ECLI:NL:RBLIM:2024:479

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
10462218 \ CV EXPL 23-1637
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en wettelijke verhoging in arbeidszaak

In deze zaak vordert eiser, een kok die in dienst was bij Pascalino B.V., betaling van achterstallig loon en een wettelijke verhoging. Eiser is op 1 november 2022 in dienst getreden en heeft een bruto salaris van € 1.926,57 per maand. De arbeidsovereenkomst eindigde op 31 mei 2023. Eiser stelt dat Pascalino B.V. in gebreke is gebleven met de betaling van een deel van het loon over december 2022, en vordert een totaalbedrag van € 841,60 aan achterstallig loon, plus een wettelijke verhoging van € 1.350,74. Pascalino B.V. heeft verweer gevoerd, stellende dat eiser op vakantie was en dat er geen grondslag was voor de gevorderde bedragen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser zijn vordering voldoende heeft onderbouwd en dat Pascalino B.V. geen conclusie van dupliek heeft ingediend om haar verweer te onderbouwen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, met inachtneming van het reeds betaalde bedrag van € 602,08. Daarnaast is Pascalino B.V. veroordeeld tot het tijdig betalen van het maandloon en het verstrekken van salarisspecificaties, onder dwangsom.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10462218 \ CV EXPL 23-1637
Vonnis van de kantonrechter van 31 januari 2024
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PASCALINO B.V.,m.h.o.d.n.
‘DE DWAZE HERDER’,
gevestigd Slakweg 5,
6228 NB Maastricht,
gedaagde partij,
verschenen bij P.J.J. Baltussen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Pascalino genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Hoewel daartoe bij brief van de griffier van 6 juli 2023 in de gelegenheid gesteld, heeft Pascalino geen conclusie van dupliek genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert – samengevat - :
1. Pascalino te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
- het restant van het brutoloon over de maand december 2022 groot € 841,60,
- € 1.350,74 bruto aan wettelijke verhoging exclusief de daarover te betalen wettelijke rente,
2. Pascalino te veroordelen tot tijdige en maandelijkse betaling van het aan [eiser] toekomende bruto maandloon totdat het dienstverband van [eiser] rechtsgeldig is geëindigd en, bij niet tijdige uitbetaling hiervan, vermeerderd met de wettelijke rente alsmede met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW dan wel op straffe van een dwangsom,
3. Pascalino te veroordelen tot afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie binnen twee weken na afloop van iedere maand totdat het dienstverband van [eiser] rechtsgeldig zal zijn geëindigd op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat Pascalino daaraan niet voldoet, met een maximum van € 5.000,00,
4. Pascalino veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert [eiser] (samengevat) het volgende aan.
Op 1 november 2022 is [eiser] voor bepaalde tijd als kok in dienst getreden bij Pascalino. Het bruto salaris bedraagt € 1.926,57 per maand exclusief vakantiebijslag. De contracturen zijn 26 uur per week. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op 31 mei 2023. Pascalino blijft in gebreke met betaling van een deel van het loon over de maand december 2022 van € 841,60 bruto.
Aangezien Pascalino ook de overige salarisbetalingen niet tijdig heeft gedaan, eerst na aanmaning door de gemachtigde van [eiser] , maakt [eiser] op grond van artikel 7:625 BW aanspraak op een wettelijke verhoging van € 1.350,74 bruto.
2.3.
Pascalino voert het volgende verweer.
[eiser] is de laatste week van november en de eerste week van december 2022 op vakantie gegaan. Op basis van zijn contracturen en de korte duur van de arbeid had hij onvoldoende uren opgebouwd en zijn de niet-gewerkte uren gekort op zijn salaris van december 2022.
Vanaf 11 december 2022 heeft [eiser] zich ziek gemeld. De overige salarisbetalingen hebben steeds plaatsgevonden conform de arbeidsovereenkomst op de laatste dag van de maand. Bij het einde van het contract op 31 mei 2023 zullen de resterende vakantie-uren en het vakantiegeld worden uitbetaald.
Zij heeft het gevorderde bedrag, zijnde € 605,00 netto, reeds betaald en vindt het dan ook van de gekke dat zij veroordeeld zou worden tot een verhoging van het driedubbele.
2.4.
[eiser] heeft bij repliek zijn vordering nader uitgewerkt en het verweer van Pascalino als volgt besproken.
Bij de start van de arbeidsperiode heeft [eiser] aangegeven dat hij in december 2022 op vakantie zou gaan. Aangezien Pascalino geen voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de betaling van het loon, is er geen grondslag tot korting van de arbeidsuren.
Op 20 april 2023 heeft [eiser] een bedrag van € 602,08 met de vermelding ‘rest salaris december’ van Pascalino ontvangen. In de visie van [eiser] erkent Pascalino hiermee de vordering al is dit nog € 2,95 te weinig. Doordat het bedrag eerst na dagvaarding is betaald, staat nu vast dat er terecht aanspraak wordt gemaakt op de wettelijke verhoging, aldus [eiser] .

3.De beoordeling

3.1.
Pascalino heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen conclusie van dupliek genomen en daarmee haar verweer niet nader onderbouwd. Dit had echter wel op haar weg gelegen, gelet op de repliek van [eiser] .
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] terecht Pascalino in rechte heeft betrokken. [eiser] heeft zijn vordering betreffende het achterstallig loon voldoende onderbouwd zodat dit voor toewijzing in aanmerking komt. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met het reeds betaalde bedrag van € 602,08 netto. Ook de gevorderde wettelijke verhoging, waartegen Pascalino niet langer verweer heeft gevoerd, zal worden toegewezen. Verder zal de wettelijke rente en de afgifte van de salarisspecificaties worden toegewezen als in het dictum bepaald.
3.3.
Pascalino zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 131,85
  • griffierecht € 86,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 615,85

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt Pascalino om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het restant van het brutoloon over de maand december 2022 ten bedrag van
€ 841,60, onder aftrek van het reeds betaalde bedrag van € 602,08 netto,
4.2.
veroordeelt Pascalino om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.350,74 bruto aan wettelijke verhoging exclusief de daarover te betalen wettelijke rente,
4.3.
veroordeelt Pascalino tot tijdige en maandelijkse betaling van het aan [eiser] toekomende bruto maandloon totdat het dienstverband van [eiser] rechtsgeldig is geëindigd en, bij niet tijdige uitbetaling hiervan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van elke salaristermijn tot aan de dag van volledige betaling, alsmede met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW,
4.4.
veroordeelt Pascalino tot afgifte van een deugdelijke salarisspecificatie binnen twee weken na afloop van iedere maand totdat het dienstverband van [eiser] rechtsgeldig zal zijn geëindigd, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat Pascalino daaraan niet voldoet, met een maximum van € 5.000,00,
4.5.
veroordeelt Pascalino in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 615,85, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken.
type: JEC