ECLI:NL:RBLIM:2024:5724

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
10725565 CV EXPL 23-4229
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake betalingsachterstand zorgpremie en incassokosten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ Zorgverzekering N.V. en een gedaagde die in persoon procedeerde. De eiser, VGZ, vorderde een bedrag van € 1.575,81 aan niet-betaalde zorgpremies, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van een betalingsachterstand die was ontstaan over de jaren 2018 tot en met 2020. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er geen toestemming was gegeven voor zijn aanmelding bij VGZ, wat volgens hem leidde tot onnodige proceskosten. De kantonrechter oordeelde echter dat VGZ geen nieuwe aanmelding had gedaan en dat de gedaagde wel degelijk verantwoordelijk was voor de betaling van de premies. De kantonrechter wees de argumenten van de gedaagde af en oordeelde dat VGZ recht had op de gevorderde bedragen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten van € 320,63 en wettelijke rente. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die door de kantonrechter op € 928,35 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat VGZ het vonnis onmiddellijk kon uitvoeren, zelfs als de gedaagde in hoger beroep zou gaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10725565 CV EXPL 23-4229
Vonnis van de kantonrechter van 21 augustus 2024
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERING N.V.
gevestigd in Arnhem,
eiser,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna genoemd ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 september 2023 met producties 1 tot en met 3,
  • de conclusie van antwoord van 25 november 2023 met een productie.
  • de conclusie van repliek van 10 januari 2024 zonder producties,
  • de conclusie van dupliek van 4 maart 2024 met producties 1 tot en met 4,
  • de akte van VGZ van 24 april 2024.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.Kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand bij VGZ. VGZ stelt een vordering te hebben van € 1.575,81, te vermeerderen met de wettelijke rente. [gedaagde] stelt dat er geen toestemming is gegeven voor de aanmelding bij VGZ. Daarnaast stelt [gedaagde] dat er onnodige proceskosten worden gemaakt. Hier gaat de kantonrechter niet in mee. VGZ krijgt dus gelijk. Hieronder wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
3.1.
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand bij VGZ, omdat hij zijn premie voor de zorgverzekering niet heeft betaald. De hoofdsom is € 2.412,13. Hier komen de buitengerechtelijke kosten van € 320,63 en de wettelijke rente van € 6,96 bij (totaal € 2.739,72). [gedaagde] heeft hiervan € 1.163,91 voldaan. VGZ vordert daarom het resterende bedrag van € 1.575,81 aan niet betaalde premie, polismutaties of kosten voor betaling via acceptgiro over de periode 2018 tot en met 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Geen sprake van een nieuwe aanmelding bij VGZ
3.2.
[gedaagde] betwist niet dat de gevorderde bedragen niet zijn betaald. [gedaagde] voert wel aan dat ‘alle problemen met achterstanden’ zijn ontstaan doordat het CAK hem buiten zijn weten om heeft aangemeld bij VGZ. Er zou geen toestemming zijn voor de aanmelding bij VGZ.
3.3.
De kantonrechter volgt dit betoog niet. VGZ heeft uitgelegd dat er geen sprake was van een nieuwe aanmelding bij VGZ, waardoor er geen toestemming nodig was van [gedaagde] . [gedaagde] was weliswaar aangemeld bij het CAK, maar ook bij een aanmelding bij het CAK blijf je verzekerd bij de huidige zorgverzekeraar voor zorg uit het basispakket. Dat was en is VGZ. De premie wordt alleen betaald aan het CAK. Op het moment dat VGZ [gedaagde] had afgemeld bij het CAK betaalde [gedaagde] zijn zorgpremie weer direct aan VGZ. Deze gang van zaak is onvoldoende door [gedaagde] weersproken. Er is dus geen sprake van een nieuwe aanmelding bij VGZ zonder toestemming.
De proceskosten zijn niet onnodig gemaakt
3.4.
[gedaagde] heeft gevraagd om de twee dossiers voor het volledige openstaande bedrag samen te voegen en mee te nemen in dit vonnis. Volgens [gedaagde] heeft VGZ dat ten onrechte niet gedaan. [gedaagde] voert verder aan dat VGZ de hoofdsom voor het huidige dossier niet eerst had moeten beperken. Tot slot had [gedaagde] gewild dat VGZ met de gemeente Heerlen contact had opgenomen, waar hij zich bij de sociale dienst had gemeld voor de aflossing van zijn schuld. Dit alles had [gedaagde] de kosten van deze nieuwe procedure bespaard.
3.5.
Hierin leest de kantonrechter dat [gedaagde] aanvoert dat de proceskosten onnodig worden gemaakt (artikel 237 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, verder: Rv).
3.6.
VGZ voert aan dat de hoofdsom is beperkt om de mogelijkheid te bieden om minnelijk het restant van de vordering te voldoen. VGZ voert verder aan dat de betalingsachterstanden van 2020 en 2021 niet werden meegenomen in het eerste incassodossier, omdat de achterstanden toen nog niet bestonden. Er is daarom op een later moment een tweede incassodossier gestart. Tot slot zegt VGZ dat zij geen partij is bij de afspraken tussen [gedaagde] en de gemeente Heerlen. VGZ is niet verplicht om contact op te nemen met de gemeente.
3.7.
De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van nodeloos aangewende of veroorzaakte kosten. De vordering in deze zaak ziet op de betalingsachterstand over de jaren 2018, 2019 en 2020. Er zijn over de jaren 2021 en 2022 nieuwe betalingsachterstanden ontstaan, waarvoor een tweede incassodossier bij de gemachtigde van VGZ is aangemaakt. Er zijn geen proceskosten voor het tweede incassodossier, omdat er nog geen gerechtelijke procedure is gestart. Dat een gerechtelijke procedure volgt is ook geen zekerheid. [gedaagde] kan overgaan tot betaling van de achterstallige premies, of VGZ en [gedaagde] kunnen een betalingsregeling treffen voor de achterstallige premies, waarmee een gerechtelijke procedure voorkomen wordt. De kantonrechter kan geen betalingsregeling opleggen, dus het is aan partijen (en dan vooral [gedaagde] ) om hierover afspraken te maken.
3.8.
De overige argumenten van [gedaagde] leiden niet tot een ander oordeel. De beperking van de vordering was bedoeld om de resterende schuld op een minnelijke wijze betaald te krijgen en dat is VGZ toegestaan. [gedaagde] heeft hier echter geen gehoor aan gegeven. Daarnaast is VGZ inderdaad geen partij bij eventuele afspraken tussen [gedaagde] en de gemeente en kan zij alleen [gedaagde] aan te spreken voor de betaling van de openstaande schuld.
[gedaagde] moet de incassokosten betalen
3.9.
VGZ maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. VGZ heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW)
.[gedaagde] is daarom de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 320,63 inclusief btw aan VGZ verschuldigd.
[gedaagde] moet de rente betalen
3.10.
[gedaagde] is de gevorderde rente aan VGZ verschuldigd, omdat VGZ voldoende heeft gesteld dat [gedaagde] met de voldoening van de vordering in verzuim is en [gedaagde] dit niet heeft betwist (artikel 6:119 BW).
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.11.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van VGZ op € 129,85 aan dagvaardingskosten, € 365,- aan griffierecht, € 298,50 aan salaris voor de gemachtigde (1,5 x € 199,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 928,35. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
3.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan VGZ te betalen het bedrag van € 1.575,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf
4 september 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van VGZ tot vandaag begroot op € 928,35, en vermeerderd met de betekeningskosten indien het vonnis wordt betekend,
4.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Boer en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024.