ECLI:NL:RBLIM:2024:5107

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
C/03/333147 / JE RK 24-1246 & C/03/333142 / JE RK 24-1243
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg na spoedmachtiging uithuisplaatsing pasgeborene

In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 juli 2024 een beschikking gegeven over de uithuisplaatsing van een pasgeborene, aangeduid als [minderjarige]. De moeder, die het ouderlijk gezag heeft, is belast met de zorg voor [minderjarige], die op dat moment nog in het ziekenhuis verbleef. De Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg hebben beide een verzoek ingediend voor de uithuisplaatsing, omdat er zorgen waren over de onvoorspelbaarheid van de moeder en de veiligheid van het kind. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de moeder soms verward en wantrouwend is, wat haar in de weg staat om de belangen van [minderjarige] voorop te stellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige], en heeft de uithuisplaatsing goedgekeurd tot 10 oktober 2024. De kinderrechter benadrukte dat er verder onderzoek moet worden gedaan naar de situatie van de moeder en de band met [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Roermond
Zaaknummer: C/03/333147 / JE RK 24-1246 & C/03/333142 / JE RK 24-1243
Datum uitspraak: 26 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een vervolg spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
Daarbij zijn betrokken:
de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Limburg, locatie Roermond,
hierna te noemen de raad,
verzoeker in zaaknummer C/03/333147 / JE RK 24-1246,
de gecertificeerde instelling
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Roermond,
verzoeker in zaaknummer C/03/333142 / JE RK 24-1243,
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. R. Remport Urban.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de beschikking van 20 juli 2024 (C/03/333142 / JE RK 24-1243)
  • de beschikking van 21 juli 2024 (C/03/333147 / JE RK 24-1246).
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- mr. R. Remport Urban, namens de moeder;
- een vertegenwoordigster van de raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] verblijft op het moment van de mondelinge behandeling nog in het ziekenhuis.
2.2.
Bij beschikking van 20 juli 2024 is vervangende toestemming verleend voor de medische behandeling van de moeder voor het geval een keizersnede medisch voor het gezond en veilig geboren worden van de baby noodzakelijk is.
2.3.
Bij beschikking van 21 juli 2024 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij een aanbieder van zorg (ziekenhuis) dan wel in een voorziening van pleegzorg (pleeggezin) tot 4 augustus 2024 verleend. De beslissing is voor het overige aangehouden.

3.De standpunten

3.1.
De raad geeft ter zitting aan dat het gedrag van de moeder onvoorspelbaar is waardoor de veiligheid van [minderjarige] in het gedrang komt. Afgelopen maandag 22 juli 2024 heeft de raad de moeder geïnformeerd over de uithuisplaatsing van [minderjarige] . De moeder was op dat moment ongewoon rustig. Kort daarvoor is de situatie nog geëscaleerd. Het gedrag kan bij de moeder opeens omslaan. Het is niet voorspellen hoe het gaat lopen. De moeder had de praktische zaken voor [minderjarige] thuis in orde. Afgelopen periode is gebleken dat de moeder niet in een Moeder-Kind Huis geplaatst kan worden, omdat de hulpaanbieder heeft aangegeven de moeder niet te kunnen opvangen in verband met de onvoorspelbaarheid van de moeder. Er is contact geweest met de biologische vader van [minderjarige] . Hij heeft aangegeven niet voor [minderjarige] te kunnen zorgen. De vader is van mening dat de familie van de moeder betrokken moet worden in het geheel. Er is op dit moment geen andere mogelijkheid om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De raad handhaaft het verzoek.
3.2.
De GI geeft aan dat zij eveneens contact heeft gehad met de vader. De GI zal op korte termijn een gesprek met hem inplannen. De GI heeft afgelopen dinsdag een gesprek gehad met de moeder. De moeder is soms warrig en vanuit wantrouwen gaat zij er complottheorieën bij betrekken. Op dat moment is de moeder ook niet meer te volgen. De gezinsvoogd heeft dit ook besproken met de moeder. Zij is vervolgens wel uit deze toestand te halen. Er is gesproken over een begeleide omgangsregeling tussen [minderjarige] en de moeder. De situatie van de moeder is moeilijk in te schatten. De moeder is voornamelijk bezig op procesniveau bewijzen te verzamelen. Via Teams is nog contact geweest met de moeder, die op dat moment bij oma was. De GI heeft kort gesproken met oma. Er is wel een netwerk maar op dit moment is niet in te schatten in hoeverre bijvoorbeeld oma iets kan betekenen. De GI geeft aan dat het wantrouwen van de moeder haar voornamelijk in de weg zit.
3.3.
Namens de moeder wordt verzocht het verzoek af te wijzen. De raad projecteert zijn stellingen zonder nadere onderbouwing. Er worden geen bewijsstukken overgelegd. Het gaat met name over vermoedens over de belastbaarheid van de moeder. Er is weinig aandacht voor de borstvoeding die aan baby gegeven kan worden. Er is ook geen plan van aanpak over hoe [minderjarige] geholpen kan worden. De band met de moeder moet behouden worden. De huidige situatie is hartverscheurend. De moeder vindt dat andere voorliggende voorzieningen onvoldoende zijn bekeken. Er is niet goed terug te lezen waarom een Moeder-Kind Huis niet passend is. Ook is niet bekeken wat er thuis kan worden ingezet. Nu zijn het pleegouders die met de baby een band opbouwen in het ziekenhuis in plaats van de moeder. Ook de advocaat van de moeder heeft aan de advocaat van de vader gevraagd of vader nog mogelijkheden heeft, maar die zijn er niet. Er moet aan de emotionele belangen van [minderjarige] en de moeder gedacht worden. Een uithuisplaatsing vindt de moeder te rigoureus.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] nog noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Een pasgeboren baby als [minderjarige] is volledig afhankelijk van zijn verzorger. Op de emotionele beschikbaarheid van die verzorger moet voldoende vertrouwd kunnen worden. Er zijn op dit moment veel zorgen over belastbaarheid van de moeder. De moeder kan erg wisselend reageren. De moeder lijkt soms, mogelijk door een groot wantrouwen in organisaties en instellingen, door te schieten in haar handelen hetgeen haar uiteindelijk in de weg zit.
4.2.
Op zich lukt het de moeder om planbare zorg voor [minderjarige] goed te regelen. Zo heeft zij alles in huis om [minderjarige] fysiek goed te kunnen verzorgen. Maar als de spanning toeneemt laat de moeder opmerkelijk gedrag zien. Zo is zij tijdens haar zwangerschap met een stanleymes op een groep jongeren afgaan. Tijdens haar ziekenhuisopname voor de geboorte van [minderjarige] heeft de moeder de deur gebarricadeerd en heeft zij volgens de GI thee over medisch personeel willen gooien. Dat laatste wordt door de moeder overigens betwist. De moeder wilde in ieder geval niet praten over een mogelijke keizersnede. Het medisch personeel kon op dat moment niet uitsluiten dat dit nodig zou zijn, om de veiligheid van [minderjarige] te garanderen. De moeder wilde hierover niet in gesprek, omdat zij deze optie helemaal uitsloot. Dat is zorgelijk, omdat de moeder op dat moment niet aan het (medische) belang van [minderjarige] lijkt te kunnen denken omdat haar eigen emoties de overhand hebben.
Zowel de raad als de GI zien een moeder die soms verward lijkt en dan bijzonder argwanend en buitensporig gedrag laat zien. Op die momenten is de moeder niet goed in staat de belangen van [minderjarige] voorop te stellen, terwijl hij volledig van zijn verzorger afhankelijk is. Thuis kan niemand 24 uur per dag in de gaten houden of het goed gaat met de moeder, terwijl zonder dit toezicht [minderjarige] op dit moment niet veilig thuis kan verblijven. Een uithuisplaatsing is daarom op dit moment de enige mogelijkheid om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter zal het verzoek voor de resterende termijn dan ook toewijzen. De kinderrechter merkt daarbij op dat de komende periode uitvoerig onderzoek gedaan dient te worden en de band tussen de moeder en [minderjarige] centraal dient te staan.
4.3.
Ten aanzien van de verleende spoedmachtiging medische behandeling is gebleken dat hiervan geen gebruik hoefde te worden gemaakt. Deze is ter zitting met instemming van de belanghebbenden verder niet meer besproken, omdat het belang daartoe is komen te ontvallen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een aanbieder van zorg (ziekenhuis) dan wel in een voorziening voor pleegzorg voor de resterende termijn tot 10 oktober 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M.I.A. Bregonje, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2024 en op 1 augustus 2024 op schrift gesteld, in aanwezigheid van W. Raaijmakers als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.