In deze zaak heeft BudgetEnergie, een energieleverancier, een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens onbetaalde energiekosten na beëindiging van een overeenkomst. De overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas was aangegaan voor de periode van 5 januari 2021 tot 5 januari 2024. BudgetEnergie beëindigde de overeenkomst op 6 juni 2023 wegens wanbetaling door [gedaagde]. Na beëindiging heeft BudgetEnergie een eindnota van € 474,34 gestuurd, die door [gedaagde] niet is betaald.
BudgetEnergie vordert betaling van het openstaande bedrag, alsook de proceskosten. [gedaagde] erkent een betalingsachterstand, maar stelt dat hij deze tijdig had voldaan en betwist de extra kosten en de proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve getoetst of BudgetEnergie aan de wettelijke informatieverplichtingen heeft voldaan, wat het geval bleek te zijn. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de achterstallige energiekosten van € 374,34 moet betalen, maar wijst de vordering tot betaling van een opzegvergoeding van € 100,00 af, omdat BudgetEnergie geen grondslag voor deze vordering heeft aangetoond.
De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het verzoek van [gedaagde] om een betalingsregeling wordt afgewezen, omdat de wet geen mogelijkheid biedt om dit bij vonnis op te leggen. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter V. Steijvers op 11 september 2024.