Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Artikel 9 van de PW luidt, voor zover van belang:
1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;
c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
2Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c. Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt, voorzover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
Artikel 3 de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Gemeente Roermond 2022 (Verordening) luidt:
Voordat een maatregel wordt opgelegd krijgt de belanghebbende de mogelijkheid om hierop te reageren en zijn mening te geven.
Artikel 4 van de Verordening bepaalt:
1. Het college ziet af van een verlaging als:
a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of
b. het college vaststelt dat de gedraging meer dan 1 jaar geleden is gebeurd.
2. Het college ziet af van een verlaging bij dringende redenen of individuele
bijzondere omstandigheden.
3. Als het college af ziet van een verlaging, krijgt de belanghebbende hiervan een besluit.
4. Het afzien van een verlaging volgens lid 2 telt mee voor het vaststellen van recidive.
Artikel 7 van de Verordening bepaalt:
Gedragingen waardoor een belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid niet krijgt, behoudt, of accepteert of een verplichting volgens de artikelen 9, 9a en 55 niet of onvoldoende nakomt, zijn verdeeld in de volgende categorieën:
a. eerste categorie: het zich niet op tijd inschrijven als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
1. het niet of onvoldoende meewerken aan het maken, uitvoeren en bespreken van
een plan van aanpak volgens artikel 44a;
2.Wanneer het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, tijdens de vier
weken na een melding zoals staat in artikel 43 lid 4 en 5: het niet of onvoldoende
nakomen van verplichtingen volgens de artikelen 9, lid 1, of 55, wanneer deze
verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18 lid 4;
3. het niet of onvoldoende naar zijn mogelijkheden zijn best doen om een door het
college opgedragen tegenprestatie zoals staat in artikel 9, eerste lid, onderdeel c,
uit te voeren.
c. derde categorie: het niet of onvoldoende naar de persoonlijke mogelijkheden
inspanningen doen om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, wanneer deze
verplichting niet staat genoemd in artikel 18 lid 4.
Artikel 9 van de Verordening bepaalt:
De verlaging, bij gedragingen volgens de artikelen 7 en 8, wordt vastgesteld op:
a.10% van de bijstandsnorm voor de duur van één maand bij gedragingen van de eerste
categorie;
b. 50% van de bijstandsnorm voor de duur van één maand bij gedragingen van de tweede
c. 100% van de bijstandsnorm voor de duur van één maand bij gedragingen van de derde