ECLI:NL:RBLIM:2024:4917

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10949009 \ CV EXPL 24-981
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde declaraties voor juridische diensten

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter in Maastricht, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. K.J.P. Roufs, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. Eiseres heeft diverse juridische diensten verleend aan gedaagde, maar de declaraties zijn onbetaald gebleven. Eiseres vordert betaling van € 2.859,44, bestaande uit onbetaalde declaraties en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter oordeelt dat gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn verweer. De kantonrechter stelt vast dat gedaagde als consument wordt beschouwd en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht van toepassing zijn. Echter, er zijn geen schendingen van deze bepalingen aangetoond. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde zijn betalingsverplichting niet kan ontlopen, ook niet vanwege zijn financiële situatie. De vordering van eiseres wordt toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim. Gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 24 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10949009 \ CV EXPL 24-981
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. K.J.P. Roufs,
tegen
[gedaagde],
te gemeente [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] diverse juridische diensten verleend. De kosten van de in verband hiermee verrichte werkzaamheden zijn middels diverse declaraties bij [gedaagde] in rekening gebracht, welke declaraties onbetaald zijn gebleven. [eiseres] heeft - na [gedaagde] hierop meermaals te hebben gewezen - haar werkzaamheden gestaakt, omdat [gedaagde] niet tot betaling van de declaraties is overgaan.
2.2.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter - bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 2.859,44, bestaande uit € 2.486,47 aan onbetaald gelaten declaraties en € 372,97 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.486,47 vanaf veertien dagen na de datum van verzending van de respectievelijke facturen, respectievelijk 18 juli 2023,
17 augustus 2023, 20 oktober 2023 en 16 november 2023 althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, alsmede veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.3.
[gedaagde] voert verweer.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn.
Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
3.2.
Gesteld noch anderszins is gebleken dat in deze zaak beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
3.3.
Het bij conclusie van antwoord door [gedaagde] gevoerde verweer dat hij geen specificaties bij de declaraties heeft ontvangen en deze nu pas voor het eerst ziet, zal als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. [eiseres] heeft bij conclusie van repliek gesteld dat de declaraties met bijbehorende specificaties aan [gedaagde] zijn gemaild en heeft de betreffende e-mailberichten inclusief bijlagen zowel op papier als digitaal (via usb-stick) in het geding gebracht. [gedaagde] is in zijn conclusie van dupliek hier niet meer nader op ingegaan, zodat bij de verdere beoordeling ervan uitgegaan wordt dat [gedaagde] de declaraties met bijbehorende specificaties heeft ontvangen.
3.4.
De rechtsverhouding tussen een advocaat en zijn opdrachtgever is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht in de zin van art. 7:400 e.v. BW. Die rechtsverhouding wordt beheerst door de Advocatenwet, met name art. 46 Advocatenwet, en de gedragsregels voor advocaten. Op de advocaat die een opdracht aanneemt rust een inspanningsverplichting; hij dient de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen en daarbij de zorgvuldigheid te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht ten opzichte van degene wier belangen hij behartigt. De advocaat heeft bij de uitvoering een zekere mate van vrijheid om, in overleg met zijn cliënt, te bezien welke strategie in een bepaalde procedure wordt gekozen, welke stellingen naar voren zullen worden gebracht, welke stukken worden overgelegd, welke (proces)handeling zullen worden verricht etc. Er kan pas gesproken worden van een toerekenbare tekortkoming indien een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in de gegeven omstandigheden anders gehandeld zou hebben dan wel een advies niet zou hebben gegeven.
3.5.
Voor zover sprake is van wanprestatie ontslaat die enkele wanprestatie [gedaagde] niet van zijn betalingsverplichting. Vereist is dat er aan het beroep op wanprestatie uitdrukkelijk een rechtsgevolg wordt verbonden, waarbij onder andere kan worden gedacht aan ontbinding van de overeenkomst en/of (vervangende) schadevergoeding. De kantonrechter kan die keuze niet - ambtshalve - voor een partij maken. Omdat [gedaagde] heeft nagelaten een rechtsgevolg aan zijn beroep op wanprestatie te verbinden, is zijn betalingsverplichting in stand gebleven en komt de kantonrechter niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of de klachten van [gedaagde] terecht zijn.
3.6.
Met betrekking tot het verweer van [gedaagde] dat het in zijn vak niet gebruikelijk is om een rekening te sturen als er geen resultaat is geleverd, merkt de kantonrechter op dat partijen geen opdracht op basis van ‘no cure no pay’ zijn overeengekomen.
3.7.
Dat [gedaagde] thans een bijstandsuitkering ontvangt en de gevorderde declaraties nu niet kan betalen, doet niets af aan het feit dat [eiseres] wel recht op betaling heeft en dat [eiseres] aan de kantonrechter mag vragen om die betalingsverplichting van [gedaagde] bij vonnis uit te spreken.
3.8.
Voor wat betreft het niet treffen van een betalingsregeling merkt de kantonrechter op dat op [eiseres] niet de wettelijke plicht rustte om met [gedaagde] een regeling te treffen.
3.9.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ligt de vordering ter zake de onbetaald gelaten declaraties voor toewijzing gereed.
3.10.
De gevorderde wettelijke rente is door het enkele betalingsverzuim verschuldigd. De als productie 2 bij dagvaarding in het geding gebrachte declaraties mogen dan een zogeheten ‘vervaldatum’ bevatten, maar gesteld noch gebleken is dat die datum tevens een fatale termijn is in de zin van art. 6:83 aanhef en sub a BW. Uit de stukken blijkt dat pas op 3 november 2023 een aanmaning met ingebrekestellend effect verzonden is. Vanaf
3 november 2023 is in concreto pas sprake van verzuim als bedoeld in art. 6:81 BW, zodat de gevorderde wettelijke rente slechts toewijsbaar is vanaf deze datum.
3.11.
[eiseres] maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een aanmaning conform de eisen van art. 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
3.12.
[gedaagde] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 476,00 (2 punten x € 238,00)
- nakosten
€ 119,00
Totaal € 1.204,54
3.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals hierna vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.486,47, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 november 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 1.204,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
CJ