In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 20 juli 2024 een beschikking gegeven over vervangende toestemming voor een medische behandeling, specifiek een keizersnede, voor een ongeboren kind. De zaak werd aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (GI) die betrokken is bij de moeder, die op dat moment ongeveer 37 weken zwanger was. De moeder had geweigerd toestemming te geven voor een keizersnede, zelfs in het geval dat dit medisch noodzakelijk zou zijn om een acute en ernstige bedreiging voor de gezondheid van het ongeboren kind weg te nemen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisende situatie, gezien de psychische toestand van de moeder en de medische complicaties van de zwangerschap, waaronder weinig vruchtwater en een laag geboortegewicht van de baby. De moeder vertoonde verward gedrag en had een sterke weerstand tegen medische ingrepen, wat de GI ertoe bracht om vervangende toestemming te vragen. De kinderrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, de toestemming van de moeder vervangen moest worden door die van de kinderrechter, om zo de gezondheid van het ongeboren kind te waarborgen.
De beschikking werd mondeling gegeven en op schrift gesteld op 22 juli 2024. De kinderrechter verleende vervangende toestemming voor de medische behandeling, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De GI en de moeder zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling in de rechtbank Limburg, locatie Roermond.