ECLI:NL:RBLIM:2024:6197

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
ROE 24/3956
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen omgevingsvergunning voor bouwproject in Weert

Op 12 september 2024 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. De zaak betreft een beroep van de eiser tegen het besluit van 11 juli 2024, waarbij zijn bezwaar tegen een omgevingsvergunning niet-ontvankelijk werd verklaard. De omgevingsvergunning was verleend aan EVO Park Weert C.V. voor de bouw van twee warehouses aan de Industriekade 44 en Havenweg 2 in Weert. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen belanghebbende is, omdat hij geen directe gevolgen ondervindt van de omgevingsvergunning. De rechtbank baseerde haar oordeel op de afstand tussen de woning van de eiser en de planlocatie, alsook op de resultaten van een verkeersonderzoek dat aantoonde dat er geen toename van verkeer te verwachten is als gevolg van de vergunning. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser kennelijk ongegrond en wees erop dat er geen proceskosten vergoed hoeven te worden, aangezien het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift is op dezelfde dag verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 24 / 3956

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 11 juli 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging aan deze zaak vooraf?
2. Bij besluit van 21 december 2023 heeft verweerder aan EVO Park Weert C.V. een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee warehouses inclusief kantoren en inritten (warehouses A+B) aan de Industriekade 44 en Havenweg 2 in Weert.
3. Eiser woont aan [adres] in [woonplaats] . Hij is het niet eens met deze omgevingsvergunning en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
4. Op 11 juli 2024 heeft verweerder, op basis van het advies van de commissie bezwaarschriften Weert, eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat hij volgens verweerder geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning.
5. Eiser is het niet eens met dit besluit op zijn bezwaar en heeft op 12 augustus 2024 beroep ingesteld.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank stelt voorop dat het besluit waartegen het beroep van eiser is gericht, is genomen op het bezwaar van eiser. Eiser is per definitie belanghebbende bij de aan hem gerichte beslissing op bezwaar, zodat zijn beroep ontvankelijk is.
7. Over de vraag of eiser belanghebbende is bij de omgevingsvergunning en of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, overweegt de rechtbank als volgt.
8. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te worden aangemerkt moet een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar belang hebben dat rechtstreeks bij in dit geval de omgevingsvergunning is betrokken. Dit is terug te vinden in artikel 1:2 van de Awb en de daarover gevormde jurisprudentie.
Uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de vergunde activiteit in beginsel belanghebbende is bij het besluit tot verlening van de vergunning. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon- of leefsituatie van betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere: geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
9. Eiser woont -zoals gezegd- aan de [adres] in [woonplaats] . Tussen zijn woning en de planlocatie bevinden zich woonwijken, groen en wegen. Zijn woning is bovendien hemelsbreed circa 700 meter verwijderd van de planlocatie. Vanuit zijn woning heeft eiser ook geen enkel zicht op de planlocatie. Uit ingesteld verkeersonderzoek blijkt verder dat voor de woning van eiser geen toename van verkeer zal plaatsvinden die direct toegekend kan worden aan de verleende omgevingsvergunning, in tegenstelling tot wat eiser wel denkt. Wat eiser in zijn beroepschrift stelt over de toename van de verkeersdrukte als gevolg van de realisatie van het distributiecentrum is meegenomen in het uitgevoerde verkeersonderzoek. Uit dit verkeersonderzoek blijkt dat voor de woning van eiser geen toename van verkeer zal plaatsvinden die direct kan worden toegerekend aan de verleende omgevingsvergunning.
10. Het voorgaande betekent dat eiser geen rechtstreeks belang heeft dat betrokken is bij de beslissing over verlening van de omgevingsvergunning. In de juridische procedure tegen die omgevingsvergunning is eiser daarom geen belanghebbende en komt aan hem als individu geen rechtsbescherming toe tegen wat die omgevingsvergunning mogelijk maakt.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, tot het oordeel dat verweerder het bezwaar van eiser terecht nietontvankelijk heeft verklaard omdat eiser geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning. Over dit oordeel is geen twijfel mogelijk. Dat betekent dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is.
12. Omdat het beroep ongegrond is, hoeven eventuele proceskosten niet te worden vergoed en hoeft ook het griffierecht niet aan eiser te worden vergoed. Overigens is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, rechter, in aanwezigheid van J.B.J.C.L. Caelers-Sijbers griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 12 september 2024
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 12 september 2024

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.