ECLI:NL:RBLIM:2024:5931

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 september 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
11235204 CV EXPL 24-3757
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning wegens ernstige overlast door de huurder in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 2 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Servatius en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eisende partij, Servatius, vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege aanhoudende geluidsoverlast en bedreigend gedrag. De procedure volgde op een reeks klachten van omwonenden die sinds 2017 overlast van [gedaagde] meldden, maar de situatie escaleerde vanaf juli 2023. Ondanks pogingen van Servatius om in gesprek te gaan met [gedaagde], bleef de overlast aanhouden, wat leidde tot de vordering tot ontruiming.

De kantonrechter oordeelde dat Servatius een spoedeisend belang had bij de vordering, gezien de ernst van de klachten en het gedrag van [gedaagde]. De rechter concludeerde dat de overlast een ernstige tekortkoming in de huurovereenkomst vormde en dat het aannemelijk was dat een bodemrechter de vordering zou toewijzen. De kantonrechter stelde vast dat de klachten van omwonenden authentiek waren en dat er voldoende bewijs was van de overlast, ondanks de betwisting door [gedaagde].

Uiteindelijk werd [gedaagde] veroordeeld om de woning binnen veertien dagen te ontruimen en werd hij in de proceskosten veroordeeld. De rechter benadrukte dat de belangen van de omwonenden en de verhuurder zwaarder wogen dan de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde]. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van huurrecht en de bescherming van de rechten van omwonenden tegen overlast.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11235204 \ CV EXPL 24-3757
Vonnis in kort geding van 2 september 2024
in de zaak van
WONINGSTICHTING SERVATIUS,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
hierna te noemen: Servatius,
gemachtigde: mr. G. Vansant,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. T.R.S. Franssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met productie 1 t/m 28
- de conclusie van antwoord met productie 1 t/m 19
- de mondelinge behandeling van 19 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 6 november 2014 verhuurt Servatius aan [gedaagde] de woonruimte aan de [adres 1] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De algemene voorwaarden huurovereenkomst woonruimte maken deel uit van huurovereenkomst.
2.2.
In artikel 13.7 van de algemene voorwaarden is bepaald: “Huurder zal omwonenden of huurders van het zelfde gebouw of complex geen hinder of last bezorgen (…).”
2.3.
In 2017 heeft Servatius klachten van omwonenden over [gedaagde] ontvangen die zagen op geluidsoverlast.
2.4.
Vanaf juli 2023 heeft Servatius weer meldingen van overlast ontvangen. De meldingen zien op het tot laat in de avond en nacht draaien van harde muziek, schreeuwen en het hard dichtslaan van ramen en deuren. In augustus 2023 heeft Servatius geprobeerd om met [gedaagde] in gesprek te komen. [gedaagde] vond de klachten zwaar overdreven en heeft een gesprek afgewezen omdat hij daar geen tijd voor had.
2.5.
Op 10 oktober 2023 heeft Servatius via het buurtnetwerk een melding ontvangen van een omwonende ( [naam 1] ) inhoudende dat [gedaagde] aanhoudend in het trappenhuis schreeuwt dat alle medebewoners NSB’ers zijn. Op 1 januari 2024 is er een melding binnengekomen over geluidsoverlast (schreeuwen, dichtslaan van deuren, melding [naam 1] mede namens [naam 2] ). Op 16 januari 2024 heeft Servatius een gelijksoortige melding ontvangen.
2.6.
Bij e-mail van 24 januari 2024 heeft Servatius [gedaagde] laten weten een huisbezoek te zullen afleggen om de overlastklachten te bespreken.
2.7.
Op 28 februari 2024 ontving Servatius een melding van een omwonende ( [naam 3] ) dat [gedaagde] had geschreeuwd iemand door het hoofd te zullen schieten. [gedaagde] heeft in februari 2024 een foto van zijn buurvrouw op Facebook gezet met de tekst: “deze buurvrouw maakt mij al negen jaar lang het leven zuur, een megatokkie...”
2.8.
Begin maart 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Servatius en [gedaagde] . [gedaagde] beloofde zich in de toekomst rustig te houden.
2.9.
Over de periode februari/maart 2024 heeft Servatius nog enkele klachten ontvangen van omwonenden over geluidsoverlast, bestaande uit schreeuwen, harde muziek en slaan met deuren en ramen ( [naam 1] , [naam 4] ).
2.10.
Bij e-mail van 23 mei 2024 heeft een omwonende geklaagd over geluidsoverlast veroorzaakt door [gedaagde] (melding van [naam 1] , harde muziek tot na middernacht, en slaan met deuren en ramen).
2.11.
Bij diverse van de hiervoor genoemde voorvallen hebben omwonenden verklaard de politie te hebben gebeld, maar dat dit niet hielp omdat [gedaagde] niet open deed.
2.12.
Servatius heeft de huurders van het complex waartoe het gehuurde behoort uitgenodigd voor een gesprek op 2 juli 2024. Tijdens dit gesprek hebben deze omwonenden ( [naam 1] , [adres 2] , [naam 5] , [adres 3] , [naam 6] , [naam 7] , [adres 4] , [naam 3] (namens zijn moeder), [naam 8] , bovenbuurvrouw van [gedaagde] , [adres 2] , [naam 4] , [adres 5] ) onder meer het volgende verklaard:
  • de geluidsoverlast keert steeds weer terug,
  • zodra [gedaagde] de voordeur opendoet schreeuwt hij: “welkom in de NSB-flat. Hier wonen idioten en die idioten moeten dood.” ( [naam 1] )
  • met [gedaagde] valt niet te praten. Hij begint te schelden en heeft heksen opgehangen met Halloween en heeft daarbij gezegd: “ik heb dit opgehangen voor de buurvrouw, dan voelt ze zich thuis want zij is ook een heks” ( [naam 5] ),
  • iedere ochtend vertrekt [gedaagde] om 5.30 uur met veel lawaai; hij slaat met deuren ( [naam 5] ),
  • [gedaagde] heeft mij bedreigd: “ik sla je kapot” “wacht maar binnenkort” ( [naam 3] ),
  • hij heeft ook wel vaker glazen flessen stukgegooid, waarvan het glas op mijn balkon kwam. Hij gooide zijn sigarettenpeuken op mijn zonwering. Als je hem aanspreekt scheldt hij je uit voor idioot of kutwijf. Hij heeft wel vaker geschreeuwd: “welkom in de NSB-flat. Hier wonen idioten en die idioten moeten dood.” ( [naam 4] )
  • omwonenden hebben aangegeven bang te zijn voor [gedaagde] .
2.13.
Op 23 juli 2024 heeft Servatius een melding ontvangen van geluidsoverlast door [gedaagde] bestaande uit schreeuwen, bedreigingen en het slaan met deuren (van [naam 2] ).
2.14.
Bij brief van 23 juli 2024 heeft Servatius [gedaagde] medegedeeld dat zij de overlast niet langer accepteert en hem de gelegenheid geboden om de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen ter voorkoming van een ontruimingsprocedure. [gedaagde] heeft daar geen gebruik van gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
Servatius vordert - samengevat - om [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde, binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis te ontruimen, en deze ontruiming, bij niet tijdige ontruiming door [gedaagde] zelf, voor rekening van [gedaagde] met de deurwaarder te bewerkstelligen op kosten van [gedaagde] en met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en eventuele nakosten.
3.2.
Servatius legt aan de vordering ten grondslag dat de door [gedaagde] veroorzaakte overlast een ernstige en onomkeerbare tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormt en het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering zal toewijzen. Van de verhuurder kan niet worden gevergd dat zij de uitkomst in een bodemprocedure afwacht.
3.3.
[gedaagde] betwist dat sprake is van een spoedeisend belang; er is slechts eenmaal het gesprek met [gedaagde] aangegaan en enige oplossing in de vorm van buurtbemiddeling is niet gegeven. Servatius stelt dat al sinds 2017 sprake is van overlast; Servatius had al veel eerder het gesprek met [gedaagde] aan kunnen gaan. Verder zijn de feiten niet helder, waardoor de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding. [gedaagde] betwist vanaf 2023 overlast te hebben veroorzaakt. Objectief bewijs van deze overlast ontbreekt. Ook betwist [gedaagde] bewoners te hebben bedreigd. Weliswaar praat hij met harde stem, maar dit kan niet als schreeuwen worden beschouwd. Ook draait hij wel eens muziek, maar nooit hard en niet laat in de avond of in de nacht. Bovendien ervaart [gedaagde] zelf ook klachten. Op de dag van het huisbezoek door de verhuurder was [gedaagde] aan het werk. Op 2 maart 2023 heeft wel een gesprek plaatsgevonden met de verhuurder. [gedaagde] stelt dat het complex slecht geïsoleerd is en dat het binnenplein een klankkast is waarin elk geluid weerkaatst. Als er al overlast is, dan is dit de oorzaak. De katten van [gedaagde] stoten wel eens iets om en ook dit kan een oorzaak zijn van de klappen die de bewoners soms horen. [gedaagde] betwist dat de politie bij hem aan de deur is geweest; er zijn geen rapporten overgelegd waaruit dit blijkt. De verschillende verklaringen die omwonenden hebben afgelegd zijn standaardverklaringen, doorspekt met aannames, bevatten tegenstrijdigheden en zijn bovendien tevens afgelegd door personen die op ruime afstand van het gehuurde wonen, zodat onaannemelijk is dat zij overlast hebben ervaren van [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat ontruiming prematuur is, omdat de verhuurder onvoldoende pogingen heeft ondernomen om tot een oplossing te komen. [gedaagde] is verslavingsgevoelig en heeft een autismespectrumstoornis. Hij is in dat verband aangemeld bij Mondriaan. [gedaagde] verzoekt verder om een voorwaardelijke ontruiming, als deze toch wordt uitgesproken, en is daarbij bereid om in stemmen met een gedragsaanwijzing. Verder vraagt hij om een langere ontruimingstermijn.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat Servatius een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Dit spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak.
4.2.
In kort geding dient, mede op basis van hetgeen naar voren is gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten feiten en omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Servatius in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
4.3.
In een (mogelijke) bodemzaak zal worden beoordeeld of sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt, of dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of bijzondere betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 BW). In artikel 6:265 lid 1 BW brengen de hoofdregel en het ‘tenzij’-deel tezamen de materiële rechtsregel tot uitdrukking dat, kort gezegd, slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. In zo’n geval behoeft niet van een schuldeiser verlangd te worden dat deze met een tekortschietende wederpartij als contractspartner verder gaat.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat uit productie 4 bij de dagvaarding volgt dat er in 2017 klachten waren over het gedrag van [gedaagde] . Dit volgt uit de brief, die door [naam 5] is opgesteld, maar waaronder zo’n twintig handtekeningen staan. De klachten komen overeen met de klachten die naderhand vanaf 2023 zijn geuit. Dat er klachten waren over zijn gedrag is door [gedaagde] ook niet ontkend. Daarna waren er gedurende een aantal jaren geen of in elk geval minder klachten en dit verklaart ook waarom er toen voor Servatius geen aanleiding was om verdere actie te ondernemen.
4.5.
De klachten uit 2017 zijn voor de beoordeling van de voorliggende vordering in kort geding van secundair belang. Met name is van belang of de klachten en de ernst van deze klachten vanaf 2023 voldoende aannemelijk zijn.
4.6.
Vast staat dat er vanaf juli 2023 weer regelmatig en in toenemende mate wordt geklaagd over het gedrag van [gedaagde] door meerdere omwonenden. De klachten zien voornamelijk op geluidsoverlast door muziek, slaan met deuren en ramen en schreeuwen, maar ook op beledigingen, bedreigingen en bedreigend gedrag.
De verklaringen komen de kantonrechter authentiek voor. De aard van het gedrag waarover is geklaagd komt in de verschillende verklaringen (en meldingen) overeen, er is geklaagd op verschillende data en de klachten zijn via verschillende kanalen geuit. Er is geen sprake van woordelijk overeenkomende verklaringen; anders dan [gedaagde] meent zijn het geen voorgekauwde verklaringen. Over de verklaring van [naam 7] heeft [gedaagde] gesteld dat het niet mogelijk was dat hij de afgelopen dagen (voor het afleggen van de verklaring op 2 juli 2024) 4-5 dagen overlast had veroorzaakt, omdat hij had gewerkt en op 29 en 30 juni 2024 bij zijn zus was, hetgeen hij heeft onderbouwd met foto’s van Whatsapp verzonden in de middag van de 29ste. Hiermee is de verklaring van [naam 7] niet onderuit gehaald; uit het dienstrooster van [gedaagde] blijkt immers dat hij enkel 27 juni en 1 juli vanaf de vroege ochtend tot het begin van de middag heeft gewerkt. Los daarvan is de verklaring van [naam 7] slechts een van de verklaringen. Servatius heeft de klachten weliswaar niet met metingen onderbouwd, maar [naam regisseur sociaal beheer] , regisseur sociaal beheer van Servatius, heeft ter zitting verklaard dat hij ter verificatie van de klachten bij de buurvrouw is langsgegaan en daar heeft geconstateerd dat sprake was van harde muziek afkomstig van [gedaagde] . Begin maart 2024 heeft [gedaagde] in een gesprek met Servatius beloofd zich rustig te houden, maar de overlast is blijven voortduren. [naam regisseur sociaal beheer] is toen weer bij de buurvrouw geweest en heeft ernstige geluidsoverlast geconstateerd, zodanig dat het niet mogelijk was elkaar te verstaan. Hij heeft toen bij [gedaagde] aangebeld, maar deze deed niet open.
4.7.
Niet is vereist dat de overlast op objectief meetbare wijze moet worden vastgesteld; voldoende is dat deze aannemelijk is. Dat een deel van de verklaringen zien op de vroege avond doet er ook niet aan af dat op dat moment ook sprake kan zijn van geluidsoverlast. Dat er ook subjectieve elementen zijn benoemd, zoals het ervaren van overlast gedurende een heel etmaal, of dat er doemscenario’s zijn geschetst (zoals de angst dat [gedaagde] het gas open zal laten staan of hij een mes meeneemt), duidt er naar het oordeel van de kantonrechter niet op dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn of moedwillig zijn aangedikt, maar duidt erop dat bewoners bang zijn of ernstig bezorgd. Dit is een gevolg van het onberekenbare, onaangepaste gedrag van [gedaagde] . Hij heeft de bedreigingen weliswaar betwist, maar meerdere bewoners hebben hierover verklaard en [gedaagde] heeft in ieder geval niet betwist de woorden ‘NSB’er’ en ‘kutwijf’ te hebben gebruikt en ook heeft hij niet betwist dat hij het heeft gehad over ‘schieten’ (randnummer 20, 21 en 26 van de conclusie van antwoord). Hoe zijn opmerkingen ook zijn bedoeld, het is aannemelijk dat deze in elk geval door omwonenden als bedreigend zijn ervaren, in combinatie met de overlast, het schreeuwen, het slaan met deuren en de verstoorde relatie tussen [gedaagde] en de omwonenden. Verder heeft [gedaagde] niet weersproken dat hij in de aanloop naar de mondelinge behandeling foto’s heeft gemaakt van de woningen van omwonenden, hiermee de angst van omwonenden voedend.
4.8.
[gedaagde] stelt dat sommige bewoners op grotere afstand wonen, maar hij stelt ook dat het complex fungeert als een klankkast en slecht geïsoleerd is. Zoals hiervoor is overwogen acht de kantonrechter de overlast aannemelijk en overeenkomstig zijn stelling dat het complex een klankkast is (en de appartementen aan de Voedingskanaalweg aan de andere zijde van de ‘klankkast’ zijn gelegen), is het ook aannemelijk dat personen die verder weg wonen overlast ervaren.
4.9.
[gedaagde] stelt dat omwonenden een hetze tegen hem voeren. Dat dit het geval is, is de kantonrechter niet gebleken. Uit de verklaring van omwonenden blijkt dat een aantal van hen heeft geprobeerd het gesprek met [gedaagde] aan te gaan, maar dat [gedaagde] hier niet voor open stond. Zo blijkt uit de verklaring van [naam 1] van 2 juli 2024 dat hij [gedaagde] aanvankelijk probeerde te helpen en hij niets tegen [gedaagde] heeft, maar toen hij laatst een keer bij hem aanbelde om te vragen of het rustiger kon de reactie was: “kutburen, laat me met rust”.
4.10.
[gedaagde] stelt dat Servatius onvoldoende heeft gedaan om de problematiek op te lossen, maar Servatius is het gesprek met [gedaagde] aangegaan (waar hij heeft beloofd zich rustig te houden) en heeft een melding gedaan bij het Vangnet GGD. [gedaagde] stelt dat hij niet bekend is met deze melding, maar de kantonrechter ziet geen reden te twijfelen aan de stelling van Servatius dat zij hem daar heeft aangemeld. Tot slot heeft Servatius meermalen bij [gedaagde] tevergeefs aan de deur gestaan. [gedaagde] heeft daarover gezegd dat zijn deurbel buiten werking is gesteld. Het komt dan echter voor rekening van [gedaagde] (als dit inderdaad zo is) als hij hierdoor kansen heeft gemist om tot een oplossing te komen. Tot slot had [gedaagde] ook zelf het initiatief kunnen nemen om contact op te nemen met Servatius.
4.11.
Dat de gevolgen van een ontruiming ingrijpend zullen zijn voor [gedaagde] lijdt geen twijfel. De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] het niet altijd gemakkelijk heeft (gehad), maar door zijn karakter/psychische en verslavingsproblematiek (zie de brief van Mondriaan van 6 augustus 2024) ook problemen in stand houdt of lijkt te houden. In de onderlinge afweging tussen het belang van de omwonenden, het risico op een verdere escalatie, laat de kantonrechter het belang van Servatius en de andere huurders zwaarder wegen, nu deze huurders, zo is de kantonrechter duidelijk, al geruime tijd gebukt gaan onder de overlast.
4.12.
Concluderend is de kantonrechter voorshands van oordeel dat de tekortkoming van [gedaagde] van zodanig gewicht is dat het zeer waarschijnlijk is dat een daarop gebaseerde vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De gevorderde ontruiming is daarmee toewijsbaar.
De ontruimingstermijn zal op veertien dagen na betekening van dit vonnis worden gesteld.
4.13.
Servatius behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat zij bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
4.14.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Servatius worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
Totaal
1.215,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde aan de [adres 1] te [woonplaats] , binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, met al het zijne en de zijnen, volledig te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Servatius te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.215,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
2 september 2024.