ECLI:NL:RBLIM:2024:6449

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
20 september 2024
Zaaknummer
11106505 \ CV EXPL 24-2464
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake consumentenkoop en betalingsverplichting

In deze zaak, die voor de Kantonrechter van de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, vordert de eisende partij, Coeo Securitisation Limited, een bedrag van € 290,65 van de gedaagde partij, die in deze procedure niet bij naam is genoemd. De vordering is gebaseerd op een consumentenkoop die heeft plaatsgevonden via de website van Zalando SE. De gedaagde heeft op of omstreeks 21 november 2022 meerdere artikelen besteld, maar is in gebreke gebleven met de betaling. Coeo, die de vordering van Zalando Payments GmbH heeft overgenomen, stelt dat de gedaagde een bedrag van € 234,12 verschuldigd is, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De gedaagde heeft verweer gevoerd, maar dit was voornamelijk gericht op de procedurele aspecten, zonder inhoudelijk in te gaan op de vordering van Coeo. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, aangezien het gaat om een consumentenovereenkomst en de gedaagde in Nederland woont. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in verzuim is geraakt, maar dat de gevorderde wettelijke rente niet kan worden toegewezen tot de datum van de dagvaarding, omdat Coeo niet heeft aangetoond dat er een betalingstermijn was afgesproken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag van € 234,12, met wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding, en heeft de gedaagde ook in de proceskosten veroordeeld. De proceskosten zijn vastgesteld op € 427,54. Het vonnis is uitgesproken op 18 september 2024 door mr. R.P.J. Quaedackers en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11106505 \ CV EXPL 24-2464
Vonnis van 18 september 2024
in de zaak van
COEO SECURITISATION LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
eisende partij,
hierna te noemen: Coeo,
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: Kubus Bewindvoering.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

[gedaagde] heeft op of omstreeks 21 november 2022 meerdere zaken besteld via de website van Zalando SE (hierna: Zalando). Er is sprake van een consumentenkoop op afstand tussen Zalando en [gedaagde] . [gedaagde] heeft gekozen voor de mogelijkheid om achteraf te betalen. [gedaagde] is niet overgegaan tot betaling.

3.Het geschil

3.1.
Coeo vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 290,65, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 234,12 vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Coeo (samengevat) het volgende aan. Tussen Zalando en [gedaagde] is een koopovereenkomst tot stand gekomen, waarbij [gedaagde] voor een bedrag van € 234,12 aan zaken heeft gekocht en geleverd heeft gekregen. Zalando heeft haar vordering op [gedaagde] overgedragen aan Zalando Payments GmbH. Zalando Payments GmbH heeft de vordering vervolgens verkocht aan Coeo. Coeo vordert nakoming van de koopovereenkomst. Doordat [gedaagde] de facturen onbetaald heeft gelaten, maakt Coeo aanspraak op de wettelijke rente. Coeo berekent de wettelijke rente vanaf 6 december 2022 tot 19 april 2024 op € 16,53. Voorts stelt Coeo dat aan haar een vergoeding van € 40,00 voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] geeft te kennen dat voor haar een onderbewindstelling en mentorschap zijn aangevraagd. Inhoudelijk wordt er niet op de stellingen van Coeo gereageerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat het geschil een internationaal karakter draagt omdat Coeo in Ierland is gevestigd. Allereerst dient daarom ambtshalve te worden beoordeeld of de Nederlandse rechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen en welk recht op het geschil van toepassing is.
4.2.
Op grond van artikel 18 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 is de Nederlandse rechter bevoegd om van dit geschil kennis te nemen, omdat dit geschil ziet op een consumentenovereenkomst en de rechtsvordering wordt ingesteld tegen [gedaagde] als consument die woonachtig is in Nederland. Op dit geschil is Nederlands recht van toepassing conform artikel 6 van de Verordening (EU) nr. 593/2008.
4.3.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil naar Nederlands recht.
4.4.
[gedaagde] heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gevorderde hoofdsom van € 234,12 zodat deze als niet weersproken tussen partijen vast staat en als onvoldoende betwist zal worden toegewezen.
4.5.
De gevorderde rente over de hoofdsom kan slechts worden toegewezen met ingang van de datum van dagvaarding. Coeo stelt dat in deze zaak een verzuimtermijn geldt van veertien dagen na factuurdatum. Onduidelijk is waarop deze termijn is gebaseerd. Op de facturen staat geen betalingstermijn. Evenmin heeft Coeo gesteld dat deze termijn met [gedaagde] is overeengekomen. Op grond van deze overwegingen is de wettelijke rente tot de dag van de dagvaarding niet toewijsbaar, omdat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] tot die datum in verzuim verkeerde. Wel zal de wettelijke rente over de hoofdsom worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, zijnde 19 april 2024. Door de dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
4.6.
Coeo vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Alvorens aanspraak bestaat op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, moet kunnen worden vastgesteld dat, en met ingang van welke datum, [gedaagde] in verzuim is. Coeo stelt dat er een verzuimtermijn geldt van veertien dagen na factuurdatum. Zoals uit voorgaande blijkt, heeft Coeo nagelaten om op de facturen een betalingstermijn te vermelden. Om die reden kan niet worden vastgesteld dat de veertiendagenbrief is gestuurd nadat [gedaagde] in verzuim is geraakt, zodat de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen.
4.7.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Coeo worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2,00 punten × € 82,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
427,54

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Coeo te betalen een bedrag van € 234,12, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 19 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 427,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.
VC