Uitspraak
1.De procedure
- de brief waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en verhuurder over de ontbinding van een huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning. De huurder, [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie], had een huurachterstand van tien maanden, die op het moment van de mondelinge behandeling op 23 augustus 2024 was opgelopen. De verhuurder, [gedaagd in het verzet in conventie, verweerder in reconventie], had eerder een verstekvonnis verkregen waarin de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming was gevorderd. De huurder voerde aan dat de verhuurder niet had voldaan aan de verplichtingen van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening en dat hij in afwachting was van een uitkering op grond van de Participatiewet, wat zijn betalingsproblemen verklaarde. De kantonrechter oordeelde echter dat de huurder ernstig tekortgeschoten was in de nakoming van de huurovereenkomst, waardoor de ontbinding gerechtvaardigd was. De rechter bekrachtigde het verstekvonnis en stelde een ontruimingstermijn van twee weken na betekening van het vonnis vast. Daarnaast werd de huurachterstand vastgesteld op € 2.290,00, en werd de huurder veroordeeld tot betaling van € 600,00 per maand voor elke maand dat hij het gehuurde niet ontruimde. De vorderingen van de huurder in reconventie werden afgewezen, en de proceskosten werden aan de huurder opgelegd.