In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade heeft de aanvraag op 21 maart 2024 afgewezen, waarna verzoeker bezwaar heeft gemaakt en om een voorlopige voorziening heeft verzocht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 augustus 2024 behandeld.
Verzoeker, die tot 1 november 2022 als kapper werkte, heeft door lockdowns en een herseninfarct zijn zaak moeten sluiten. Hij heeft een overwaarde van € 63.625,60 uit de verkoop van zijn woning ontvangen en beschikte over meer dan € 30.000 aan spaargeld, maar heeft een groot deel van zijn vermogen contant opgenomen. Verzoeker heeft aangegeven dat hij van de huurtoeslag van € 360,- per maand leeft en dat hij 10 maanden huurachterstand heeft, wat leidt tot dreigende ontruiming. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van verzoeker om een uitkering te krijgen op dit moment zwaarder wegen dan de belangen van het college om verantwoord om te gaan met gemeenschapsgelden.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en bepaalt dat verzoeker met onmiddellijke ingang gedurende drie maanden de helft van de op hem van toepassing zijnde Pw-norm als voorschot ontvangt. Tevens moet het college de proceskosten van verzoeker vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Derks, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.