Totstandkoming van het bestreden besluit
2. [eisers 1, 2, 3] is de eigenaar van het pand waarin een hotel en een restaurant zijn gevestigd.
3. [derde-partij] , die woonachtig is aan de [adres 2] in [plaats 2] , heeft op
19 maart 2021 een handhavingsverzoek ingediend en dit verzoek bij brief van 27 mei 2021 aangevuld. Volgens [derde-partij] zijn de afvoervoorzieningen in strijd met het Bouwbesluit 2012. Zijn tuin (binnenplaats) grenst aan die zijgevel. [derde-partij] stelt geluid-, rook- en wateroverlast (condens) van de twee afvoervoorzieningen te ondervinden.
4. Naar aanleiding van het handhavingsverzoek heeft een toezichthouder
op 2 juni 2021 een controle ter plaatse uitgevoerd. Bij die controle heeft de toezichthouder geen geluids-, rook- of wateroverlast waargenomen. Wel is geconstateerd dat de twee uitmondingen van de afvoervoorzieningen in strijd zijn met artikel 3.51, tweede en derde lid, van het Bouwbesluit 2012.
5. Verweerder heeft bij brieven van 6 juli 2021 [eisers 1, 2, 3] bericht voornemens te zijn om handhavend op te treden tegen de overtreding met artikel 3.51, tweede en derde lid, van het Bouwbesluit 2012. Hiertegen hebben eisers een zienswijze ingediend.
6. Vervolgens is door een toezichthouder weer een controle ter plaatse uitgevoerd. Tijdens de controle op 9 augustus 2021 heeft de toezichthouder geprobeerd om een geluidsmeting uit te voeren, maar heeft dit vanwege de uitlatingen van [derde-partij] niet kunnen doen.
7. Bij het besluit van 5 augustus 2021, verzonden op 11 augustus 2021, heeft verweerder het handhavingsverzoek afgewezen. Daartoe is overwogen dat, gelet op de vergunning voor onderhavig pand uit 1985 waarop de twee uitmondingen zijn ingetekend, geen sprake is van een overtreding van het Bouwbesluit 2012. Er is namelijk sprake van het rechtens verkregen niveau (de uitmondingen zijn niet nieuw geïnstalleerd).
8. Op 3 december 2021 heeft een toezichthouder weer een controle uitgevoerd. Tijdens die controle is geen geluid waargenomen, maar er kwam wel rookgas uit de afvoervoorzienig op de eerste verdieping en vielen er een paar druppels condens uit deze afvoervoorziening in de tuin van [derde-partij] . Ook is gedurende de periode
17 maart 2022 tot en met 20 maart 2022 een geluidsmeting uitgevoerd en uit die meting is gebleken dat geen sprake is van een overschrijding van de maximale geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. Verder is er tijdens de controles op 29 maart 2022 en 14 november 2022 geen geluid-, rook- en wateroverlast geconstateerd.
9. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan [eisers 1, 2, 3] een last onder dwangsom opgelegd om vóór 31 maart 2023 de overtredingen van artikel 3.51, tweede lid, van het Bouwbesluit 2012 te beëindigen en beëindigd te houden. Dit kan volgens verweerder bijvoorbeeld gedaan worden door de twee uitmondingen van de afvoervoorzieningen te verwijderen en de afvoervoorzieningen inpandig door te trekken naar het dak. Verweerder stelt zich op het standpunt dat door het vergroten van de afvoervoorziening op de eerste verdieping en het verplaatsen van de afvoervoorziening van de tweede verdieping naar de zolderverdieping (wel) sprake is van het installeren van nieuwe afvoervoorzieningen voor rookgas die (daardoor) niet aan het Bouwbesluit 2012 voldoen. Met name de laatstgenoemde wijziging is niet miniem en niet van “zeer geringe aard of ernst”. De overtreding vormt een inbreuk op het eigendomsrecht van [derde-partij] . Mede gelet op zijn belangen bij de uitoefening van het eigendomsrecht kan niet worden geoordeeld dat handhavend optreden in dit geval zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat in verband daarmee van handhavend optreden moet worden afgezien. Als niet binnen de begunstigingstermijn aan de last is voldaan, wordt een dwangsom van
€ 2.000,- per constatering met een sub maximum € 2.000,- per week en met een maximum van € 10.000,- verbeurd.
10. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 1 februari 2023, verzonden op
2 februari 2023, het tegen de afwijzing van het verzoek om handhaving gemaakte bezwaar van [derde-partij] gegrond verklaard, het handhavingsverzoek toegewezen en daarbij gemotiveerd dat aan [eisers 1, 2, 3] de last onder dwangsom is opgelegd.