ECLI:NL:RBLIM:2024:5396

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
C/03/290895 / HA ZA 21-194
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake meerwerk en gewijzigde werkzaamheden in opdracht van Limburg Tegelwerken B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres], en Limburg Tegelwerken B.V., de gedaagde partij. De zaak betreft een geschil over de betaling van meerwerk dat door [eiseres] zou zijn verricht in opdracht van Limburg Tegelwerken. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis geoordeeld dat [eiseres] was geslaagd in het bewijs dat Limburg Tegelwerken meerwerkfacturen had betaald, maar in het eindvonnis is geconcludeerd dat [eiseres] niet heeft aangetoond dat zij voor een bedrag van € 33.033,-- aan meerwerk heeft verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stellingen van [eiseres] over de omvang van het meerwerk onvoldoende waren onderbouwd en dat er substantiële twijfels bestonden over de door [eiseres] gestelde bedragen. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. In reconventie is Limburg Tegelwerken ook in de kosten veroordeeld, maar haar vorderingen zijn eveneens afgewezen. De rechtbank heeft de kosten aan de zijde van Limburg Tegelwerken begroot op € 4.434,00 en die aan de zijde van [eiseres] op € 1.572,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/290895 / HA ZA 21-194
Vonnis van 3 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. G.A. van Gorcom;
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIMBURG TEGELWERKEN B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
gedaagde,
advocaat mr. F.F. Pels Rijcken.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Limburg Tegelwerken genoemd worden.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 februari 2023;
  • de akte van [eiseres] met producties 29 t/m 36;
  • de akte van Limburg Tegelwerken.
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

In conventie

2.1.
Bij voormeld tussenvonnis is [eiseres] in de gelegenheid gesteld bij akte (nader en met bescheiden) te onderbouwen dat zij voor een bedrag van € 33.033,-- aan meerwerk heeft verricht.
De standpunten van partijen
2.2.
In haar akte heeft [eiseres] daartoe, onder andere verwijzend naar de navolgende facturen, het volgende gesteld.
De factuur van 4 mei 2017 (productie 2.1 van [eiseres] )
2.3.
Ten aanzien van de factuur van 4 mei 2017 (productie 2.1 van [eiseres] ) stelt [eiseres] dat deze factuur ten dele uitgaat van de werkzaamheden en prijzen zoals opgenomen in de opdrachtbevestiging (productie 1 van [eiseres] ). De eerste drie posten van deze factuur zijn uitgevoerd door onderaannemer [naam onderaannemer 1] en dus doorgefactureerd aan Limburg Tegelwerken. [eiseres] wijst in dat verband naar haar productie 29. De post van 2.560 m² anhydrietvloer is uitgevoerd door onderaannemer [naam onderaannemer 2] . Deze post is volgens [eiseres] gefactureerd zoals oorspronkelijk was overeengekomen in de opdrachtbevestiging.
2.4.
De post 600 m kantstrook is volgens [eiseres] uitgevoerd door onderaannemer [naam onderaannemer 3] en is gefactureerd tegen een redelijke en gebruikelijke prijs, zoals goedgekeurd en betaald door Limburg Tegelwerken. Voor zover deze factuur zag op meerwerk, betreft het volgens [eiseres] erkend en betaald meerwerk.
2.5.
Limburg Tegelwerken erkent dat deze factuur door haar is betaald. Dat betekent volgens haar echter niet dat partijen hiermee zijn afgeweken van de afspraken in de opdrachtbevestiging. De opdrachtbevestiging is immers van latere datum en is door [eiseres] ondertekend geretourneerd.
De factuur van 12 mei 2017 (productie 2.2 van [eiseres] )
2.6.
Deze factuur is volgens [eiseres] nog wel gebaseerd op de uitvoering van de overeengekomen anhydrietvloeren tegen een prijs van € 15,-- per m². Volgens de opdrachtbevestiging betrof het een voorschotfactuur. De bedoelde werkzaamheden zijn volgens [eiseres] niet meer geheel uitgevoerd, aangezien tijdens het werk bleek dat de ongewijzigde uitvoering van het werk niet mogelijk was. Vandaar dat volgens [eiseres] terecht 2.940 m² ad € 15,-- is gecrediteerd. [eiseres] verwijst in dat verband naar haar productie 3.5 en punt 5 van haar productie 5. Het stopzetten van de uitvoering van de anhydrietvloeren en het wijzigen van de werkzaamheden is toen volgens [eiseres] met alle partijen besproken.
2.7.
Deze factuur is volgens Limburg Tegelwerken nooit onderbouwd door [eiseres] en is door Limburg Tegelwerken ook nooit geaccordeerd. Het werk is volgens Limburg Tegelwerken nooit stopgezet, maar is enkel vereenvoudigd ten gunste van [eiseres] . Het had, op grond van het bepaalde in 7:755 BW, op de weg gelegen van [eiseres] om te waarschuwen voor de noodzaak van een verhoging van de prijs.
De factuur van 2 juni 2017 (productie 2.3 van [eiseres] )
2.8.
Uit deze factuur blijkt volgens [eiseres] dat deze geheel is gebaseerd op gewijzigde werkzaamheden. [eiseres] wijst in dat verband naar het e-mailbericht van Limburg Tegelwerken van 6 juni 2017 (productie 17 van [eiseres] ). In dat e-mailbericht aan Limburg Tegelwerken zijn de diverse nieuwe prijzen doorgegeven. Daaruit blijkt volgens [eiseres] dat voldaan is aan het vereiste van artikel 7:755 BW. [eiseres] wijst er in dat verband nog op dat het gewijzigde werk/meerwerk eerder ook al besproken was tijdens het werk en dat het gewijzigde werk/meerwerk geheel kenbaar en bekend was bij Limburg Tegelwerken, zodat ook daarom is voldaan aan het bepaalde in artikel 7:755 BW. Uit de inhoud van de factuur blijkt dat het om gewijzigd en nieuw werk ging. De werkzaamheden op de eerste verdieping betroffen volgens [eiseres] gewijzigd werk, daarin bestaande dat Limburg Tegelwerken werkzaamheden heeft uitgevoerd die het mogelijk maakte dat Limburg Tegelwerken, anders dan oorspronkelijk voorzien, rechtstreeks zou gaan tegelen op de ondervloeren.
2.9.
Limburg Tegelwerken betwist dat de in de factuur bedoelde werkzaamheden zijn gebaseerd op gewijzigde werkzaamheden. Met de e-mail van 6 juni 2017 (productie 17 van [eiseres] ) is, anders dan [eiseres] stelt, volgens Limburg Tegelwerken niet voldaan aan het bepaalde in artikel 7:755 BW, omdat [eiseres] Limburg Tegelwerken niet tijdig op de noodzaak van een prijsverhoging heeft gewezen. Omdat [eiseres] al vóór de opdrachtbevestiging bezig was met het uitvoeren van werkzaamheden voor het project, wist zij precies wat de staat van de huidige vloeren was. Zij had daarom veel eerder kunnen waarschuwen voor een verhoging van de prijs. Bovendien dateert de factuur van 2 juni 2017, dus van vóór de datum van de e-mail van 6 juni 2017.
2.10.
Verder voert Limburg Tegelwerken aan dat uit de e-mail van 6 juni 2017 helemaal niet blijkt dat de prijs van het werk hoger is. Deze e-mail bevat volgens Limburg Tegelwerken helemaal geen posten die genoemd worden in de factuur van 2 juni 2017. De e-mail is nooit geaccordeerd door Limburg Tegelwerken.
2.11.
Ook het aantal vierkante meters vermeld op de factuur is onjuist, aldus Limburg Tegelwerken. Er is volgens Limburg Tegelwerken slechts 890 m² geprimerd en gestofzuigd. Er zijn op de eerste verdieping ook geen randstroken aangebracht, noch sleuven gezaagd.
De factuur van 19 juni 2017 (productie 2.4 van [eiseres] )
2.12.
Ook deze factuur betreft volgens [eiseres] gewijzigde werkzaamheden, zoals “netten.” In dat verband verwijst [eiseres] naar haar producties 29 t/m 32 en 34: de manurenstaten en facturen van de betrokken onderaannemers. Omdat voor deze werkzaamheden geen meter- of stukprijzen waren overeengekomen en bovendien volgens [eiseres] in mei 2017 al besproken was dat op urenbasis gewerkt zou worden, is zo gefactureerd voor deze werkzaamheden in week 23.
2.13.
Verder verwijst [eiseres] naar haar productie 33. Daaruit blijkt de inkoop van isolatiemateriaal dat in eerste instantie moest worden toegepast, maar dat daarna op last van de uitvoerder van [naam 1] moest worden verwijderd. De hoofdaannemer ( [naam hoofdaannemer] ) erkent de kosten als meerwerk, hetgeen ook is besproken op de bouw.
2.14.
Limburg Tegelwerken voert als verweer tegen deze factuur dat aan [eiseres] nooit opdracht is gegeven tot het leveren en/of aanbrengen van wapeningsnetten. Dat zijn ook geen werkzaamheden die [eiseres] uitvoert, omdat zij daarin niet is gespecialiseerd.
2.15.
Uit de facturen waarnaar [eiseres] verwijst blijkt volgens Limburg Tegelwerken niet op welke werkzaamheden die betrekking hebben. De in rekening gebrachte werkzaamheden hebben volgens Limburg Tegelwerken ook betrekking op de initiële opdracht en betreffen dus geen meerwerk.
2.16.
De posten vermeld op productie 29 van [eiseres] zijn geen posten die zijn terug te vinden op productie 2.4 van [eiseres] . De manuren van het manurenregister zijn niet te herleiden. Deze factuur onderbouwt derhalve niet het uitgevoerd meerwerk.
2.17.
Ten aanzien van productie 32 van [eiseres] voert Limburg Tegelwerken aan dat voor haar onduidelijk is wat [eiseres] daarmee wil aantonen. Er is volgens Limburg Tegelwerken geen zand opgespoten.
2.18.
Ten aanzien productie 33 voert Limburg Tegelwerken het verweer dat volgens een handgeschreven aantekening op deze factuur, de in de factuur genoemde materialen in de container zijn gegooid. Limburg Tegelwerken vraagt zich af of de bedoelde materialen, ondanks dat ze door [eiseres] in een container zijn gegooid, bij Limburg Tegelwerken in rekening zijn gebracht. Deze factuur bewijst volgens Limburg Tegelwerken ook niet dat meerwerk is verricht.
2.19.
Ten aanzien van productie 34 voert Limburg Tegelwerken dat de in die factuur genoemde werkzaamheden betrekking hebben op vloeregalisatie. Juist voor die werkzaamheden is een vaste prijs afgesproken. [eiseres] maakt niet duidelijk waarom dit meerwerk betreft. De overgelegde manurenstaten zijn onduidelijk en kloppen niet.
De factuur van 19 juni 2017 (productie 2.5 van [eiseres] )
2.20.
Ook deze factuur heeft volgens [eiseres] betrekking op gewijzigde werkzaamheden, te weten stofzuigen, primen, reparaties en materiaalleveringen. Omdat voor deze werkzaamheden geen meter- of stukprijzen waren overeengekomen, is op uurbasis gedeclareerd. [eiseres] wijst in dat verband naar haar productie 33 (een manurenstaat).
2.21.
De met deze factuur gedeclareerde werkzaamheden betreffen volgens Limburg Tegelwerken werkzaamheden (stofzuigen en primen) die reeds zijn verdisconteerd in de overeengekomen prijs, en de genoemde materialen (gips en egaline) zijn materialen die nodig zijn om de overeengekomen werkzaamheden uit te voeren. Het betreft volgens Limburg Tegelwerken geen meerwerk.
2.22.
De productie 33 waarnaar [eiseres] in dit kader verwijst, betreft geen manurenstaat, zoals [eiseres] stelt, maar een factuur van “ [naam 2] ” zonder manurenstaat. Indien [eiseres] bedoeld zou hebben te verwijzen naar haar productie 32, dan is de stelling van [eiseres] nog steeds niet te begrijpen, omdat Limburg Tegelwerken niet bekend is dat [naam onderaannemer 4] , van wie productie 32 afkomstig is, naar de wetenschap van Limburg Tegelwerken werkzaamheden heeft uitgevoerd in het project. Bovendien zijn de hier genoemde uren niet te herleiden uit de door [eiseres] in rekening gebrachte facturen.
2.23.
Het in de factuur genoemde aantal vierkante meters kan volgens Limburg Tegelwerken niet kloppen. Er is niet voor een dergelijk groot oppervlak (1.265 m²) gestofzuigd. Partijen hebben altijd overeenkomstig hun afspraak op basis van vaste vierkantemeterprijzen gewerkt.
De factuur van 19 juni 2017 (productie 2.6 van [eiseres] )
2.24.
Ook deze factuur betreft volgens [eiseres] gewijzigde werkzaamheden en materiaalleveringen, zoals volgens haar duidelijk vermeld op deze factuur en zoals ook blijkt uit de meegezonden manurenstaat.
2.25.
Ook in dit verband stelt Limburg Tegelwerken dat onduidelijk is wat [eiseres] met deze factuur beoogt te bewijzen. Totaal onduidelijk is volgens Limburg Tegelwerken dat sprake is van meerwerk. Limburg Tegelwerken heeft geen opdracht verstrekt tot het uitvoeren van de gedeclareerde werkzaamheden en/of tot inkoop van de materialen
De factuur van 27 juni 2017 (productie 2.7 van [eiseres] )
2.26.
Deze factuur betreft volgens [eiseres] gewijzigde werkzaamheden als vermeld op die factuur, waarbij volgens [eiseres] redelijke en gebruikelijke prijzen werden gefactureerd betreffende in overleg uitgevoerde werkzaamheden. Deze werkzaamheden zijn volgens [eiseres] uitgevoerd door onderaannemer [naam onderaannemer 4] . [eiseres] verwijst in dat verband naar haar productie 32. Deze kosten zijn volgens [eiseres] verschuldigd naast de manuren uitgevoerd in de weken 22 t/m 24.
2.27.
Ten aanzien van deze factuur voert Limburg Tegelwerken aan dat zij betwist dat daarin redelijke en gebruikelijke prijzen worden gerekend. Limburg Tegelwerken betwist dat in het project zand is gepompt of gespoten, in ieder geval niet in opdracht van Limburg Tegelwerken.
2.28.
Indien de stelling van [eiseres] , dat partijen geen prijs ten aanzien van de gedeclareerde werkzaamheden zijn overeengekomen, juist is, dan dient [eiseres] aan te tonen dat sprake is van een redelijke prijs. Limburg Tegelwerken stelt zich op het standpunt dat daarvan geen sprake is, omdat uit de door [eiseres] overgelegde factuur van [naam onderaannemer 4] blijkt dat deze een opslag hanteert van 39% op de rekening van laatstgenoemde.
De factuur van 27 juni 2017 (productie 2.8 van [eiseres] )
2.29.
Deze factuur betreft volgens [eiseres] de werkzaamheden in week 25. [eiseres] wijst in dat verband naar haar productie 34.
2.30.
Volgens Limburg Tegelwerken is niet duidelijk op welke werkzaamheden productie 34 betrekking heeft. De factuur is innerlijk tegenstrijdig en bewijst volgens Limburg Tegelwerken ook niet dat meerwerk is uitgevoerd.
De facturen van 19 juli 2017 (producties 2.9 en 2.10 van [eiseres] )
2.31.
Deze facturen zijn volgens [eiseres] op verzoek van Limburg Tegelwerken opgesteld vanwege administratieve redenen. [eiseres] verwijst daartoe naar productie 7 van Limburg Tegelwerken, zijnde een e-mailbericht van 29 oktober 2018.
2.32.
Volgens Limburg Tegelwerken zijn deze facturen door [eiseres] zelf gecrediteerd, omdat deze in de woorden van haar eigen accountant zonder onderbouwing zijn verstuurd.
2.33.
Limburg Tegelwerken betwist dat met het versturen van deze facturen, dan wel de e-mail van 30 juni 2017, blijkt dat meerwerk is geaccordeerd.
2.34.
Uit de opstellingen van Limburg Tegelwerken in haar producties 4a en 4c, en thans ook productie 36 van [eiseres] blijkt volgens [eiseres] erkenning door Limburg Tegelwerken van het uitgevoerde werk. Daaruit blijkt volgens [eiseres] dat de volgende onderdelen (de rechtbank begrijpt dat [eiseres] daarmee doelt op de handmatig aangebrachte nummering op haar productie 36) door Limburg Tegelwerken erkend worden.
2.35.
De vijf posten van de factuur van 4 mei 2017 (productie 2.1 van [eiseres] ) worden volgens [eiseres] door Limburg Tegelwerken erkend. Deze posten zijn volgens [eiseres] op basis van die factuur ook betaald.
2.36.
De posten 6 t/m 10 (met een totaal van € 6.111,--) worden volgens [eiseres] door Limburg Tegelwerken ten onrechte afgerekend als betrof het anhydrietvloeren van € 15,-- per m², nu het specifieke werkzaamheden betrof, namelijk estrichvloeren en egalinevloeren, dan wel egaliseren. Dat is volgens [eiseres] niet hetzelfde als anhydrietvloeren, zodat deze werkzaamheden niet vallen onder de overeengekomen prijs voor (massaal aan te brengen) anhydrietvloeren ad € 15,-- per m².
2.37.
Het betrof volgens [eiseres] specifieke onderdelen en dus andere, gewijzigde werkzaamheden. Deze werkzaamheden zouden in regie worden uitgevoerd, zodat volgens [eiseres] vanaf week 22 in uren is gefactureerd.
2.38.
Post 7 is volgens [eiseres] door Limburg Tegelwerken erkend. Deze post is volgens [eiseres] vermeld op de factuur van 2 juni 2017 (productie 2.3 van [eiseres] ). De andere posten, 6 en 8 t/m 10, zijn volgens [eiseres] bewijsbaar in manuren uitgevoerd.
2.39.
Volgens [eiseres] erkent Limburg Tegelwerken dat op de tweede etage 1.265 m² anhydrietvloer tegen een prijs van € 15,-- per m², zoals opgenomen in de opdrachtbevestiging, is aangelegd, evenals 56 m² aan estrichdekvloer, tegen de hogere meterprijs (de posten 11 en 12). [eiseres] stelt echter dat zij op de tweede etage meer werkzaamheden heeft uitgevoerd, namelijk 1.420 m² (4.360 m² minus later gecrediteerde 1.420 m²). Zij verwijst daartoe naar haar producties 2.2 en 3.5).
2.40.
Volgens [eiseres] erkent Limburg Tegelwerken ook post 13, maar plakt Limburg Tegelwerken daar ten onrechte een vierkantemeterprijs op, terwijl dit werk in manuren is uitgevoerd en gefactureerd. Voor deze werkzaamheden was noch in de opdrachtbevestiging, noch in de e-mail van 6 juni 2017 een stuk- of meterprijs overeengekomen.
2.41.
Ten aanzien van de werkzaamheden op de eerste etage voert [eiseres] het volgende aan. Zij stelt die werkzaamheden te hebben uitgevoerd en gefactureerd in manuren. Limburg Tegelwerken komt volgens [eiseres] maanden later met niet-overeengekomen stukprijzen. Limburg Tegelwerken hanteert daarbij te lage prijzen en hoeveelheden. Wat dat laatste betreft verwijst [eiseres] naar post 16 (van productie 36 van [eiseres] ) waar Limburg Tegelwerken het aantal vierkante meters stelt op 890, terwijl volgens [eiseres] 1.628,31 m² heeft gemeten en gefactureerd. [eiseres] verwijst in dat verband naar haar productie 2.3.
2.42.
Ten aanzien van de werkzaamheden op de begane grond voert [eiseres] aan dat Limburg Tegelwerken in post 17 een te laag bedrag erkent, nu deze met een te lage vierkantemeterprijs rekent. De juiste prijs is volgens [eiseres] € 12,-- per m² tot 5 cm plus viermaal € 1,25 per extra centimeter, plus negenmaal € 0,60 per centimeter toeslag kunststofvezel: dus € 12,-- + € 5,-- + € 5,40, zijnde in totaal € 22,40 per m². Limburg Tegelwerken rekent met een bedrag van € 17,60 per m², terwijl het juiste bedrag volgens [eiseres] € 22,40 per m² bedraagt.
2.43.
De posten 19 en 21 zijn volgens [eiseres] terecht vervat in gefactureerde manuren. Ten aanzien van post 20 stelt [eiseres] dat die met Limburg Tegelwerken is besproken en door deze akkoord is bevonden, zodat [eiseres] dat bedrag terecht heeft gefactureerd en dat dit ook een redelijke prijs was. [eiseres] wijst in dat verband naar haar productie 2.7 en productie 16.
2.44.
Ten aanzien van de werkzaamheden in de kelder voert [eiseres] aan dat deze werkzaamheden ook op urenbasis zijn uitgevoerd en gefactureerd.
2.45.
Onder de posten 25 en 26 zijn volgens [eiseres] door Limburg Tegelwerken te lage bedragen opgenomen, met de bedoeling om tot een sluitend (te laag) bedrag te komen. In dat verband wijst [eiseres] naar haar productie 4.
2.46.
[eiseres] stelt concluderend dat zij in de acht facturen (haar producties 2.1 t/m 2.8) al snel na de start van de werkzaamheden de in de opdrachtbevestiging opgenomen prijzen heeft losgelaten, omdat in de praktijk bleek dat de werkzaamheden op basis waarvan de opdrachtbevestiging was opgesteld niet uitvoerbaar waren, nu het peil niet gehaald kon worden. Die noodzakelijke wijziging was volgens [eiseres] tussen partijen en met [naam hoofdaannemer] (de hoofdaannemer) besproken. In de e-mail van 6 juni 2017 (productie 17 van [eiseres] ) zijn enkele stukprijzen genoemd, maar volgens [eiseres] zou het merendeel van het gewijzigde werk worden uitgevoerd op urenbasis.
2.47.
Volgens [eiseres] is er nauwelijks sprake geweest van meerwerk en, zo dat anders zou zijn, is het niet zo dat Limburg Tegelwerken het eigenlijke werk heeft betaald, waarna nog een openstaand bedrag wegens meerwerk resteerde.
2.48.
[eiseres] stelt zich primair op het standpunt dat er geen sprake is van meerwerk, maar van gewijzigd werk. Subsidiair stelt [eiseres] zich op het standpunt dat zou er sprake zijn van meerwerk, dat Limburg Tegelwerken dat uit zichzelf had moeten begrijpen, als bedoeld in artikel 7:755 BW.
2.49.
De algemene conclusie van [eiseres] is, dat het nog resterende bedrag van € 33.033,-- niet ziet op meerwerk, maar op de eindafrekening van het (gewijzigde) werk van in totaal € 152.415,70, waarvan € 119.382,70 is betaald door Limburg Tegelwerken.
2.50.
Limburg Tegelwerken voert in het algemeen als verweer aan dat productie 4a/36 van [eiseres] , die door Limburg Tegelwerken is opgesteld, enkel is opgesteld om tot een minnelijke regeling te komen. Met de opstelling is geenszins bedoeld om af te wijken van hetgeen tussen partijen is overeengekomen. Dat blijkt volgens Limburg Tegelwerken ook uit het feit dat Limburg Tegelwerken in de door haar opgestelde specificatie melding maakt van een schadepost, wegens het niet betalen van de overeengekomen vlakheidsklasse.
2.51.
Subsidiair voert Limburg Tegelwerken het volgende ten verwere aan. Ten aanzien van de posten 6 t/m 10 stelt Limburg Tegelwerken dat het genoemde aantal vierkante meters onnavolgbaar en niet onderbouwd is. Er is volgens Limburg Tegelwerken slechts een oppervlakte van 1.265 m² anhydrietvloer aangelegd. De prijs van € 15,-- per m² is volgens Limburg Tegelwerken overeengekomen. Limburg Tegelwerken betwist dat de door [eiseres] uitgevoerde werkzaamheden intensiever of kostbaarder van aard zijn dan de oorspronkelijke werkzaamheden van het aanleg van anhydrietvloeren. Het tegenovergestelde is volgens haar juist het geval.
2.52.
Ten aanzien van de posten 11 t/m 21 voert Limburg Tegelwerken aan dat de stelling van [eiseres] dat meer vierkante meters zijn uitgevoerd (zowel ten aanzien van de eerste als ten aanzien van de tweede etage) nergens uit blijkt. Het is volgens haar niet mogelijk om meer uit te voeren dan de vloeroppervlakte van het project. Limburg Tegelwerken betwist ook het door [eiseres] genoemde aantal vierkante meters van 1.600. [eiseres] heeft in verband met de aanwezigheid van de roltrap slechts 890 m² vloer aangebracht.
2.53.
Ten aanzien van post 17 stelt Limburg Tegelwerken dat deze niet te laag is erkend: de prijzen zijn redelijk en conform de opdrachtbevestiging. Dat blijkt volgens Limburg Tegelwerken onder andere uit het feit dat een onderaannemer van [eiseres] voor het aanbrengen van een zandcementdekvloer van 90 mm inclusief vezel een bedrag in rekening brengt van € 14,40. In haar overzicht wordt een bedrag van € 17,60 genoemd, dat volgens Limburg Tegelwerken meer dan redelijk, oftewel marktconform is. Het door [eiseres] genoemde bedrag van € 22,40 is dat volgens Limburg Tegelwerken niet.
2.54.
Limburg Tegelwerken betwist dat zij post 20 akkoord heeft bevonden. De verwijzing van [eiseres] in dat verband naar productie 16 en 2.7 is volgens Limburg Tegelwerken niet correct, omdat daaruit blijkt dat de bestuurder van Limburg Tegelwerken op vakantie is en erop terugkomt.
2.55.
Ten aanzien van de posten 22 t/m 24 voert Limburg Tegelwerken aan dat zij uit de akte van [eiseres] niet kan opmaken wat [eiseres] aanvoert ter onderbouwing van die posten.
2.56.
Ten slotte voert Limburg Tegelwerken ten aanzien van de posten 25 en 26 aan dat zij de stelling van [eiseres] , dat Limburg Tegelwerken deze posten zou hebben erkend, juist is.
2.57.
Concluderend stelt Limburg Tegelwerken dat [eiseres] uiteindelijk minder vierkante meters heeft geëgaliseerd en minder ingrijpende en/of minder kostbare werkzaamheden heeft uitgevoerd dan in eerste instantie overeengekomen. In tegenstelling tot de oorspronkelijke overeenkomst om elke verdieping te voorzien van een gietvloer, is op de derde verdieping enkel primer aangebracht en is gestofzuigd. Het is Limburg Tegelwerken onduidelijk hoe en waar er voor € 33.000,-- aan meerwerk is verricht.
Het oordeel van de rechtbank
2.58.
Hoewel de rechtbank bij tussenvonnis heeft geoordeeld dat [eiseres] was geslaagd in het bewijs dat Limburg Tegelwerken meerwerkfacturen, waaraan geen ondertekende opdrachtbon ten grondslag lag, heeft betaald, is zij er niet in geslaagd om aan te tonen dat zij voor € 33,033,-- aan meerwerk heeft verricht. Immers, de stellingen die [eiseres] dienaangaande heeft geponeerd, zulks onder verwijzing naar de betreffende facturen, zijn telkens zodanig gespecificeerd en gemotiveerd betwist door Limburg Tegelwerken, dat substantiële twijfel is gezaaid over de door [eiseres] gestelde omvang van het meerwerk. Hieraan heeft ook bijgedragen het ontbreken van een behoorlijke administratie van [eiseres] waaruit haar stellingen hadden kunnen worden gedestilleerd en de gestelde afspraken met Limburg Tegelwerken hadden kunnen worden afgeleid, hetgeen zij zichzelf dient aan te rekenen. Gelet hierop komt de rechtbank niet meer toe aan enige nadere bewijslevering, mede in aanmerking genomen dat de rechtbank haar daartoe wel reeds ruimschoots de gelegenheid heeft geboden.
2.59.
Dat betekent dat de vordering in conventie van [eiseres] moet worden afgewezen en dat [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
2.60.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Limburg Tegelwerken worden begroot op:
- griffierecht € 2.076,00;
- salaris advocaat €
2.358,00(3,0 punten × tarief € 786,00);
Totaal € 4.434,00.
2.61.
Met betrekking tot de gevorderde nakosten overweegt de rechter als volgt. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL: HR: 2022:853, rov. 2.3).
In reconventieh
2.62.
Limburg Tegelwerken was bij tussenvonnis van 16 november 2022 al in het ongelijk gesteld, zonder dat toen al een eindvonnis was gewezen. Dat betekent dat Limburg Tegelwerken thans als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- salaris advocaat €
1.572,00(2,0 punten × tarief € 786,00);
Totaal € 1.572,00.
2.63.
Met betrekking tot de gevorderde nakosten overweegt de rechter als volgt. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. Daarin ziet de rechtbank aanleiding de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling te vermelden (vergelijk HR 10 juni 2022, ECLI:NL: HR: 2022:853, rov. 2.3).

3.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Limburg Tegelwerken tot op heden begroot op € 4.434,00;
3.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In reconventie
3.4.
wijst de vorderingen af;
3.5.
veroordeelt Limburg Tegelwerken in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.572,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT