In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tegen een verstekvonnis van 13 december 2023, waarbij de R.K. Parochie H. Martinus de oorspronkelijke gedaagde, die in verzet is gekomen, heeft aangeklaagd voor huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst. De huurder, die de woning sinds 1 mei 2023 huurt, heeft geen ondertekende huurovereenkomst en er is een geschil ontstaan over de huurbetalingen, waarborgsom en herstelwerkzaamheden aan het gehuurde. De Parochie vordert betaling van de huur en ontbinding van de overeenkomst, terwijl de huurder stelt dat hij contant € 7.000,00 heeft betaald en dat de huurprijs niet verschuldigd was tijdens de herstelwerkzaamheden aan het gehuurde.
De kantonrechter heeft het verzet ontvankelijk verklaard, maar het verstekvonnis in stand gelaten. De rechter oordeelt dat de huurder in principe de huur verschuldigd is en dat er geen bewijs is voor de door hem gestelde contante betaling. Ook de vordering tot verrekening van herstelkosten wordt afgewezen, omdat de huurder onvoldoende bewijs heeft geleverd. De rechter bevestigt dat de huurovereenkomst terecht is ontbonden vanwege de ernstige tekortkoming in de nakoming door de huurder. De huurder wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande huur en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door de kantonrechter op 11 september 2024.