ECLI:NL:RBLIM:2024:3777

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
ROE 23/2687
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg op 26 juni 2024, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 1 juni 2023, waarin haar aanvraag voor schadevergoeding op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) en de Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant gedeeltelijk was toegewezen. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die het te laat indienen van het bezwaar verontschuldigbaar maken. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken, en deze termijn was verstreken. Eiseres had haar bezwaarschrift op 5 september 2023 ingediend, terwijl de termijn eindigde op 13 juli 2023. De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en het beroep ongegrond is. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond was. De rechtbank benadrukt dat eiseres binnen de termijn van zes weken in staat had moeten zijn om bezwaar te maken en dat er geen aanleiding is om de termijn te verlengen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het besluit van de Minister blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 23 / 2687

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] , eiseres
en

de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 14 september 2023. Met dit besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 1 juni 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar te laat is ingediend.
1.1.
Met het besluit van 1 juni 2023 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een schadevergoeding op grond van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) en de Regeling tegemoetkoming waterschade in Limburg en het onbedijkte gebied langs de Maas in Noord-Brabant in juli 2021 (de Regeling), gedeeltelijk toegewezen. Onder meer de gevraagde vergoeding voor tuinschade is afgewezen.
2. Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Welke regels zijn van belang?
4. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden/gepubliceerd/uitgereikt. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
4.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
5. Vast staat dat verweerder het besluit waartegen bezwaar is gemaakt bekend heeft gemaakt op 1 juni 2023 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 13 juli 2023.
5.1.
Eiseres heeft het bezwaarschrift via eBezwaar verzonden op 5 september 2023. Het is bij verweerder op 5 september 2023 ontvangen. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
6. Eiseres heeft aangegeven dat pas na de bezwaartermijn een novum bekend is geworden over de schadevergoeding. Via een onderzoek door een journalist kwam in het nieuws dat bedrijven en andere privépersonen wél een vergoeding voor hun tuinschade hadden gekregen. Eiseres verwijst naar een bijgevoegd artikel waarin staat:
“(..) In een reactie laat het ministerie van Justitie en Veiligheid weten, dat de Wts voor particulieren tot doel heeft een tegemoetkoming in de schade te verstrekken voor het herstel van woonfunctie. Voor ondernemers is het doel een tegemoetkoming in de schade te verstrekken, zodat hun bedrijf weer kan functioneren. In voorkomend geval kan dit ook schade aan een bedrijfsmatige tuin zijn. (…)”Eiseres stelt dat zij deze informatie als burger redelijkerwijs niet eerder kon weten aangezien zij geen inzicht heeft in de vergoedingen aan anderen. Nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn niet meegewogen bij haar verzoek tot vergoeding. Eiseres geeft verder aan dat een termijnoverschrijding verschoonbaar kan zijn, indien niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dat past in de huidige maatschappelijke context waarin rechtsbescherming en het burgerperspectief meer op de voorgrond komen te staan. Tot slot wijst eiseres er op dat een bestuursorgaan bevoegd is om op verzoek terug te komen van een besluit en het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen.
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder terecht heeft overwogen dat van een novum geen sprake is. In de Regeling wordt onderscheid gemaakt tussen particulieren (schade aan een woning) en ondernemingen (schade aan vaste en vlottende activa). Dat was al zo op het moment dat eiseres een aanvraag indiende.
7.1.
Ook als hetgeen eiseres aanvoert aangemerkt zou kunnen worden als een novum, vormt dat naar het oordeel van de rechtbank geen verontschuldiging voor het te laat indienen van het bezwaar. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding worden strenge regels gehanteerd. De termijn voor het indienen van bezwaar kan niet zomaar worden gewijzigd. In dit geval is daar ook geen aanleiding voor. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres binnen de termijn van zes weken niet in de gelegenheid is geweest om een bezwaarschrift in te dienen. Eiseres had in die zes weken bezwaar kunnen maken op -zoals dat heet- nader aan te voeren gronden. Eiseres had dan in haar bezwaarschrift kunnen vermelden dat een toelichting en onderbouwing nog zouden volgen. Zij zou daar dan een aanvullende termijn voor hebben gekregen. Eventuele nieuwe feiten en omstandigheden zeggen niets over de vraag of eiseres in staat is geweest om tijdig bezwaar in te dienen. Dit brengt met zich dat het bezwaar zonder verschoonbare omstandigheden, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Verzoekt eiseres om herziening?
8. Eiseres wijst er op dat een bestuursorgaan terug kan komen van een eerder genomen besluit. Voor zover eiseres verweerder daarmee verzoekt om het eerder genomen besluit te herzien, overweegt de rechtbank dat verweerder op dat verzoek zal moeten beslissen. Het verzoek om herziening is namelijk een andere procedure. Het door verweerder te nemen besluit op een herzieningsverzoek is een primair besluit waartegen eiseres bezwaar zou kunnen maken. Dat valt buiten de omvang van dit beroep.

Conclusie en gevolgen

9. Het bezwaar is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het besluit waarmee het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard, in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van
J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 26 juni 2024

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.