief btw). In totaal moet [gedaagde] daarom een bedrag van (€ 502,35 + € 9,76 + € 48,40) € 560,51 aan ASR betalen. Op de vordering kan nog een bedrag van € 140,49 aan deelbetaling c.q. verrekening in mindering strekken, zodat een bedrag van € 420,02 resteert.
2.3.
[gedaagde] voert het volgende verweer.
Hij erkent de vordering. Hij stelt echter wel een betalingsregeling van € 241,00 per maand voor. Daarnaast verzoekt hij om de griffiekosten op te heffen, zodat hij wat kosten kan besparen per maand.
2.4.
ASR heeft het verweer van [gedaagde] gemotiveerd weersproken.
Omdat de onbetaald gelaten premie van augustus 2023 ad € 120,62 ook in behandeling is bij haar incassogemachtigde wenst ASR haar vordering met dit bedrag te vermeerderen. De totale vordering bedraagt thans € 540,64.
Verder is zij van mening dat het verzoek van [gedaagde] om de griffiekosten op te heffen dient te worden afgewezen. In de optiek van ASR heeft [gedaagde] voldoende gelegenheid gekregen om de vordering in der minne en voor de zittingsdatum te voldoen. Hij heeft dit echter nagelaten.
2.5.
[gedaagde] heeft hierop, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, niet meer gereageerd.

3.De beoordeling

3.1.
ASR heeft haar vordering betreffende de vermeerderde hoofdsom voldoende onderbouwd en [gedaagde] heeft daar geen verweer tegen gevoerd. De gevorderde hoofdsom van € 622,97 (€ 502,35 + € 120,62) zal dus worden toegewezen.
3.2.
De wettelijke rente - waaronder een bedrag van € 9,76 aan wettelijke rente berekend tot 21 september 2023 (= datum van dagvaarding) - over het ten tijde van de dagvaarding openstaande bedrag wordt ook toegewezen, omdat ASR genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en deze ook niet door [gedaagde] wordt weersproken.
3.3.
ASR maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
De hoogte van het gevorderde bedrag is in overeenstemming met de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Ook deze vordering is toewijsbaar aangezien de gemachtigde van ASR de veertiendagenbrief aan [gedaagde] verzonden heeft en [gedaagde] de ontvangst daarvan niet heeft betwist.
3.4.
De conclusie van het voorgaande is dat een bedrag van € 540,64, bestaande uit:
- € 622,97 aan hoofdsom
- € 9,76 aan vervallen wettelijke rente
- € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten
- minus € 140,49 aan deelbetaling c.q. verrekening,
te vermeerderen met de wettelijke rente over € 420,02 vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling, zal worden toegewezen.
3.5.
De kantonrechter maakt uit het verweer van [gedaagde] op dat hij de verschuldigdheid van de griffiekosten betwist. ASR heeft dit verweer van [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter bij repliek voldoende gemotiveerd weersproken. [gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen en daarmee zijn verweer niet nader onderbouwd. Dit had wel op zijn weg gelegen, gelet op de repliek van ASR. Het door [gedaagde] bij antwoord gevoerde verweer moet daarom als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
3.6.
[gedaagde] zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:
  • dagvaarding € 130,49
  • griffierecht € 322,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 716,49
3.7.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat voor het treffen van de door [gedaagde] gewenste betalingsregeling in het kader van deze procedure geen plaats is. [gedaagde] dient zich daartoe tot ASR te wenden.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ASR tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 540,64, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 420,02 vanaf 21 september 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van ASR gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 716,49,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC