ECLI:NL:RBLIM:2024:4348

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
12 juli 2024
Zaaknummer
10953104 \ CV EXPL 24-1038
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonpunt en een gedaagde partij over de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van een woonruimte. De eisende partij, Woonpunt, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand die was ontstaan sinds oktober 2023. De huurachterstand bedroeg op het moment van de mondelinge behandeling op 17 mei 2024 € 3.517,13. Woonpunt had de gedaagde partij herhaaldelijk aangemaand tot betaling, maar de gedaagde had niet voldaan aan haar betalingsverplichtingen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in ernstige mate tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. De persoonlijke omstandigheden van de gedaagde, waaronder het hebben van drie kinderen en het verlies van haar werk, werden niet als voldoende gegrond beschouwd om de ontbinding van de huurovereenkomst te weerhouden. De kantonrechter heeft de vordering van Woonpunt toegewezen, met de bepaling dat de ontruimingstermijn twee weken na betekening van het vonnis bedraagt. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, maar Woonpunt zal niet overgaan tot executie indien er een betalingsregeling wordt getroffen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10953104 \ CV EXPL 24-1038
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van
STICHTING WOONPUNT,
te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: K. Wauwermans (bij volmacht).
Partijen worden hierna Woonpunt en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 8 februari 2024 met producties 1 tot en met 5;
- de schriftelijke weergave van het antwoord van [gedaagde] met als bijlagen kopieën van betalingsbewijzen;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte van Woonpunt met bijgevoegde productie waaruit de huurachterstand per 1 mei 2024 blijkt;
- de mondelinge behandeling van 17 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst op grond waarvan [gedaagde] van Woonpunt huurt de woonruimte met aanhorigheden staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde), tegen een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van thans € 705,67 per maand.
2.2.
Sinds oktober 2023 is er een huurachterstand ontstaan die tot en met 8 februari 2024 € 2.106,12 bedroeg, en op het moment van de mondelinge behandeling € 3.517,13.
2.3.
Op 23 november 2023 heeft Woonpunt [gedaagde] aangemaand tot betaling van de vordering van toentertijd € 0,67 binnen een termijn van veertien dagen nadat die brief bij [gedaagde] is bezorgd, bij gebreke waarvan zij € 126,01 aan incassokosten zou moeten betalen.
2.4.
Op 19 januari 2024 heeft de gemachtigde van Woonpunt [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de hoofdsom van toentertijd € 1.400,25 en incassokosten ad € 126,01 vóór 24 januari 2024, bij gebreke waarvan zij gedagvaard zou worden voor de rechtbank en Woonpunt rente zou gaan eisen over het openstaande bedrag.
2.5.
Op 3 april 2024 heeft [gedaagde] € 706,00 betaald aan Woonpunt.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst zal ontbinden en [gedaagde] zal veroordelen:
  • tot het verlaten, ontruimen en ontruimd houden van het gehuurde en het gehuurde met al het hare en de haren onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonpunt te stellen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis;
  • tot betaling van € 2.232,13, bestaande uit € 2.106,12 aan hoofdsom en € 126,01 aan incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 februari 2024;
  • tot betaling van € 705,67 per maand aan huur c.q. gebruikersvergoeding voor elke verstreken of ingegane maand vanaf 1 maart 2024 tot de ontruiming;
  • in de proceskosten.
3.2.
Woonpunt legt aan haar vorderingen de stelling ten grondslag dat [gedaagde] zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan wanbetaling van de huurpenningen en inclusief februari 2024 een huurschuld heeft doen ontstaan van € 2.106,12.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Als de verhuurder ontbinding van een huurovereenkomst van woonruimte wil, kan dat in beginsel alleen door de rechter geschieden (artikel 7:231 lid 1 BW). Bij de beoordeling of ontbinding naar de aard en betekenis van de tekortkoming gerechtvaardigd is, dient rekening gehouden te worden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder worden ook omstandigheden gerekend die na de gestelde tekortkoming hebben plaatsgevonden.
4.2.
Nu tijdens de mondelinge behandeling namens [gedaagde] te kennen is gegeven dat zij graag de betalingsachterstand wil voldoen, begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] het bestaan en de hoogte van de huurachterstand zoals door Woonpunt is berekend op 1 mei 2024 erkent. Daaruit blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen tegenover Woonpunt. Hieruit volgt dat er ten tijde van de dagvaarding een huurachterstand bestond van net geen drie maanden die, ondanks de betaling op 3 april 2024, in de periode tot aan de mondelinge behandeling verder is opgelopen. De kantonrechter acht de tekortkoming ernstig genoeg om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. De namens [gedaagde] aangevoerde persoonlijke omstandigheden dat zij drie kinderen heeft, haar werk heeft verloren en dat het gehuurde pas helemaal is opgeknapt maken, nu die stellingen ook op geen enkele manier nader zijn toegelicht, niet dat sprake is van een tekortkoming van geringe betekenis of van bijzondere aard. Die omstandigheden komen voor haar rekening en risico en doen niet af aan de belangen die Woonpunt heeft bij een huurder die aan zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op twee weken na betekening van dit vonnis nu [gedaagde] in het gehuurde verblijft. Woonpunt heeft tijdens de mondelinge behandeling te kennen gegeven graag een vonnis te willen zodat er een stok achter de deur is en dat zij bekijkt wat met het vonnis te doen als [gedaagde] wil betalen. De kantonrechter begrijpt dat Woonpunt dan ook niet zal overgaan tot executie van dit vonnis indien met [gedaagde] een betalingsregeling wordt getroffen ter zake de huurachterstand die door [gedaagde] wordt nagekomen.
4.3.
Omdat [gedaagde] het bestaan en de hoogte van de huurachterstand niet betwist, zal de gevorderde huurachterstand ook worden toegewezen. Op het gevorderde bedrag ad € 2.106,12 zal € 706,00 in mindering worden gebracht omdat uit het overzicht van de huurachterstand per 1 mei 2024 blijkt dat dit bedrag ziet op de huur over de maand januari 2024 en deze maand onderdeel is van het gevorderde. Ook zal [gedaagde] de huurbetalingsverplichtingen moeten nakomen tot en met de maand waarin zij het gehuurde verlaat, reden waarom ook de vordering tot betaling van (een vergoeding gelijk aan) de huurprijs vanaf 1 maart 2024 tot het tijdstip van ontruiming zal worden toegewezen.
4.4.
Woonpunt vordert € 126,01 aan buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing nu het verzuim op of na 1 juli 2012 is ingetreden. Op 23 november 2023 heeft Woonpunt aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die qua betalingstermijn voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, maar waarin de buitengerechtelijke incassokosten niet juist zijn berekend nu deze zijn berekend over het openstaande bedrag van € 694,29 in plaats van het te betalen bedrag van € 0,67. Daarom zal een bedrag van € 48,40 inclusief btw worden toegewezen.
4.5.
Over de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten vordert Woonpunt blijkens randnummer 12 van de dagvaarding, de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Nu [gedaagde] tegen de verschuldigdheid daarvan geen verweer heeft gevoerd en zij in verzuim verkeert, zal de wettelijke rente worden toegewezen – zoals gevorderd door Woonpunt – met ingang van de dag van de dagvaarding (8 februari 2024).
4.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonpunt worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.018,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woonruimte met aanhorigheden staande en gelegen te [woonplaats] aan de [adres] met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Woonpunt zijn, te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, en de sleutels af te geven aan Woonpunt,
5.3.
verstaat dat Woonpunt het vonnis ten aanzien van de ontruiming niet zal executeren indien met [gedaagde] een betalingsregeling wordt getroffen ter zake de huurachterstand die door [gedaagde] wordt nagekomen,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Woonpunt € 1.400,12 te betalen aan huurachterstand tot en met de maand februari 2024, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 8 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Woonpunt te betalen € 705,67 per maand aan lopende huur dan wel gebruikersvergoeding voor iedere ingegane maand vanaf 1 maart 2024 tot het tijdstip van de ontruiming,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Woonpunt te betalen € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 8 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.018,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.
CL