ECLI:NL:RBLIM:2024:5310

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10725465 CV23-4224
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurgeschil over bedrijfsruimte met betrekking tot de Tefaf

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een huurgeschil tussen twee partijen. De eiseres in conventie, die een kerk exploiteert als cultureel podium, heeft de gedaagde in conventie, die een winkel in kaas en delicatessen runt, een factuur gestuurd voor onbetaalde huurkosten. De gedaagde had de kerk gehuurd voor het verzorgen van diners tijdens de Tefaf, een kunst- en antiekbeurs. De eiseres vordert betaling van € 6.536,97, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, omdat de gedaagde de factuur niet heeft voldaan ondanks herhaalde aanmaningen.

De gedaagde in conventie heeft verweer gevoerd en vordert in reconventie dat de vordering van de eiseres kan worden verrekend met haar eigen vordering, die voortvloeit uit een gebrek in de huurovereenkomst. De gedaagde stelt dat door het ontbreken van een horecavergunning schade is geleden, omdat een feest dat gepland was op 7 maart 2023 niet kon doorgaan. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het Haviltex-criterium, dat de uitleg van de huurovereenkomst betreft. De rechter oordeelt dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat er een gebrek was in de huurovereenkomst en dat de eiseres haar verplichtingen is nagekomen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiseres toegewezen en de vordering in reconventie van de gedaagde afgewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de onbetaald gelaten factuur, de wettelijke rente en de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 7 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10725465 \ CV EXPL 23-4224
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
kantoor houdend en gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
gemachtigde: mr. N.P.J. Frijns,
tegen
[ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonend en zaak doende te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ,
gemachtigde: mr. R.W.J.L. Loonen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 maart 2024
- de akte aan de zijde van [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie]
- de antwoordakte aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] exploiteert de [kerk] , staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] , als cultureel podium.
2.2.
[ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] exploiteert een winkel in kaas en delicatessen.
2.3.
[ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft in de periode van 23 juni 2022 tot en met 29 juni 2022 van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de [kerk] gehuurd voor het verzorgen van diners tussen 19.00 uur en 23.00 uur voor tien tot dertig personen tijdens de Tefaf, een jaarlijks terugkerende meerdaagse kunst- en antiekbeurs.
2.4.
[ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in januari 2023 wederom benaderd voor het huren van de [kerk] in de periode waarin de Tefaf in 2023 zou plaatsvinden. Partijen zijn vervolgens overeengekomen dat [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de [kerk] zou huren van 6 maart 2023 tot en met 20 maart 2023 voor een bedrag van € 5.280,00, exclusief stookkosten.
2.5.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een factuur gestuurd van € 6.536,97, bestaande uit
€ 5.280,00 aan huur, € 873,49 aan stookkosten, € 265,50 aan elektriciteitskosten en € 117,98 aan kosten voor het stemmen van de piano. [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft deze factuur, ondanks herhaalde aanmaning, onbetaald gelaten.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert dat [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van:
  • € 6.536,97 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 22 juli 2023 althans de dag van dagvaarding tot de dag van volledige voldoening,
  • € 1.076,85 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige voldoening,
  • de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover dat van belang is, hierna nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat de vordering van € 6.536,97 kan worden verrekend met de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en partijen elkaar niets meer zijn verschuldigd;
  • veroordeling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot betaling van de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.5.
[ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] legt aan haar vordering ten grondslag dat er sprake is van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW. Door het ontbreken van een horecavergunning heeft [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] schade geleden ter hoogte € 8.366,75, doordat de diners in afgeslankte vorm (minder deelnemers en eerder stoppen) hebben plaatsgevonden en het feest op 7 maart 2023 geen doorgang heeft kunnen vinden.
3.6.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft verweer gevoerd.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover dat van belang is, hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Het geschil tussen partijen gaat in de kern terug op de uitleg van de huurovereenkomst. Bij de uitleg van hetgeen partijen zijn overeengekomen dient het zogeheten Haviltex-criterium in acht te worden genomen. Bij die uitleg dient niet alleen te worden gelet op de bewoordingen (een zuiver taalkundige uitleg), maar komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij de uitleg van de overeenkomst zijn derhalve alle omstandigheden van het geval van belang, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid met zich brengt.
4.2.
Het gebrek in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW richt zich op verwachtingen die de desbetreffende huurder ten aanzien van het genot van de zaak mag hebben, gelet op het gebruik dat partijen zijn overeengekomen. Die genotsverwachtingen kunnen worden vastgesteld aan de hand van de aard van dat gebruik en voor het overige aan de hand van de wederzijdse verklaringen en gedragingen bij het sluiten van de overeenkomst.
4.3.
Met inachtneming van dit uitgangspunt oordeelt de kantonrechter als volgt.
4.4.
Tussen partijen staat vast en dat blijkt ook uit de door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als productie 1 bij dagvaarding in het geding gebrachte bevestiging dat [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de periode van 23 juni 2022 tot en met 29 juni 2022 de [kerk] heeft gehuurd om aldaar tijdens de Tefaf vier avonden tussen 19.00 uur en 23.00 uur diners te organiseren / verzorgen voor tien tot dertig personen. [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] heeft in januari 2023 bij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geïnformeerd of de [kerk] wederom rond de Tefaf kon worden gehuurd. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft daarop per WhatsAppbericht laten weten dat [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de [kerk] in de periode van 6 maart 2023 tot en met 20 maart 2023 kon huren voor € 5.280,00 exclusief stookkosten. [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] is daarmee akkoord gegaan. Daarmee zijn partijen in afwijking van de huurovereenkomst in 2022 een langere huurperiode en een andere huurprijs overeengekomen. Gesteld noch anderszins is gebleken dat [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij het aangaan van de huurovereenkomst in januari 2023 te kennen heeft gegeven dat haar een ander gebruik van het gehuurde voor ogen stond dan in 2022, te weten dat zij naast het verzorgen van diners een feest wilde organiseren. Uit de eigen stellingen van [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] bij conclusie van antwoord blijkt dat zij pas voor het eerst medio februari 2023, dus na de totstandkoming van de huurovereenkomst, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft geïnformeerd over het voornemen dat zij op 7 maart 2023 in de [kerk] een feest wilde organiseren. Bij of voorafgaand aan de totstandkoming van de tweede huurovereenkomst is daarover niet gecommuniceerd. Ook tijdens de huurperiode van de eerste huurovereenkomst heeft er geen feest plaatsgevonden. Verder is in dit verband relevant dat [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] - om haar moverende redenen - geen ontheffing heeft aangevraagd voor het gebruik van de kerk / het houden van een feest op 7 maart 2023. Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien brengt met zich dat niet is komen vast te staan dat partijen zijn overeengekomen dat er in 2023 in de kerk een feest georganiseerd zou kunnen worden. Van een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 BW is aldus geen sprake. [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] mocht bij het aangaan van de overeenkomst verwachten dat zij de kerk in de periode van 6 maart 2023 tot en met 20 maart 2023 mocht gebruiken voor het verzorgen / organiseren van diners tussen 19.00 uur en 23.00 uur voor tien tot dertig personen. Dit huurgenot heeft [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] ook gehad. Voorts heeft de ontheffing op basis van artikel 35 Alcoholwet er zelfs toe geleid dat [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] diners heeft kunnen verzorgen voor meer mensen (vijftig in plaats van dertig) dan aanvankelijk was overeengekomen en tot een later tijdstip dan overeengekomen (01.00 uur in plaats van 23.00 uur). Van een afgeslankte vorm van het evenement, zoals [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] stelt, is aldus evenmin sprake. Voor het verzorgen van de diners was een ontheffing van artikel 35 Alcoholwet voldoende; een horecavergunning was niet nodig.
4.5.
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt met zich dat de vordering in reconventie dient te worden afgewezen. [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De proceskosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in reconventie worden begroot op € 423,75 salaris gemachtigde (2,5 punt x 0,5 x
€ 339,00).
4.6.
Nu vaststaat dat partijen onderhavige overeenkomst hebben gesloten, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het gehuurde aan [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de overeengekomen periode ter beschikking heeft gesteld en [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] aldaar diners heeft kunnen verzorgen, is ook [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] als contractspartij gehouden de verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst na te komen, waaronder de betalingsverplichting. De in conventie gevorderde onbetaald gelaten factuur, waarvan [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] de hoogte niet heeft betwist, zal dan ook worden toegewezen.
4.7.
De gevorderde wettelijke handelsrente is door het enkele betalingsverzuim verschuldigd. De bij dagvaarding als productie 7 in het geding gebrachte factuur mag dan een zogeheten vervaldatum bevatten, maar gesteld noch gebleken is dat die datum tevens een fatale termijn is in de zin van artikel 6:83 aanhef en sub a BW. Uit de stukken blijkt dat pas op 22 juli 2023 een aanmaning met ingebrekestellend effect verzonden is. Vanaf
31 juli 2023 is in concreto pas sprake van verzuim als bedoeld in artikel 6:81 BW, zodat de gevorderde wettelijke handelsrente slechts toewijsbaar is vanaf deze datum.
4.8.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief van € 701,85. De daarover gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen.
4.9.
[ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in conventie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
133,77
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.460,77‬
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals hierna vermeld in de beslissing.
5. De beslissing
in conventie
5.1.
veroordeelt [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tegen bewijs van kwijting te betalen
€ 6.536,97 aan onbetaald gelaten factuur, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 31 juli 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tegen bewijs van kwijting te betalen
€ 701,85 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 8 september 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden begroot op € 1.460,77, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [ gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden begroot op € 423,75,
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
7 augustus 2024.
CJ