ECLI:NL:RBLIM:2024:4199

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
ROE 23/439
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Woo-verzoek door de Rechtbank Limburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd op 10 juli 2024, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder beoordeeld. Verweerder, het bestuur van de stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg, heeft het Woo-verzoek van eisers buiten behandeling gesteld omdat het verzoek te omvangrijk en algemeen geformuleerd was. Eisers hadden verzocht om alle vergaderstukken van 2018 tot en met 2021, maar verweerder heeft hen herhaaldelijk gevraagd om het verzoek te preciseren. Ondanks deze verzoeken hebben eisers geen gehoor gegeven en hun verzoek niet nader toegelicht.

De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid het Woo-verzoek buiten behandeling heeft kunnen stellen. De rechtbank stelt vast dat het verzoek feitelijk neerkomt op een verzoek om toegang tot het volledige archief van verweerder, wat niet in lijn is met de eisen van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank concludeert dat het verzoek te algemeen is en dat verweerder voldoende pogingen heeft ondernomen om eisers te helpen bij het preciseren van hun verzoek. Aangezien eisers niet hebben gereageerd op de uitnodigingen tot overleg en hun verzoek niet hebben verduidelijkt, is het beroep ongegrond verklaard. Dit betekent dat eisers geen gelijk krijgen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 23/439

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2024

in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het bestuur van de stichting Calamiteitenfonds Mijn(water)schade Limburg, verweerder
(gemachtigde: mr. D. van Tilborg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder, waarin hij het verzoek van eisers dat is ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo) buiten behandeling heeft gesteld.
1.1.
Met het besluit van 21 december 2022 heeft de buitenbehandelingstelling plaatsgevonden. Met het bestreden besluit van 30 januari 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend schrijven van 29 mei 2024.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en [naam] (voorzitter van verweerder).

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Eisers hebben op 23 november 2022 een Woo-verzoek ingediend bij verweerder. Eisers hebben (kort gezegd) verzocht om alle vergaderstukken van 2018 tot en met 2021 van verweerder te ontvangen. Ook willen eisers vergaderstukken/correspondentie ontvangen tussen de bestuurders en de coördinator van verweerder enerzijds en gedeputeerde [gedeputeerde] en twee bij naam genoemde ambtenaren van de provincie Limburg anderzijds over een in het jaarverslag van 2019 van verweerder genoemde stuurgroep.
2.1.
In een brief van 28 november 2022 heeft verweerder eisers verzocht hun verzoek nader te preciseren. Dit vanwege het feit dat alle inkomende en uitgaande stukken van verweerder tot de vergaderstukken behoren, waardoor het Woo-verzoek van eisers feitelijk neerkomt op een verzoek om toegang tot het volledige archief van verweerder. Verweerder heeft verder opgemerkt dat eisers niet de aangelegenheid hebben genoemd waarover zij informatie wensen te ontvangen. Het Woo-verzoek is te algemeen geformuleerd. Verweerder heeft daarom eisers ook verzocht om hem te laten weten op welke aangelegenheid het Woo-verzoek betrekking heeft. Verweerder heeft verder een brief van 16 juni 2021 aan eisers doen toekomen, waarin een overzicht is opgenomen van de informatie waarover eisers (in relatie tot verweerder) reeds beschikken. Daarnaast heeft verweerder eisers aangeboden behulpzaam te zijn bij het preciseren van de stukken waarover eisers wensen te beschikken en heeft hij hen uitgenodigd voor een gesprek.
2.2.
Met de brief van 1 december 2022 hebben eisers gereageerd. Daarin hebben eisers verweerder laten weten dat zij hun verzoek handhaven en bereid zijn verweerder tegemoet te komen, in die zin dat zij per ommegaande de vergaderstukken zonder onderliggende stukken wensen te ontvangen en voor wat betreft deze laatste stukken verweerder een termijn geven tot 1 februari 2023.
2.3.
Verweerder heeft daarop bij brief van 8 december 2022 vastgesteld dat eisers nog steeds niet het Woo-verzoek nader hebben gepreciseerd en ook niet de aangelegenheid benoemd waarop het verzoek ziet. Verweerder heeft eisers nogmaals in de gelegenheid gesteld om dit te doen. Daarbij heeft verweerder ook zijn hulp aangeboden en eisers uitgenodigd voor een overleg.
2.4.
Op 9 december 2022 hebben eisers aan verweerder bevestigd dat zij alle stukken van verweerder willen hebben over de periode 2018 tot en met 2021 en dat het Woo-verzoek in hun ogen voldoende is gepreciseerd. Bij e-mail van 14 december 2022 hebben eisers aangegeven dat zij geen gebruik maken van de gelegenheid om in gesprek te gaan met verweerder.
2.5.
In het besluit van 21 december 2022 heeft verweerder eisers verzoek buiten behandeling gelaten. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat eisers Woo-verzoek te algemeen is geformuleerd en zij ook hebben nagelaten de specifieke aangelegenheid en/of daarop betrekking hebbende documenten te benoemen waarover zij informatie wensen te ontvangen.
2.6.
Met het bestreden besluit heeft verweerder het besluit van 21 december 2022 gehandhaafd.
2.7.
Eisers hebben zich ook met dit besluit niet kunnen verenigen en hebben hiertegen beroep ingesteld bij deze rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht het bezwaar van eisers ongegrond heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor deze zaak belangrijke wet- en regelgeving staan in de bijlage.
3.3.
In geschil is of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het Woo-verzoek van eisers niet te behandelen.
3.4.
Verweerder heeft aan de buitenbehandelingstelling ten grondslag gelegd dat het Woo-verzoek te algemeen is geformuleerd. De rechtbank is gebleken dat het verzoek er feitelijk op neerkomt dat eisers het complete archief van verweerder openbaar willen maken, omdat alle inkomende- en uitgaande post van eisers standaard als bijlage bij de vergaderstukken worden gevoegd. De rechtbank kan verweerder dan ook in zijn standpunt volgen dat het verzoek van eisers te algemeen, onbeperkt en daardoor te omvangrijk is, ook voor wat betreft hun wens om alle vergaderstukken/correspondentie tussen verweerder en een gedeputeerde (en/of twee van zijn ambtenaren) over een stuurgroep te ontvangen. De vergaderstukken omvatten een veelheid aan documenten over diverse onderwerpen en hebben betrekking op verschillende personen. Verweerder heeft op grond hiervan dan ook terecht aan eisers gevraagd om het Woo-verzoek te preciseren.
3.5.
Dit brengt de rechtbank vervolgens bij het volgende punt: eisers hebben het Woo-verzoek voor wat betreft de vergaderstukken niet toegespitst op een aangelegenheid van bestuurlijke informatie, zoals bedoeld in artikel 4.1, vierde lid, van de Woo. Op grond van dit artikel is het uitgangspunt dat in een Woo-verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover de verzoeker informatie wenst te ontvangen, moet worden genoemd. De rechtbank stelt vast dat het Woo-verzoek deze informatie niet bevat. Het verzoek van alle vergaderstukken (met de daarbij behorende bijlagen), zoals eisers hebben gedaan, is geen aangelegenheid. Omdat geen aangelegenheid is vermeld in het Woo-verzoek heeft verweerder ook op deze grond terecht gevraagd het verzoek nader toe te lichten.
3.6.
Verweerder heeft eisers tot tweemaal toe verzocht hun Woo-verzoek nader te preciseren en eisers uitgenodigd voor een gesprek om hen daarbij te helpen. Eisers hebben aan het aanbod om te overleggen geen gehoor gegeven en hebben niet van de gelegenheid gebruik gemaakt om hun verzoek nader te preciseren. Ook hebben eisers afgezien van het recht om in bezwaar gehoord te worden. Gezien het voorgaande is het Woo-verzoek te omvangrijk en heeft dit dus betrekking op een onbeperkt aantal aangelegenheden. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder voldoende behulpzaam is geweest bij het preciseren van het Woo-verzoek en daarmee voldoende uitvoering heeft gegeven aan zijn begeleidingsplicht, zoals neergelegd in artikel 4.1, vijfde lid, van de Woo. Omdat eisers geen gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid om het Woo-verzoek te preciseren c.q. te verduidelijken, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid het verzoek van eisers buiten behandeling kunnen stellen.
3.7.
Eisers betoog dat het Woo-verzoek voor wat betreft de verzochte vergaderstukken voldoende specifiek is, acht de rechtbank onjuist en is door eisers niet onderbouwd. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat in deze procedure niet de rechtmatigheid van het (in rechte vaststaande) besluit van gedeputeerde staten op eisers verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur aan de orde kan worden gesteld. Wat eisers voor het overige met betrekking tot het Woo-verzoek hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en doet aan het voorgaande niets af. De beroepsgronden van eisers slagen niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep van eiser is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024
griffier
de rechter is buiten staat
deze uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 10 juli 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid(Woo)
Artikel 4.1. Verzoek
[…]
4. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
5. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek de verzoeker om het verzoek te preciseren en is het de verzoeker daarbij behulpzaam.
6. Het bestuursorgaan kan besluiten een verzoek niet te behandelen, indien de verzoeker niet meewerkt aan een verzoek tot precisering als bedoeld in het vijfde lid. In afwijking van artikel 4.5, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het besluit om het verzoek niet te behandelen aan de verzoeker bekendgemaakt binnen twee weken nadat het verzoek is gepreciseerd of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
[…]