ECLI:NL:RBLIM:2024:5422

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
C/03/332838 / FA RK 24-2351
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de voornaam van een minderjarige in het kader van een verzoekschrift tot naamswijziging

Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een beschikking gegeven inzake een verzoek tot wijziging van de voornaam van een minderjarige. Het verzoek is ingediend door de ouders van de minderjarige, die beiden het gezag over haar uitoefenen. De ouders hebben verzocht om de tweede voornaam van hun dochter, die is geboren op [geboortedatum] 2009, te wijzigen van [voornaam 2] naar [voornaam 1]. Dit verzoek is gedaan omdat de huidige voornaam negatieve gevoelens oproept, aangezien de minderjarige vernoemd is naar een grootouder met wie zij geen contact heeft en die voor haar geen positieve associaties oproept. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een zwaarwichtig belang is voor de wijziging van de voornaam, omdat de minderjarige en haar ouders hinder ondervinden van de huidige naam. De rechtbank heeft de wijziging toegewezen en bepaald dat de griffier een afschrift van de beschikking zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage, na een termijn van drie maanden, mits er geen hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 12 augustus 2024
Zaaknummer: C/03/332838 / FA RK 24-2351
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de volgende beschikking gegeven inzake:
[de vader]
hierna te noemen de vader,
en
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
gezamenlijk ook te noemen verzoekers,
beiden wonend te [woonplaats] ,
advocaat mr. S.M.L.L. Bijloos, kantoor houdend te Sittard, gemeente Sittard-Geleen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 11 juli 2024 is bij de griffie een verzoekschrift ingekomen.

2.De feiten

2.1.
Binnen het huwelijk van verzoekers is op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] geboren [minderjarige] (hierna te noemen [minderjarige] ).
2.2.
De buitenlandse geboorteakte van [minderjarige] is ingeschreven in het daartoe bestemde register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage onder nummer 1X0177 van het jaar 2024.
2.3.
In de basisregistratie personen zijn verzoekers en [minderjarige] geregistreerd met de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank de wijziging zal gelasten van de tweede voornaam van [minderjarige] , in die zin dat deze wordt gewijzigd in [voornaam 1] , zodat zij voortaan [minderjarige] zal heten.

4.De beoordeling

4.1.
Artikel 1:4 lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) geeft de rechter de (discretionaire) bevoegdheid op verzoek van de betrokken persoon of van zijn wettelijke vertegenwoordiger de wijziging te gelasten van zijn voornamen. Verzoekers, die zijn belast met het gezag over [minderjarige] , verzoeken dus gezamenlijk, als wettelijke vertegenwoordigers, de voornaam van [minderjarige] te wijzigen.
4.2.
Op grond van voornoemd artikel moet voor een wijziging van de voornamen een voldoende zwaarwichtig belang bestaan. Bepalend bij de vraag of sprake is van een zwaarwichtig belang, is de mate van ongemak en/of overlast die de betrokkene in het dagelijks leven van zijn voornamen ondervindt. Daarbij dienen alle feiten en omstandigheden te worden meegewogen. Verder moet het verzoek worden getoetst aan artikel 1:4 lid 2 BW en moet worden beoordeeld of de gewenste voornamen niet ongepast zijn of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekers met de door hen gegeven toelichting voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij in het dagelijks leven op dit moment hinder en ongemak ervaren en dat ook [minderjarige] hinder en ongemak ervaart van deze door verzoekers gekozen voornaam. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.4.
[minderjarige] is via haar voornaam [voornaam 2] vernoemd naar haar oma moederszijde en via haar voornaam [voornaam 3] naar haar opa vaderszijde. Sinds 2011 is er echter geen contact meer met grootouders moederszijde en het is ook niet aannemelijk dat dit contact ooit nog hersteld zal worden. Deze situatie is voor zowel verzoekers als voor [minderjarige] zeer pijnlijk. Er is op enig moment nog wel een (voor [minderjarige] ) onverwacht contact geweest met haar grootouders bij een piano optreden van [minderjarige] , maar dit contact heeft [minderjarige] als zeer naar ervaren omdat daarbij geen rekening werd gehouden met haar gevoelens.
[minderjarige] vindt het vervelend dat zij via haar voornaam [voornaam 2] is vernoemd naar haar oma met wie zij geen enkele band heeft en die voor haar ook niet als een oma voelt. Zij vindt het daarom ook onprettig en onwenselijk om wel steeds met deze naam geconfronteerd te worden, zoals op school, bij het aanvragen van een reisdocument et cetera. Het is voor verzoekers en [minderjarige] van belang dat zij niet langer via haar voornaam verbonden is aan deze oma, die voor hen enkel negatieve gevoelens en herinneringen met zich meebrengt. Met grootouders vaderszijde hebben verzoekers en [minderjarige] wel een heel fijne band en zij wensen daarom dat de voornaam [voornaam 2] gewijzigd wordt in [voornaam 1] , omdat deze verwijst naar oma vaderszijde. [minderjarige] ziet de ouders van haar vader als haar enige opa en oma en nu zij via haar voornaam [voornaam 3] al naar haar opa is vernoemd, zou zij via de voornaam [voornaam 1] ook naar haar oma ( [naam] ) willen worden vernoemd.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verzoekers voldoende toegelicht dat de naam [voornaam 2] een zeer negatieve lading heeft en dat zij in het dagelijks leven in bijzondere mate last hiervan ervaren. [minderjarige] zelf heeft bij overgelegd schrijven van 9 juli 2024 uitgelegd dat zij, als zij haar voornaam [voornaam 2] hoort of ziet, steeds wordt herinnerd aan al het verdriet en boosheid. Daarmee is het zwaarwichtige belang bij de verzochte voornaamswijziging voldoende komen vast te staan.
4.6.
Niet gebleken is van beletselen als bedoeld in artikel 1:4 lid 2 BW. Gezien het vorenstaande zal het verzoek tot wijziging van de naam van [minderjarige] worden toegewezen, in die zin dat de voornaam ‘ [voornaam 2] ’ wordt gewijzigd in ‘ [voornaam 1] ’.
4.7.
Ingevolge artikel 1:4 lid 4 BW geschiedt de wijziging van de voornaam doordat van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte van de betrokken persoon wordt toegevoegd, overeenkomstig artikel 1:20a lid 1 BW. Gebleken is dat de buitenlandse geboorteakte van [minderjarige] is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage.
4.8.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift van de beschikking zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage.

5.De beslissing:

De rechtbank:
5.1.
gelast de wijziging van de voornaam van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , van wie de buitenlandse geboorteakte is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage in het jaar 2024 onder nummer 1X0177, in die zin dat de voornaam ‘ [voornaam 2] ’ wordt gewijzigd in ‘ [voornaam 1] ’, zodat haar volledige naam komen te luiden: ‘ [minderjarige] ’;
5.2.
bepaalt dat de griffier op de voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ‘s-Gravenhage, dit met het oog op het bepaalde in artikel 20, lid 1 en onder a, BW juncto artikel 1:20a lid 1 BW.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, rechter tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 12 augustus 2024.
CS
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.