Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure in de hoofdzaak
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 juni 2024,
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde 320837, eiser 325515]. De vordering van [eiseres] betreft de nakoming van een geldlening van € 70.647,00 die zij aan [gedaagde 320837, eiser 325515] en [gedaagde 325515] heeft verstrekt om een belastingschuld af te lossen. [gedaagde 320837, eiser 325515] erkent de hoofdelijkheid van de lening, maar stelt dat de vordering is verjaard. De rechtbank oordeelt dat de vordering niet is verjaard, omdat er geen bewijs is dat [eiseres] de lening in 2014 heeft opgeëist. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] tot terugbetaling van € 70.647,00 toe, evenals de buitengerechtelijke incassokosten, maar wijst het deel van de vordering dat betrekking heeft op een aanvullend bedrag van € 8.000,00 af, omdat [eiseres] niet aan haar stelplicht heeft voldaan. In de vrijwaringszaak heeft [gedaagde 320837, eiser 325515] gevorderd dat [gedaagde 325515] hem vrijwaart voor de aanspraken van [eiseres], maar deze vordering wordt afgewezen omdat er geen bewijs is voor de gestelde afspraak. De rechtbank legt de proceskosten op aan [gedaagde 320837, eiser 325515].