ECLI:NL:RBLIM:2024:6158

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
10 september 2024
Zaaknummer
11056461 \ CV EXPL 24-1950
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake zorgverzekeringsovereenkomst en betalingsverplichting van bewindvoerder

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen de bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde], die onder bewind is gesteld. De bewindvoerder heeft erkend dat er een betalingsachterstand is ontstaan met betrekking tot de zorgpremie, het eigen risico en de kosten voor betaling. VGZ vordert een totaalbedrag van € 942,39, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. De bewindvoerder heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd en erkent de vordering, maar wijst op de lopende schuldhulpverlening en het beslag op het inkomen van [naam onderbewindgestelde].

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van VGZ toewijsbaar is, aangezien de bewindvoerder de vordering heeft erkend. De kantonrechter heeft de hoofdsom vastgesteld op € 744,11, met een rente van € 63,22 en buitengerechtelijke incassokosten van € 135,06. De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van VGZ vergoeden, die zijn begroot op € 802,89. Het vonnis is uitgesproken op 4 september 2024 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11056461 \ CV EXPL 24-1950
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: VGZ ,
gemachtigde: Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam] , in de hoedanigheid van bewindvoerder in het bewind van [naam onderbewindgestelde], hierna te noemen: [naam onderbewindgestelde] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: bewindvoerder,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] heeft bij VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten.
2.2.
[naam onderbewindgestelde] is op 1 juli 2023 onder bewind gesteld met aanstelling van de bewindvoerder in die hoedanigheid.
2.3.
De bewindvoerder blijft in gebreke met betaling van de zorgpremie, het eigen risico en/of de eigen bijdrage, en de kosten voor betaling middels acceptgiro.

3.Het geschil

3.1.
VGZ vordert - samengevat - veroordeling van de bewindvoerder tot betaling van € 942,39, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert VGZ (samengevat) het volgende aan. VGZ heeft op grond van een met [naam onderbewindgestelde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst bedragen bij [naam onderbewindgestelde] resp. de bewindvoerder in rekening gebracht. De totale achterstand bedraagt volgens VGZ € 1.385,90. VGZ heeft een bedrag van € 641,79 ontvangen, hetgeen in mindering is gebracht op de hoofdsom. Daarnaast vordert VGZ de wettelijke rente. VGZ berekent de wettelijke rente tot 14 maart 2024 op € 63,22. Voorts stelt VGZ dat aan haar een vergoeding van € 135,06 voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is, inclusief de daarover verschuldigde btw.
3.3.
De bewindvoerder voert geen inhoudelijk verweer en erkent de vordering. Zij geeft aan dat er inmiddels beslag op het inkomen is gelegd bij [naam onderbewindgestelde] , dat schuldhulpverlening is toegekend en het te betreuren dat een kostenverhogende procedure wordt gevoerd. Daarnaast legt de bewindvoerder een afschrift van een overschrijving over van € 35,00
d.d. 25 maart 2024.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bewindvoerder heeft de vordering van VGZ erkend, zodat aan hoofdsom een bedrag van € 744,11 (zijnde € 1.385,90 minus de betaling van € 641,79) wordt toegewezen.
4.2.
Bewindvoerder voert geen zelfstandig verweer tegen de gevorderde rente, zodat ook dit bedrag van € 63,22 toewijsbaar is.
4.3.
VGZ vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. VGZ heeft aan bewindvoerder een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) en gelet daarop is € 135,06 toewijsbaar. VGZ heeft de btw gevorderd over de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Omdat VGZ een van btw vrijgestelde prestatie heeft verricht, wordt de vergoeding verhoogd met btw.
4.4.
VGZ heeft de door bewindvoerder gestelde betaling van € 35,00 d.d. 25 maart 2024 niet betwist, zodat vaststaat dat dit bedrag door VGZ is ontvangen. Het bedrag van € 35,00 zal ex art. 6:44 BW in mindering worden gebracht op de vordering.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
744,11
- rente
63,22
- buitengerechtelijke incassokosten
135,06
+
totaal
942,39
4.6.
Bewindvoerder wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van VGZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
802,89

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt bewindvoerder om aan VGZ te betalen een bedrag van € 942,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 744,11, met ingang van 14 maart 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verstaat dat de op 25 maart 2024 door de bewindvoerder gedane betaling van
€ 35,00 op de voet van artikel 6:44 BW in mindering strekt op het bedrag dat de bewindvoerder aan VGZ verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt bewindvoerder in de proceskosten van € 802,89, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening en de daarover verschuldigde btw, als bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
4 september 2024.
VC