ECLI:NL:RBLIM:2024:6027

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
C/03/329928 / HA ZA 24-196
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar de kamer voor kantonzaken in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 12 juni 2024 een vonnis uitgesproken in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.H.G. Pelzer, en gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Paul-van Velzen. De zaak betreft een geschil dat zijn grondslag vindt in de artikelen 7:658 en 7:611 van het Burgerlijk Wetboek. Tijdens de procedure is op 15 mei 2024 een rolbeslissing genomen waarin partijen de gelegenheid kregen om zich uit te laten over de bevoegdheid van de kamer voor andere zaken dan kantonzaken. Beide partijen hebben ingestemd met de verwijzing naar de kamer voor kantonzaken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zaak moet worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken, aangezien er geen geschil is over de grondslag van de vordering. De rechtbank heeft op 10 juli 2024 de zaak verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken in Maastricht, waarbij partijen zijn geïnformeerd dat zij niet meer verplicht zijn om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen en dat het griffierecht zal worden verlaagd en teruggestort indien teveel is betaald.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/329928 / HA ZA 24-196
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. L.H.G. Pelzer te Echt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. I. Paul-van Velzen te ’s-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 15 mei 2024
  • de aktes uitlating zijdens beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Bij rolbeslissing van 15 mei 2024 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of de kamer voor andere zaken dan kantonzaken bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.
2.2.
Beide partijen stemmen in met verwijzing naar de kamer voor kantonzaken.
2.3.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat de vordering haar grondslag vindt in artikel 7:658 BW en artikel 7:611 BW, blijft de rechtbank bij haar oordeel dat de zaak moet worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
2.4.
De zaak zal derhalve worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Maastricht, op
woensdag 10 juli 2024 om 10.00 uurvoor conclusie van antwoord,
3.2.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.3.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.type: AH