ECLI:NL:RBLIM:2024:514

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
10853255 CV EXPL 23-5667
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens overlast en huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 5 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonpunt en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De vordering van Woonpunt betreft ontruiming van de huurwoning vanwege aanhoudende overlast en huurachterstand. De huurovereenkomst tussen Woonpunt en [gedaagde] is op 29 september 2009 gesloten en de huurprijs bedraagt € 556,06 per maand. Woonpunt heeft [gedaagde] herhaaldelijk gewaarschuwd voor het niet opruimen van afval in de tuin en voor het niet nakomen van huurbetalingen. Ondanks waarschuwingen en een gedragsaanwijzing heeft [gedaagde] geen verbetering laten zien. De huurachterstand bedraagt op het moment van de uitspraak € 2.959,58, en Woonpunt heeft de vordering tot ontruiming ingediend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen en dat de ontruiming gerechtvaardigd is. De rechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de situatie van [gedaagde] problematisch is door de aanwezigheid van een agressieve inwonende, maar dat dit niet afdoet aan haar verplichtingen als huurder.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10853255 \ CV EXPL 23-5667
Vonnis in kort geding van 5 februari 2024
in de zaak van
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Woonpunt,
gemachtigde: mr. P.F.M. Broos,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.J.C. Bolton.
Partijen zullen hierna Woonpunt en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de producties van Woonpunt
- de producties van [gedaagde]
-de mondelinge behandeling van 22 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De uitspraak is gesteld op heden.

2.De feiten

2.1.
Tussen Woonpunt en [gedaagde] is op 29 september 2009 een huurovereenkomst gesloten voor de woning (verder: het gehuurde) staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] , inclusief onroerende aanhorigheden, het medegebruik van de om het complex eventueel gelegen groenstroken en tuinen die als onroerende aanhorigheid zijn te beschouwen en het medegebruik van de eventueel gemeenschappelijke ruimten. De huurovereenkomst is op 2 oktober 2009 voor onbepaalde tijd ingegaan. De huurprijs inclusief servicekosten bedraagt thans € 556,06 en dient bij vooruitbetaling voor de eerste van iedere maand te worden betaald. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Voorwaarden Huurovereenkomst Zelfstandige Woonruimte d.d. 1 januari 2005 van toepassing.
2.2.
In de zomer van 2022 heeft Woonpunt [gedaagde] meerdere keren gewaarschuwd om het afval en andere zaken die [gedaagde] in de voor- en achtertuin van het gehuurde heeft opgeslagen, uit de tuin te verwijderen. Na een brief van de gemachtigde van Woonpunt van 9 augustus 2022 heeft [gedaagde] de achtertuin opgeruimd.
2.3.
Op 10 oktober 2022 heeft Woonpunt geconstateerd dat er afval en andere zaken in de voortuin van het gehuurde lagen. [gedaagde] heeft die dag telefonisch contact met Woonpunt opgenomen en tijdens dat contact nam [naam] , die bij de gemeente op het adres van het gehuurde staat ingeschreven, het gesprek over en bedreigde de medewerker bij Woonpunt op een dusdanige manier dat deze aangifte van bedreiging bij de politie heeft gedaan. Woonpunt heeft daarop [gedaagde] uitgenodigd voor een gesprek op 16 november 2022 en haar een gedragsaanwijzing overhandigd die [gedaagde] niet heeft ondertekend.
2.4.
In de zomer van 2023 is de tuin van het gehuurde weer vervuild geraakt. Ondanks de ingebrekestelling van 30 augustus 2023 door Woonpunt heeft [gedaagde] de tuin tot en met, in elk geval, de dag van de dagvaarding niet opgeruimd.
2.5.
Verder weigert [gedaagde] om een afspraak te maken met de cv-monteur voor het onderhoud van de cv-ketel en reageert zij niet op Whatsapp berichten van Woonpunt ter zake. Ook heeft [gedaagde] een huurachterstand laten ontstaan die zij, ondanks sommaties in mei en september 2023, niet heeft betaald en is zij de met Woonpunt overeengekomen betalingsregeling niet nagekomen waardoor deze is komen te vervallen.
2.6.
In de sommaties heeft Woonpunt vermeld dat zij op grond van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening de gegevens van [gedaagde] zal doorgeven aan de gemeente, hetgeen zij heeft gedaan, en heeft zij [gedaagde] gewezen op de mogelijkheid om zich te wenden tot de schuldhulp van de gemeente. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan.

3.De vordering

3.1.
Woonpunt vordert – verkort weergegeven – primair ontruiming van het gehuurde, betaling van de huurachterstand tot en met januari 2024 van € 2.959,58, van de buitengerechtelijke incassokosten van € 389,76, van de gebruikersvergoeding van € 556,06 per maand vanaf 1 februari 2024 tot aan de dag van de ontruiming. Subsidiair vordert Woonpunt een in goede justitie te bepalen beslissing en primair als subsidiair betaling van de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
Woonpunt legt aan de vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder gedraagt en daarmee toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover van belang - nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De door [gedaagde] onweersproken gelaten spoedeisendheid van de vordering van Woonpunt vloeit bovendien voort uit de aard van de vordering.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet
- volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.3.
De vraag of Woonpunt voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, die voor zover deze ziet op de gevorderde huurachterstand, gebruiksvergoeding en buitengerechtelijke incassokosten en daarmee strekt tot betaling geldsommen, dient te worden beantwoord aan de hand van de afweging van de belangen van partijen beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Voorts geldt dat voor een toewijzing van een geldsom in kort geding slechts plaats is als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij de afweging van de belangen van partijen aan toewijzing niet in de weg staat. Voor toewijzing van de gevorderde ontruiming dient de hoogte van de huurachterstand ernstig genoeg te zijn. Aangezien een ontruiming een ingrijpende - en in de praktijk vaak een definitieve - maatregel is, worden bij deze beoordeling alle betrokken belangen in ogenschouw genomen.
4.4.
[gedaagde] heeft ter mondelinge behandeling gesteld dat de huurachterstand niet
€ 2.959,58 maar € 1.585,93 bedraagt en ter onderbouwing daarvan op een i-pad printscreens van betalingen aan de kantonrechter en aan Woonpunt getoond. Woonpunt heeft na het bekijken van de printscreens en, na navraag aan een van de ter mondelinge behandeling aanwezige medewerkers, betwist dat zij de gestelde betalingen heeft ontvangen. Voorop staat dat het aan [gedaagde] is om de gestelde betalingen deugdelijk te onderbouwen en gelet op die betwisting zijn de getoonde printscreens onvoldoende om als betalingsbewijs te kunnen dienen. Gelet hierop is in hoge mate aannemelijk dat de huurachterstand tot en met januari 2024 € 2.959,58 bedraagt en een periode van meer dan drie maanden beslaat.
4.4.1.
Met de door [gedaagde] gestelde financiële omstandigheden - zij wil wel betalen maar kan dat niet - kan bij de beoordeling van deze vordering geen rekening worden gehouden. Het betalen van de huurpenningen behoort tot de kern van de prestatie van de huurder en de gestelde betalingsonmacht ligt in de risicosfeer van [gedaagde] . Daarbij komt nog dat [gedaagde] niets heeft aangevoerd omtrent een restitutierisico zijdens Woonpunt en ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat de huurbetalingen vanaf februari 2024 (structureel) worden hervat of enige zekerheid tot nakoming heeft geboden. De aangeleverde loonstroken zijn daartoe onvoldoende.
4.5.
De verweren door [gedaagde] , dat zij in de dagen voorafgaand aan deze mondelinge behandeling is aangevangen met het verwijderen van het afval leiden er niet toe dat haar tekortkoming in het verleden ongedaan wordt gemaakt door alsnog de verplichtingen uit de huurovereenkomst na te komen. Dat de afspraken voor het onderhoud aan de cv-ketel met de cv-monteur door de, kennelijk agressieve, inwonende [naam] niet worden nagekomen ligt in de risicosfeer van [gedaagde] .
4.6.
Al het voorgaande leidt tot het oordeel dat [gedaagde] zich niet als een goed huurder gedraagt en toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis die een omvang heeft dat deze in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zou rechtvaardigen en ernstig genoeg is om de gevorderde ontruiming toe te wijzen. Van Woonpunt kan dan ook niet worden gevergd dat zij [gedaagde] nog langer in het gehuurde laat. De ontruimingstermijn zal, zoals gebruikelijk in dit soort zaken, op veertien dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld.
4.7.
Voor een terme de grâce, althans voor een verruiming van de ontruimingstermijn, is geen plaats omdat [gedaagde] niet heeft onderbouwd dat zij in staat was en is om de huurpenningen te voldoen of dat zij een substantieel deel van de huurpenningen heeft gereserveerd en thans kan voldoen.
4.7.1.
Nu onweersproken vaststaat dat de huurpenningen bij vooruitbetalingen dienen te worden voldaan en [gedaagde] de overeengekomen betalingsregeling niet, althans niet deugdelijk, is nagekomen, staat het verzuim van [gedaagde] vast en ligt, met inachtneming van al het vorenoverwogene het gevorderde voor toewijzing gereed.
4.8.
Dit alles gezegd zijnde, is het de kantonrechter wel duidelijk geworden dat niet zozeer [gedaagde] , maar [naam] het echte probleem is in dit dossier. [naam] heeft zich klaarblijkelijk aan [gedaagde] opgedrongen, verblijft zonder recht of titel in de woning, en maakt het leven van [gedaagde] en haar kinderen zuur. [naam] is bovendien agressief en [gedaagde] is bang voor hem. Tegen die achtergrond heeft Woonpunt begrip getoond voor [gedaagde] en heeft zij ook toegezegd haar volledige medewerking te verlenen om [gedaagde] - onder inschakeling van de nodige hulpverlening - ‘geruisloos’ naar een andere woonruimte te begeleiden, in ieder geval zodanig dat zij uit de handen van [naam] blijft.
4.9.
Woonpunt maakt aanspraak op vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking nu niet gebleken is dat in de aanmaning aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande
de dag na ontvangstdaarvan, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. Dat betekent dat de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen.
4.10.
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Woonpunt als volgt vastgesteld:
-kosten van de dagvaarding € 137,47
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde
€ 793,00
Totaal € 1.058,47
4.11.
Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:8530).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [plaats] te ontruimen met al hetgeen zich vanwege haar daarin of daarop bevindt en al diegenen die zich daarin of daarop vanwege haar bevinden en onder afgifte van alle sleutels de woning ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan Woonpunt:
a. a) € 2.959,58 aan achterstallige huur tot en met 1 januari 2024,
b) € 556,06 per maand vanaf 1 februari 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot dit vonnis vastgesteld op €1.058,47,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
5 februari 2024.
YT