ECLI:NL:RBLIM:2024:6147

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
10982842 \ CV EXPL 24-1281
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van hoofdsom en incassokosten in verbintenissenrechtelijke zaak tussen zorgaanbieders

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter in Maastricht, vordert Huisartsenposten Oost-Brabant betaling van een hoofdsom van € 5.000,00, buitengerechtelijke incassokosten van € 643,22 en wettelijke rente van Co-Med Zorg B.V. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor de levering van acute huisartsenzorg, waarbij Co-Med in gebreke is gebleven met het invullen van diensten op 1 en 8 september 2023. Huisartsenposten Oost-Brabant stelt dat Co-Med een boete van € 2.500,00 per niet ingevulde dienst verschuldigd is, zoals vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst. Co-Med erkent de gebreken, maar beroept zich op overmacht, wat door Huisartsenposten Oost-Brabant wordt betwist. De Kantonrechter oordeelt dat Co-Med de boete verschuldigd is en wijst de vordering tot betaling van de hoofdsom, incassokosten en rente toe. Co-Med wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.449,37. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en Co-Med moet binnen veertien dagen aan de veroordelingen voldoen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10982842 \ CV EXPL 24-1281
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
HUISARTSENPOSTEN OOST-BRABANT B.V. H.O.D.N. HUISARTSENPOSTEN OOST-BRABANT,
te 's-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen: Huisartsenposten Oost-Brabant,
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
CO-MED ZORG B.V.,
te Maastricht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Co-Med,
vertegenwoordigd door de heer [naam bestuurder] , bestuurder van Co-Med.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek tevens houdende vermindering van eis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Huisartsenposten Oost-Brabant heeft nog een verzoek tot schorsing ex artikel 28 Faillissementswet gedaan, maar dit is op grond van artikel 30 Faillissementswet afgewezen.
1.4.
Co-Med is op 5 juli 2024 in staat van faillissement verklaard.

2.De feiten

2.1.
Huisartsenposten Oost-Brabant heeft op of omstreeks 1 mei 2022 met Co-Med een overeenkomst gesloten voor de levering van acute huisartsenzorg voor de regio Oost-Brabant in de avond-, nacht- en weekenduren, waarbij deze zorg verleend wordt door de bij Co-Med aangesloten waarnemend-huisartsen. Co-Med heeft de afgelopen jaren diverse huisartsenpraktijken overgenomen. De waarnemend-huisartsen die zich bij haar hebben aangesloten voeren geen zelfstandige praktijk en hebben geen contract met de zorgverzekeraar of huisartsenpost. Die contracten heeft Co-Med.
2.2.
In artikel 6 van de als productie 1 overlegde samenwerkingsovereenkomst is het volgende opgenomen:
“Artikel 6: Disciplinaire maatregel
1. Het is van groot belang dat Huisartsenposten Oost-Brabant erop kan rekenen dat de Huisarts de met hem/haar afgesproken dienst op de huisartsenpost vervult, althans bij verhindering van de Huisarts een door hem/haar zelf geregelde waarnemer de dienst van de Huisarts waarneemt. Indien de Huisarts zijn/haar dienst niet vervult en niet voor adequate waarneming heeft gezorgd, is de Mantelorganisatie een zonder ingebrekestelling direct opeisbare, niet voor matiging vatbare, boete verschuldigd van € 2.500.”
In de samenwerkingsovereenkomst wordt Co-Med verder ‘de Mantelzorgorganisatie’ genoemd.
2.3.
Co-Med is in gebreke gebleven met de invulling van toebedeelde diensten op 1 september en 8 september 2023. Als gevolg hiervan heeft Huisartsenposten Oost-Brabant aan Co-Med facturen verzonden ter schadeloosstelling.

3.Het geschil

3.1.
Huisartsenposten Oost-Brabant vordert – samengevat – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – na vermindering van haar eis – veroordeling van Co-Med tot betaling van aan hoofdsom € 5.000,00, buitengerechtelijke incassokosten € 643,22, rente tot datum dagvaarding € 134,15), vermeerderd met rente over de hoofdsom vanaf datum dagvaarding en vermeerderd met de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Huisartsenposten Oost-Brabant (samengevat) het volgende aan. Huisartsenposten Oost-Brabant heeft met Co-Med een overeenkomst gesloten voor de invulling van de avond-, nacht- en weekenddiensten op de Huisartsenposten van Huisartsenposten Oost-Brabant. Deze diensten worden (mede) ingevuld door de huisartsen die bij Co-Med in dienst zijn dan wel zelfstandig voor Co-Med werken. Wanneer een huisarts van Co-Med een afgesproken dienst niet kan uitvoeren en er geen vervanging is geregeld, is Co-Med aan Huisartsenposten Oost-Brabant een direct opeisbare boete van € 2.500,00 verschuldigd. Huisartsenposten Oost-Brabant stelt dat Co-Med op 1 september en 8 september 2023 in gebreke is gebleven met het invullen van aan Co-Med toebedeelde diensten.
3.3.
Daarnaast stelt Huisartsenposten Oost-Brabant dat Co-Med aan haar de wettelijke handelsrente verschuldigd is over de openstaande facturen. Huisartsenposten Oost-Brabant berekent de wettelijke handelsrente tot 23 februari 2024 op € 134,15. Voorts stelt Huisartsenposten Oost-Brabant dat Co-Med aan haar een vergoeding van € 643,22 voor buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd.
3.4.
Co-Med voert verweer. Co-Med erkent dat het haar niet gelukt is om de toebedeelde diensten van 1 en 8 september 2023 in te vullen, maar beroept zich hierbij op overmacht. Co-Med stelt dat zij zich tot het uiterste heeft ingespannen om deze diensten alsnog in te vullen, maar dat dit niet gelukt is door de handelswijze van de bij Huisartsenposten Oost-Brabant aangesloten huisartsen. Tot slot verzoekt Co-Med tot afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente en tot veroordeling van Huisartsenposten Oost-Brabant in de proceskosten.
3.5.
Huisartsenposten Oost-Brabant heeft betwist dat de invulling van de betreffende diensten door huisartsen van Huisartsenposten Oost-Brabant zou worden tegengewerkt. Zo geeft Huisartsenposten Oost-Brabant aan dat deze stelling van Co-Med door Co-Med niet nader worden onderbouwd en dat zij haar huisartsen heeft geïnstrueerd van het belang om de diensten ingevuld te krijgen.
3.6.
Op de conclusie van repliek van Huisartsenposten Oost-Brabant met daarin verwerkt een vermindering van eis, is door Co-Med niet meer gereageerd.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Co-Med heeft het bestaan van de als productie 1 overgelegde overeenkomst en het daarin opgenomen boetebeding van artikel 6 niet heeft betwist, waarmee vaststaat dat partijen deze overeenkomst hebben gesloten.
4.2.
Omdat Co-Med erkent dat het haar niet gelukt is om de aan haar toebedeelde diensten op 1 en 8 september 2023 in te vullen, staat dit vast. Co-Med is echter van mening dat haar dit niet verweten kan worden en beroept zich op overmacht met de daaraan verbonden rechtsgevolgen. Bij de Huisartsenposten Oost-Brabant aangesloten huisartsen zouden bij Co-Med hebben aangegeven de diensten niet in te vullen. Co-Med geeft te kennen dat zij te horen heeft gekregen dat de diensten niet worden ingevuld omdat dit “zo (is) afgesproken” of met de mededeling: “er wordt niet voor Co-Med gewerkt”.
4.3.
Huisartsenposten Oost-Brabant heeft uitdrukkelijk betwist dat de betreffende diensten niet ingevuld zijn door toedoen van de bij haar aangesloten huisartsen dan wel door toedoen van Huisartsenposten Oost-Brabant zelf. Zij overlegt hiervoor als productie 5 een interne e-mail van 6 september 2023, die zij gestuurd heeft aan de bij haar aangesloten huisartsen en waarin zij de huisartsen erop heeft gewezen dat het van belang is dat de diensten worden ingevuld om zodoende de continuïteit en kwaliteit van de zorg te waarborgen.
4.4.
Co-Med voert een zogenoemd bevrijdend verweer, wat betekent dat zij de bewijslast draagt van haar stelling dat zij door overmacht de betreffende diensten van 1 en 8 september 2023 niet heeft kunnen invullen. Het ligt derhalve op de weg van Co-Med om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen dat er sprake is geweest van een tegenwerking door de bij Huisartsenposten Oost-Brabant aangesloten huisartsen. Aangezien Huisartsenposten Oost-Brabant de door Co-Med gestelde tegenwerking gemotiveerd heeft betwist, en haar standpunt bij repliek bovendien nader heeft uitgelegd, was het aan Co-Med om daarop bij conclusie van dupliek te reageren. Dat heeft zij niet meer gedaan, noch ook heeft zij een specifiek bewijsaanbod op dit punt gedaan. De kantonrechter verwerpt daarom dit verweer.
4.5.
Vast staat dan ook dat Co-Med op grond van artikel 6 van de tussen partijen gesloten overeenkomst de boete verschuldigd is van 2 x € 2.500,00 voor het niet kunnen invullen van de diensten van 1 en 8 september 2023. Dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
4.6.
Huisartsenposten Oost-Brabant vordert de wettelijke handelsrente over de boete (2 x € 2.500,00). Deze rente is in de dagvaarding berekend tot 23 februari 2024. Nu de boete van 2x € 2.500,00 wordt toegewezen, is Co-Med de wettelijke handelsrente over deze facturen verschuldigd, te berekenen vanaf de vervaldata (18 en 25 september 2023) van de afzonderlijke facturen.
4.7.
Huisartsenposten Oost-Brabant vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit), zodat voor de vordering van € 5.000,00 een bedrag van € 625,00 aan buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen.
4.8.
Tijdens de procedure (op 17 april 2024) heeft Co-Med een bedrag ad € 364,49 voldaan, in verband waarmee Huisartsenposten Oost-Brabant haar vordering bij repliek heeft verminderd. Deze betaling zal ingevolge artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek in de eerste plaats in mindering strekken op de buitengerechtelijke kosten.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
5.000,00
- buitengerechtelijke incassokosten
625,00
+
totaal
5.625,00
4.10.
Co-Med wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Huisartsenposten Oost-Brabant worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.449,37

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Co-Med om aan Huisartsenposten Oost-Brabant te betalen een bedrag van € 5.625,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 5.000,00, vanaf de respectievelijke vervaldata van de onderliggende facturen tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Co-Med in de proceskosten van € 1.449,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Co-Med niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
4 september 2024.
VC