ECLI:NL:RBLIM:2024:5312

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
C/03/331062 ? KG ZA 24-171
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belangenafweging over het gebruik van de woning in kort geding met betrekking tot een minderjarig kind

In deze zaak, die op 3 juli 2024 door de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een kort geding waarin de vrouw, eiseres in conventie, de man, gedaagde in conventie, verzoekt om de woning te verlaten en de sleutels aan haar over te dragen. De vrouw en de man hebben een minderjarig kind samen en zijn gezamenlijk eigenaar van de woning. De vrouw verblijft momenteel met het kind in de woning, terwijl de man een huisverbod heeft gekregen na een aangifte van mishandeling door de vrouw. De voorzieningenrechter moet beoordelen of de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De man betwist dit en stelt dat hij de woning niet meer zonder aankondiging zal betreden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft, gezien de recente gebeurtenissen en het huisverbod. De man kan niet worden veroordeeld om de woning te verlaten, omdat hij deze al heeft verlaten, maar de vrouw krijgt wel het exclusieve gebruik van de woning toegewezen. In reconventie vordert de man een zorgregeling voor het kind, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat hij geen spoedeisend belang heeft en verklaart hem niet-ontvankelijk. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/331062 / KG ZA 24-171
Vonnis in kort geding van 3 juli 2024 in de zaak van:
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. Y.K. Kunze,
tegen:
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6,
- de door de man ingediende eis in reconventie met productie 1,
- de mondelinge behandeling van 25 juni 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Het minderjarige kind van partijen, [kind] , is geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2023. Partijen oefenen samen het gezag over [kind] uit.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). Thans verblijft de vrouw, samen met [kind] , in de woning.
2.3.
De vrouw heeft op 11 mei 2024 aangifte tegen de man gedaan van mishandeling.
2.4.
Aan de man is door de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen een huisverbod opgelegd, inhoudende – kort gezegd – dat hij in de periode van 11 mei 2024 om 17.35 uur tot 21 mei 2024 om 17.35 uur niet de woning mag betreden of daarin aanwezig mag zijn. Gedurende deze periode is het de man blijkens het huisverbod ook niet toegestaan (geweest) om contact te hebben met de vrouw en [kind] .
2.5.
De man heeft eind mei 2024 een huurwoning betrokken in [woonplaats 2] .

3.Het geschil

In conventie
3.1.
De vrouw vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man te veroordelen om de woning te verlaten, althans deze niet langer te betreden door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking aan de vrouw te stellen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag dat de man in gebreke blijft aan het gevorderde te voldoen, met een maximum van € 10.000,-, en met veroordeling van, naar de voorzieningenrechter begrijpt, de man in de kosten van deze procedure, althans een zodanige beslissing als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
De man vordert, naar de voorzieningenrechter begrijpt, bij vonnis een (voorlopige) zorgregeling te bepalen, waarbij [kind] de ene week bij de vrouw verblijft en de week daaropvolgend bij de man is, waarbij partijen het wisselmoment in onderling overleg afspreken, kosten rechtens.
3.5.
De vrouw voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of de vrouw ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.2.
De man heeft het spoedeisend belang betwist. In dit kader heeft de man aangevoerd dat de vrouw met [kind] in de woning kan verblijven, maar dat hij wel graag de sleutels wil houden. De man heeft aangeboden niet meer onaangekondigd in de woning te komen en wil met de vrouw de afspraak maken dat hij, na afstemming hierover met de vrouw, de woning alleen betreedt indien hij iets uit de woning nodig heeft of de makelaar toegang tot de woning wenst in verband met de beoogde verkoop van de woning.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.3.1.
Aangezien partijen gezamenlijk eigenaar van de woning zijn en het hun niet is gelukt afspraken te maken over het gebruik daarvan, dient de voorzieningenrechter op de voet van de artikelen 3:168 en 3:169 BW een regeling over het gebruik van de woning te treffen. In dat geval moet de voorzieningenrechter een belangenafweging maken tussen het belang van de vrouw aan de ene kant en het belang van de man aan de andere kant.
4.3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Als onbetwist staat vast dat de man onlangs op 15 juni 2024, toen de vrouw niet thuis was, in de woning is geweest en daarbij een (kledingkast)deur kapot heeft gemaakt, het naambordje kapot heeft gemaakt en door de brievenbus heeft gegooid en alle drinkwaren, al het wc-papier en het boxkleed heeft meegenomen. Nu de man dit ter zitting niet heeft betwist, dient het aanbod van de man dat hij niet zonder (voor)aankondiging in de woning zal komen, met enige scepsis tegen het licht te worden gehouden. Daar komt bij dat tamelijk recent aan de man een huisverbod is opgelegd (zie hiervoor onder 2.4) en dat de vrouw aangifte tegen de man heeft gedaan van mishandeling (zie hiervoor onder 2.3). Gelet hierop hebben de vrouw en [kind] dringend behoefte aan rust, en zouden zij er niet op bedacht hoeven te zijn dat de man te pas en te onpas in de woning komt of wenst te komen. De man heeft inmiddels een eigen huurwoning betrokken en hoeft – om die reden – ook niet noodzakelijkerwijs de woning te betreden. Indien de man nog (eigen) spullen uit de woning nodig heeft, kan de vrouw die klaar zetten voor de man en kan hij deze komen ophalen, en indien de makelaar toegang tot de woning wil hebben, kan daarover met de vrouw een afspraak worden gemaakt. Voornoemde feiten en omstandigheden maken dat het belang van de vrouw (en [kind] ) bij het ongestoord gebruik maken van de woning groter is dan het belang dat de man pretendeert te hebben bij het willen betreden van de woning en het onder zich houden van de sleutels. Het hierna aan de vrouw toe te kennen (uitsluitend) gebruik van de woning heeft overigens een tijdelijk karakter, omdat de woning zal worden verkocht, zodat deze beslissing niet diep ingrijpt op het eigendomsrecht van de man.
4.3.3.
Aangezien de man de woning reeds heeft verlaten, kan de man daartoe niet veroordeeld worden en zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen. Het resterende deel van de vordering zal, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3.2 is overwogen, worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum is bepaald. Ook de door de vrouw gevorderde dwangsom zal (aldus) worden toegewezen, omdat de man hier geen verweer tegen heeft gevoerd.
In reconventie
4.4.
De reconventionele vordering van de man moet eveneens, gelet op de aard van de onderhavige procedure, als een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening worden gezien. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of de man ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft.
4.5.
De voorzieningenrechter is – in navolging van het standpunt van de vrouw – van oordeel dat de man geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. De man heeft niet betwist, en zelfs erkend, dat hij twee à drie keer per week gedurende meerdere uren achter elkaar de zorg voor [kind] heeft. Er is dus frequent, kortdurend contact tussen de man en zijn zoon. Onder die omstandigheden is het treffen van een ordemaatregel in de vorm van een voorlopige voorziening niet noodzakelijk. De man is – bij gebrek aan een spoedeisend belang – dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering.
4.6.
Indien de man wel een spoedeisend belang zou hebben gehad bij zijn vordering, zo overweegt de voorzieningenrechter geheel ten overvloede, zou deze worden afgewezen. De relatiebreuk tussen partijen is vers en is bovendien niet vlekkeloos verlopen (getuige alleen al het huisverbod en de aangifte van mishandeling), de communicatie tussen partijen verloopt nog niet goed en het vertrouwen tussen partijen is broos. Aannemelijk is dat de vrouw zich ervoor inspant om met de man een schema te maken met betrekking tot de zorg van [kind] , waarin rekening is gehouden met het dienstenrooster van de man, maar dat de man daar niet (adequaat) op reageert en geen tegenvoorstellen doet. Weliswaar heeft de man gesteld dat hij alleen weekenddiensten gaat draaien indien hij de zorg voor [kind] heeft zoals door hem is voorgesteld, maar de vrouw heeft in dit verband onbetwist verklaard dat de man haar heeft geappt dat hij het niet bij zijn werkgever geregeld krijgt om alleen maar weekenddiensten te draaien. Het is gelet hierop onzeker of de man de door hem gevorderde zorgregeling ook daadwerkelijk kan nakomen. Gelet op deze feiten en omstandigheden kan de voorzieningenrechter in de onderhavige procedure niet beoordelen of de door de man gevorderde (ruime) zorgregeling, waarbij geldt dat dan van partijen wordt verwacht dat zij goed met elkaar kunnen samenwerken ten behoeve van de slechts tien maanden oude [kind] , in het belang van [kind] is. Om dat te kunnen beoordelen, is nader onderzoek vereist (door bijvoorbeeld de raad voor de kinderbescherming), maar daar leent deze kortgedingprocedure zich niet voor.
In conventie en in reconventie
4.7.
Gelet op het feit dat partijen ex-partners van elkaar zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Voor een proceskostenveroordeling van de man, zoals de vrouw voorstaat, bestaat onvoldoende grond.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt de man om de woning, gelegen aan de [adres] te [plaats] , niet langer te betreden door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking aan de vrouw te stellen,
5.2.
bepaalt dat de man een dwangsom verbeurt van € 250,- per dag dat de man in gebreke blijft aan het gevorderde onder 5.1 te voldoen, met een maximum van € 10.000,-,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn vordering,
in conventie en in reconventie
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2024.
JPW