ECLI:NL:RBLIM:2024:6149

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
11047746 \ CV EXPL 24-1903
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van tankkosten en schadevergoeding na onbetaalde tankbeurt

In deze civiele zaak, behandeld door de kantonrechter in Maastricht, vordert WTS Zwolle B.V. betaling van tankkosten en schadevergoeding van de gedaagde partij, die als kentekenhouder van een auto wordt beschouwd. De procedure is gestart na een onbetaalde tankbeurt op 6 december 2023, waarbij de bestuurder van de auto een bedrag van € 36,53 heeft getankt zonder te betalen. WTS heeft de gedaagde aangemaand tot betaling, maar deze heeft niet gereageerd.

De gedaagde voert aan dat haar toenmalige vriend de auto zonder haar toestemming heeft meegenomen en getankt. De kantonrechter overweegt dat de gedaagde als kentekenhouder aansprakelijk is voor de onbetaalde tankbeurt, tenzij zij tijdig de naam en het adres van de bestuurder bekendmaakt. Aangezien de gedaagde dit niet heeft gedaan, wordt haar aansprakelijkheid bevestigd.

De kantonrechter wijst de vordering van WTS toe, inclusief de wettelijke rente en schadevergoeding voor gemaakte kosten. De totale vordering van € 168,25 wordt toegewezen, evenals de proceskosten van € 343,54. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling binnen veertien dagen na aanschrijving. Dit vonnis is uitgesproken op 4 september 2024 door mr. R.P.J. Quaedackers.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11047746 \ CV EXPL 24-1903
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
WTS ZWOLLE B.V., (MEDE) H.O.D.N. SHELL STATION STRUIK,
te Dalfsen,
eisende partij,
hierna te noemen: WTS,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer, gerechtsdeurwaarder,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de schriftelijke weergaven van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
WTS exploiteert een tankstation, Shell Station Struik te Holten.
2.2.
Op 6 december 2023 heeft de bestuurder van een auto met kenteken [kenteken] getankt bij tankstation Shell Station Struik te Holten voor een totaalbedrag van € 36,53. Dit bedrag is niet betaald.
2.3.
Het kenteken van deze auto staat op naam van [gedaagde] .
2.4.
WTS heeft [gedaagde] aangemaand tot betaling van de tankkosten van € 36,53 en schade in de vorm van onderzoekskosten van € 131,00, maar [gedaagde] heeft niets betaald.
3. Het geschil
3.1.
WTS vordert dat [gedaagde] veroordeeld wordt tot betaling van primair:
  • € 36,53 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2024 tot het bedrag is betaald;
  • € 131,00 aan schadevergoeding;
  • € 0,72 aan wettelijke rente, berekend tot 21 maart 2024;
  • de proceskosten.
3.2.
Subsidiair vordert WTS, als [gedaagde] niet zelf heeft getankt en in de procedure de gegevens van deze persoon verstrekt, [gedaagde] voorwaardelijk te veroordelen tot bovenstaande kosten indien deze gegevens niet juist blijken te zijn, en meer subsidiair om [gedaagde] te veroordelen om de NAW-gegevens te verstrekken op straffe van een dwangsom als deze gegevens niet juist blijken te zijn.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat met de auto met kenteken [kenteken] op 6 december 2023 voor een bedrag van € 36,53 is getankt bij het tankstation Shell Station Struik in Holten en dat daar niet voor is betaald.
4.2.
[gedaagde] voert aan dat haar toenmalige vriend (een zekere [naam] ) de auto zonder haar toestemming heeft meegenomen en met de auto is gaan tanken. Hiervan is aangifte gedaan bij de politie. Op de door WTS overgelegde foto’s is te zien dat door een man is getankt. [gedaagde] stelt niet bekend te zijn met het adres van deze [naam] . Om die reden meent [gedaagde] dat zij niet aansprakelijk is voor de door WTS geleden schade.
4.3.
De kantonrechter overweegt het volgende. Doorrijden zonder te betalen is onrechtmatig jegens de pomphouder (artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). WTS heeft schade geleden, in de vorm van een onbetaalde afname van brandstof. Vast staat dat [gedaagde] kentekenhouder is van de auto met kenteken [kenteken] . De schade van WTS is aan [gedaagde] , als kentekenhouder van de auto, toe te rekenen. Daarbij sluit de kantonrechter aan bij artikel 181 Wegenverkeerswet 1994. Hierin is kort gezegd bepaald dat als een verkeersovertreding wordt begaan door een onbekend gebleven bestuurder, de boete kan worden opgelegd aan de eigenaar of houder van het motorrijtuig, tenzij deze tijdig de naam en het volledige adres van de bestuurder bekendmaakt. Hieruit volgt dat de eigenaar of houder van het motorrijtuig aansprakelijk is als een onbekend gebleven bestuurder een verkeersovertreding heeft begaan en de naam en het adres van diegene niet tijdig door de eigenaar is bekendgemaakt.
4.4.
[gedaagde] heeft te kennen gegeven dat [naam] met de auto heeft getankt.
4.5.
Vast staat dat [gedaagde] niet tijdig de naam en adresgegevens van [naam] bekend heeft gemaakt. Bovendien heeft [gedaagde] , behalve dat zij een naam heeft doorgegeven, geen expliciete uitlatingen gedaan over de persoon die op de foto’s te zien is, zodat onbekend is wie deze persoon is die met de auto heeft getankt. Als kentekenhouder van de auto blijft de aansprakelijkheid voor het niet betalen van de tankbeurt dan bij haar liggen.
4.6.
De gevorderde hoofdsom van € 36,53 zal daarom worden toegewezen.
4.7.
[gedaagde] heeft geen zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente van € 0,72 zodat deze ook zal worden toegewezen.
4.8.
Evenmin heeft [gedaagde] zelfstandig verweer gevoerd tegen de gevorderde schadevergoeding van € 131,00. WTS heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat zij redelijke kosten heeft moeten maken voor de vaststelling van de aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW), waarvoor zij € 131,00 vordert (zoals het doen van aangifte en het achterhalen van de identiteit van [gedaagde] met behulp van een deurwaarder). De kantonrechter oordeelt dat dit redelijke kosten zijn die in redelijkheid zijn gemaakt en zal deze dan ook toewijzen.
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
36,53
- wettelijke rente tot 21 maart 2024
0,72
- schadevergoeding
131,00
+
Totaal
168,25
4.10.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van WTS worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2,00 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
343,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan WTS te betalen een bedrag van € 168,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 36,53, met ingang van 21 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 343,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
4 september 2024.
VC