Uitspraak
1.De procedure
- de akte van VGZ.
2.De verdere beoordeling
- rente tot 30 oktober 2023
€
133,06
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde, met betrekking tot onbetaalde zorgkosten en premies. De procedure begon met een dagvaarding waarin VGZ een gedetailleerde specificatie van de vordering heeft overgelegd, inclusief maandpremies en zorgkosten vanaf november 2016. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 8 mei 2024 VGZ de gelegenheid gegeven om te reageren op het verweer van de gedaagde dat de vordering verjaard zou zijn. VGZ heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de verjaringstermijn is gestuit, en de gedaagde heeft van de gelegenheid om hierop te reageren geen gebruik gemaakt.
De kantonrechter heeft vervolgens de argumenten van de gedaagde beoordeeld, waaronder de stelling dat de hoofdsom volledig betaald zou zijn en dat er onterecht premies in rekening zijn gebracht tijdens een verblijf in Aruba. De gedaagde heeft echter geen bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van zijn verweer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat VGZ de zorgverzekering tijdig heeft beëindigd en dat de gedaagde onvoldoende feiten heeft aangedragen om de hoogte van de vordering te betwisten.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van VGZ toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.356,60, vermeerderd met rente, en is ook veroordeeld in de proceskosten van € 1.064,48. Het vonnis is uitgesproken op 18 september 2024.