ECLI:NL:RBLIM:2024:5311

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10725541 CV23-4228
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over non-conformiteit van een tweedehands auto na consumentenkoop

In deze zaak heeft eiser, een consument, op 26 mei 2023 een tweedehands auto, een Seat Leon uit 2008, gekocht van gedaagde, een professionele verkoper, voor € 3.500,00. Na de aankoop heeft eiser gebreken aan de auto geconstateerd en gedaagde in gebreke gesteld. Eiser vorderde onder andere dat gedaagde de auto zou ophalen en de gebreken zou herstellen, en stelde dat de koopovereenkomst ontbonden was. Gedaagde heeft echter niet voldaan aan de ingebrekestelling en heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van eiser.

De kantonrechter heeft de feiten en het verloop van de procedure in overweging genomen. De rechter oordeelde dat de auto op het moment van de verkoop voldeed aan de overeenkomst. Eiser had de auto gezien en bereden voor de aankoop en had geen klachten geuit over de werking van de auto tot bijna een maand na de koop. De kantonrechter concludeerde dat eiser de risico's van eventuele gebreken had aanvaard, gezien de leeftijd en de prijs van de auto, en dat gedaagde niet verplicht was om aan de ingebrekestelling te voldoen. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan gedaagde.

Het vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de koper als de verkoper in het kader van consumentenkoop, vooral met betrekking tot de verwachtingen van de koper bij de aankoop van een tweedehands voertuig. De rechter heeft ook de proceskosten van gedaagde vastgesteld op € 542,00, conform het liquidatietarief.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10725541 \ CV EXPL 23-4228
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S. Yadegari,
tegen
[gedaagde]h.o.d.n.
[handelsnaam],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. E.J. Postma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het bericht van 10 april 2024 met producties 7 tot en met 18 van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 17 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 26 mei 2023 een personenauto gekocht van [gedaagde] voor een bedrag van € 3.500,00. Het betreft een Seat Leon uit 2008.
2.2.
[eiser] heeft bij brief van 18 juli 2023 [gedaagde] schriftelijk medegedeeld dat de auto de volgende gebreken vertoont:
  • rechter xenonlicht stuk
  • airco defect
  • zie diagnose.
[eiser] heeft [gedaagde] in deze brief in gebreke gesteld en [gedaagde] gesommeerd binnen zeven dagen de auto op te halen, vervangend vervoer bij [eiser] achter te laten, de gebreken te herstellen, een en ander zonder kosten daarvoor in rekening te brengen.
[eiser] heeft [gedaagde] in de brief ook medegedeeld dat de koop als ontbonden wordt beschouwd als [gedaagde] niet tijdig aan de ingebrekestelling voldoet.
2.3.
De brief bevat als bijlage een formulier “Wettelijke garantie diagnose”.
In dat formulier staat onder de vraag onder de vraag “Welke onderdelen zijn stuk” de volgende opsomming:
  • kachelventilator
  • kachelweerstand
  • druk censor airco
  • xenonlamp RV
Dit formulier bevat een bedrijfsstempel van [B.V.] te [vestigingsplaats] .
2.4.
[gedaagde] heeft niet aan de ingebrekestelling van [eiser] voldaan.

3.Het geschil

[eiser] vordert:
primair
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 3.500,00 bij volledige ontbinding of een evenredig deel bij partiële ontbinding,
[gedaagde] te veroordelen “om op straffe van een dwangsom van € 500,00 per (onvoltooide deel van een) dag dat Verkoper de auto niet ophaalt na uw vonnis en/of geen deugdelijk vrijwaringsbewijs verschaft aan Koper en daarmee Koper bevrijdt van zijn kentekenhouderverplichtingen (MRB en WA), een en ander tot een maximum van € 20.000,00,”
subsidiair
te bepalen dat [eiser] gerechtigd is een derde de auto te laten herstellen op kosten van [gedaagde] . Verder bevat dit onderdeel de volgende passage: “Indien Verkoper de Auto onder zich heeft én Koper gerechtigd wordt tot herstel van de Auto door een derde ten laste van Verkoper, dient deze op straffe van de onder B genoemde dwangsom veroordeeld te worden tot afgifte van de Auto aan Koper,”
verwijzing naar de schadestaatprocedure, indien en voor zover de kosten van herstel door een derde nog niet bekend/begroot zijn,
primair en subsidiair
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 124,33 motorrijtuigenbelasting per maand, € 121,88 verzekeringspremies per maand, extra kosten van € 368,24 en
€ 574,75 buitengerechtelijke incassokosten,
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom en de nevenvorderingen vanaf de datum van aankoop tot de dag van betaling,
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.1.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
3.2.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover relevant, hierna ingegaan worden.

4.De beoordeling

4.1.
Centraal in deze zaak staat de vraag of de auto die [eiser] heeft gekocht beantwoordt aan de koopovereenkomst. [eiser] voert aan dat dit niet het geval is en [gedaagde] betwist dat gemotiveerd.
4.2.
Ingevolge artikel 7:17 lid 1 BW is de verkoper verplicht een zaak af te leveren die aan de overeenkomst beantwoordt. In geval een auto wordt gekocht om daarmee, naar de verkoper bekend is, aan het verkeer deel te nemen zal als regel moeten worden aangenomen dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst, indien als gevolg van een daaraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren. Deze regel kan onder omstandigheden uitzondering lijden bijvoorbeeld indien de koper geacht kan worden het risico van gebreken te hebben aanvaard (HR 15 april 1994, NJ 1995, 614). De enkele omstandigheid dat de auto zonder garantie is verkocht, acht de kantonrechter hiervoor niet voldoende. Ingeval van een consumentenkoop, zoals de onderhavige, kan een professionele verkoper zich niet onttrekken aan de wettelijke regels omtrent conformiteit door de enkele verwijzing naar het feit dat geen garantie is verstrekt. Dat neemt niet weg dat de koper, doordat geen garantie is gegeven (zoals in dit geval), als gewaarschuwd heeft te gelden en dat daaraan betekenis moet worden toegekend bij de beantwoording van de vraag wat de koper mocht verwachten.
4.3.
In de eerste plaats is van belang dat het hier gaat om de koop van tweedehandsauto die ten tijde van de koop ongeveer vijftien jaar oud was met een kilometerstand van (ongeveer) 270.000. De koopsom van de auto bedroeg € 3.500,00. Een auto is bij normaal gebruik aan slijtage onderhevig en in het algemeen geldt dat de kans dat mankementen gaan optreden, groter wordt naarmate de auto ouder is. Dat gegeven is verdisconteerd in de koopprijs van een tweedehands auto. De koper van een tweedehands auto moet tegenover het voordeel van een veel lagere aanschafprijs in het algemeen bedacht zijn op het nadeel dat een tweedehands auto doorgaans eerder gebreken zal gaan vertonen dan een nieuwe. Daarop moest ook [eiser] bedacht zijn, temeer nu [gedaagde] uitdrukkelijk geen garantie heeft verleend.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter bezat de Seat Leon op het moment van aankoop de eigenschappen die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Vast staat namelijk dat [eiser] voorafgaand aan de koopovereenkomst in de auto gereden heeft en geen opmerkingen had over het functioneren van de auto. Ook staat vast dat [eiser] na het sluiten van de koopovereenkomst de aanzienlijke afstand van [woonplaats 2] (in Friesland) naar [woonplaats 1] (in Zuid-Limburg) heeft gereden zonder dat er zich gebreken hebben geopenbaard. [eiser] heeft vervolgens voor het eerst op 22 juni 2023 - bijna een maand nadat de auto aan hem geleverd is - bij [gedaagde] geklaagd over (alleen) de kachelventilator. Gelet op de leeftijd van de auto, de kilometerstand en de lage aanschafprijs mocht [eiser] geen auto verwachten die gedurende een aantal maanden geen reparatie behoefde. Daarbij geldt, zoals gezegd, dat de auto uitdrukkelijk zonder garantie is gekocht, en dat [eiser] de auto heeft gekocht zoals gezien en bereden voor de aankoop. Het feit dat de auto na korte tijd (kleine) gebreken vertoonde, heeft [eiser] dan ook voor zijn risico genomen en dit kan niet op [gedaagde] worden afgewenteld. Het had in dit verband op de weg van [eiser] gelegen om alvorens tot aanschaf van de auto over te gaan een onderzoek te laten verrichten naar de technische staat van de auto. Dit heeft hij echter nagelaten, waarmee hij de goede en de kwade kansen van de auto heeft geaccepteerd. Zijn eerst ter zitting gehouden betoog dat [gedaagde] van de diverse gebreken op de hoogte was ten tijde van de verkoop, heeft [gedaagde] betwist. Ook heeft [eiser] eerst op dat moment nieuwe gebreken aangevoerd ter onderbouwing van zijn vordering en gesteld dat [gedaagde] volgens hem op de hoogte was van die gebreken. Ook ten aanzien van deze nieuwe gebreken heeft [gedaagde] betwist dat hij daarvan op de hoogte was. Aangezien [eiser] zijn (nieuwe) betoog op deze punten onvoldoende onderbouwd heeft, is hij niet erin geslaagd om aan te tonen dat [gedaagde] ten tijde van de verkoop wist van de (gestelde) gebreken.
4.5.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat de auto ten tijde van de verkoop aan de overeenkomst beantwoordde. [gedaagde] was daarom niet verplicht te voldoen aan de ingebrekestelling van 18 juli 2023. Van een buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst tussen partijen is dus geen sprake. Onderdeel A. van de vordering van [eiser] die ten onrechte is gebaseerd op de veronderstelling dat de overeenkomst tussen partijen ontbonden is, wordt daarom afgewezen.
4.6.
Met onderdeel B van de vordering heeft [eiser] vermoedelijk beoogd om te vorderen dat [gedaagde] veroordeeld moet worden de auto op te halen en/of een deugdelijk vrijwaringsbewijs aan [eiser] te verstrekken. Strikt genomen vordert hij dat niet, want hij vordert alleen om aan [gedaagde] een dwangsom op te leggen als deze de auto niet ophaalt en/of geen vrijwaringsbewijs verstrekt aan [eiser] . Wat hier verder ook van zij, ook dit onderdeel zal worden afgewezen. De koopovereenkomst is niet ontbonden en er is dan geen reden om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom als [gedaagde] de auto van [eiser] niet ophaalt en/of geen deugdelijk vrijwaringsbewijs verstrekt.
4.7.
Omdat de geleverde auto beantwoordde aan de overeenkomst, is er evenmin grond voor toewijzing van de onderdelen C, D en E. Die onderdelen zijn immers gebaseerd op de onjuiste veronderstelling van [eiser] dat de geleverde auto non-conform was.
4.8.
Aangezien [gedaagde] niet wordt veroordeeld tot betaling van enig geldbedrag aan [eiser] , zal de in onderdeel G gevorderde wettelijke rente ook afgewezen worden.
4.9.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. [gedaagde] heeft bij antwoord aangevoerd dat [eiser] de daadwerkelijke salariskosten van zijn gemachtigde dient te betalen. Die kosten bedragen volgens [gedaagde] € 1.452,00 incl. btw (8 uur tegen € 150,00 per uur excl. btw). De rechtbank heeft dit onderdeel van de vordering ten onrechte als een vordering van reconventie betiteld. De discussie over de hoogte van de proceskosten is immers het sluitstuk van de beoordeling van de door [eiser] ingediende vordering. De door [eiser] ingediende conclusie van antwoord in reconventie is in dat verband feitelijk aan te merken als een akte waarmee hij de gelegenheid heeft gehad te reageren op het standpunt van [gedaagde] . De kantonrechter overweegt over de hoogte van de proceskosten het volgende.
4.9.1.
De proceskosten van [gedaagde] bestaan uit het salaris van de gemachtigde. Uitgangspunt is dat voor vaststelling van de hoogte van dat salaris uitgegaan wordt van het liquidatietarief. Er is onvoldoende aanleiding om in deze zaak hiervan af te wijken. Van misbruik van procesrecht is namelijk geen sprake aangezien het niet om een op voorhand kansloze vordering van [eiser] gaat. [gedaagde] kan wel gevolgd worden in zijn betoog dat [eiser] in zijn dagvaarding wel erg summier is geweest qua onderbouwing van zijn vordering en dat [eiser] ook enkele zaken verzwegen heeft die hij had behoren mee te delen. Zo heeft [eiser] geen melding gemaakt van het feit dat hij reeds op 22 juni 2023 contact heeft gehad met [gedaagde] en dat hij de kachelmotor daags daarop al heeft laten repareren. Ook heeft hij pas in een zeer laat stadium (tijdens de mondelinge behandeling) melding gemaakt van andere gebreken dan die in de ingebrekestelling staan. Deze schendingen van art. 21 Rv zijn naar het oordeel van de kantonrechter niet ernstig genoeg om daarin aanleiding te zien [eiser] te veroordelen tot betaling van de daadwerkelijk door [gedaagde] gemaakte proceskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden dan ook conform het gebruikelijke liquidatietarief begroot op € 542,00 (2,00 punten x € 271,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 542,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
7 augustus 2024.
RW