ECLI:NL:RBLIM:2024:5537

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
11009822 \ CV EXPL 24-1589
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremies en zorgkosten door zorgverzekeraar Univé Zorg

In deze zaak vordert N.V. Univé Zorg, een zorgverzekeraar gevestigd in Arnhem, betaling van een bedrag van € 2.500,00 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De gedaagde heeft een zorgverzekering afgesloten bij Univé Zorg en is in gebreke gebleven met het betalen van premies en zorgkostenfacturen, met een totaal onbetaald bedrag van € 3.426,01. Univé Zorg heeft herhaaldelijk herinneringen en aanmaningen gestuurd, maar de gedaagde heeft niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. De gedaagde erkent de premievordering, maar betwist de vordering met betrekking tot de zorgkosten, onder andere omdat hij stelt dat hij medische kosten heeft moeten maken na een aanval met een ijzeren staaf. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde, ondanks zijn verweer, in verzuim is en dat de vordering van Univé Zorg toewijsbaar is. De kantonrechter stelt vast dat de gedaagde betalingsregelingen heeft getroffen, wat impliceert dat hij de vordering heeft erkend. De rechter wijst de vordering toe en legt de gedaagde de proceskosten op, die in totaal € 1.019,39 bedragen. De wettelijke rente over het toegewezen bedrag wordt ook toegewezen, met ingang van de dag van dagvaarding.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11009822 \ CV EXPL 24-1589
Vonnis van 14 augustus 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ ZORG,
gevestigd en kantoor houdende te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: Univé Zorg,
gemachtigde: Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 maart 2024 met producties 1 tot en met 3
- de schriftelijke weergave van het antwoord
- de conclusie van repliek met producties 4 tot en met 8
- de schriftelijke weergave van de dupliek met een productie (de schriftelijke weergave van het antwoord).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

[gedaagde] heeft met Univé Zorg een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet afgesloten, op grond waarvan [gedaagde] aan Univé Zorg onder andere premie en betaling van zorgkostenfacturen verschuldigd is. [gedaagde] heeft in totaal een bedrag van € 3.426,01 aan premies en zorgkostenfacturen onbetaald gelaten.

3.Het geschil

3.1.
Univé Zorg vordert - samengevat en na beperking van de hoofdsom onder reservering van haar recht op het meerdere - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 2.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Univé Zorg legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 16 van de Zorgverzekeringswet premie verschuldigd is. Daarnaast heeft [gedaagde] van Univé Zorg in verband met verleende zorg zorgkostenfacturen ontvangen. Ondanks herhaalde herinneringen en aanmaningen heeft [gedaagde] de verschuldigde premies en zorgkostenfacturen niet voldaan en [gedaagde] is derhalve in verzuim.
4.2.
[gedaagde] erkent de premievordering, maar betwist de vordering met betrekking tot de zorgkostenfacturen. [gedaagde] stelt daartoe dat hij deze kosten niet wil betalen omdat hij is aangevallen met een ijzeren staaf en dat hij hierdoor medische kosten heeft moeten maken. [gedaagde] stelt zich niet te kunnen herinneren welke medische behandelingen hij heeft ondergaan.
4.3.
Univé Zorg stelt dat sprake is van zorgkosten die onder het wettelijk eigen risico vallen. De eerste zorgkosten tot een hoogte van maximaal € 385,00 per jaar in de betreffende jaren komen dus voor rekening van [gedaagde] . Wanneer [gedaagde] de zorgkostenfacturen onduidelijk en/of onterecht vindt, had [gedaagde] bij Univé Zorg moeten reclameren. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan, waardoor [gedaagde] aldus Univé Zorg de zorgkostenfacturen op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst verschuldigd is.
4.4.
Univé Zorg stelt daarnaast dat [gedaagde] met Univé Zorg meerdere betalingsregelingen heeft getroffen voor de gehele openstaande vordering. Univé Zorg stelt dat [gedaagde] door het treffen van deze betalingsregeling de gehele vordering, inclusief de onbetaald gelaten zorgkostenfacturen, heeft erkend. De betalingsregeling is niet nagekomen door [gedaagde] en dus komen te vervallen. Een nieuwe betalingsregeling is niet overeengekomen omdat Univé Zorg geen reactie meer heeft ontvangen van [gedaagde] .
4.5.
[gedaagde] stelt de betalingsregeling niet te zijn nagekomen omdat hij niet kan betalen aangezien er meerdere schuldeisers zijn. [gedaagde] wenst een nieuwe betalingsregeling te treffen met Univé Zorg, maar blijft bij het standpunt dat hij de zorgkostenfacturen niet wil betalen.
4.6.
Overwogen wordt als volgt. [gedaagde] is een consument, althans wordt vermoed een consument te zijn. Op grond van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de rechter de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht ook toe te passen als daar niet om gevraagd is (‘ambtshalve toepassing’).
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden.
4.8.
De kantonrechter oordeelt dat de verschuldigdheid van de premies, nu [gedaagde] deze vordering erkend heeft, is komen vast te staan. In het geschil is de verschuldigdheid van de zorgkostenfacturen. De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] voor het gehele bedrag betalingsregelingen heeft getroffen met Univé Zorg. Daarmee moet ervan worden uitgegaan dat [gedaagde] ook de vordering met betrekking tot de zorgkostenfacturen heeft erkend. Daarnaast heeft [gedaagde] het verweer op dit punt onvoldoende onderbouwd nu hij niet heeft gesteld tegen welke specifieke declaraties hij verweer voert. Voor zover [gedaagde] het niet redelijk vindt dat hij dient te betalen voor zorgkosten die kennelijk gemaakt zijn doordat hij stelt te zijn aangevallen met een ijzeren staaf, wordt opgemerkt dat iedereen zijn eigen schade draagt, tenzij bewezen kan worden dat iemand anders voor die schade aansprakelijk is. Voor wat betreft het overige verweer moet de kantonrechter vaststellen dat betalingsonmacht aan de zijde van [gedaagde] niet aan toewijzing van de vordering in de weg kan staan. De kantonrechter kan geen nieuwe betalingsregeling opleggen. Om een nieuwe regeling te verkrijgen, moet [gedaagde] zich tot Univé Zorg wenden. Met de door [gedaagde] geschetste persoonlijke situatie kan evenmin rekening worden gehouden. Het betreffen omstandigheden die voor rekening en risico van [gedaagde] komen en doen aan zijn betalingsverplichting jegens Univé Zorg niet af. De kantonrechter oordeelt op grond van het voorgaande dan ook dat de gevorderde beperkte hoofdsom voor toewijzing gereed ligt.
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over € 2.500,00 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling wordt toegewezen.
4.10.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Univé Zorg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.019,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Univé Zorg te betalen een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 12 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.019,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, deze kosten te vermeerderen met de hierover verschuldigd zijnde btw,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2024.
SH