ECLI:NL:RBLIM:2024:6499

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
11125193 AZ VERZ 24-37
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en beoordeling van verwijtbaarheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, hierna aangeduid als [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek], door de werkgever, Stichting BVE Zuid-Limburg, hierna aangeduid als Vista. De werknemer was sinds 1990 werkzaam als docent en had een eigen tandartspraktijk. De procedure volgde op een verstoorde arbeidsverhouding, die onder andere werd veroorzaakt door een bezoek van de leidinggevende aan de tandartspraktijk van de werknemer tijdens zijn ziekte. De kantonrechter oordeelde dat dit bezoek niet had moeten plaatsvinden en dat het de verhoudingen verder had verslechterd. De kantonrechter concludeerde dat er geen ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van Vista was, en dat de werknemer ook een verwijt te maken had vanwege zijn onwilligheid om in gesprek te gaan. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 november 2024, met toekenning van een transitievergoeding aan de werknemer, maar zonder recht op een billijke vergoeding of schadevergoeding. De proceskosten werden aan de werknemer opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 11125193 \ AZ VERZ 24-37
Beschikking van 12 september 2024
STICHTING BVE ZUID-LIMBURG,
te Maastricht,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Vista,
gemachtigde: mr. drs. C.A.H. Lemmens,
tegen
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ,
gemachtigde: mr. M.R. Meulenberg-ten Hoor.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift, met een subsidiair tegenverzoek
- de mondelinge behandeling van 15 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de pleitnota van Vista
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] is sinds 1990 werkzaam voor (de rechtsvoorgangers van) Vista als docent aan de MBO-opleiding tot tandartsassistente voor 5,5 uur per week voor een basisloon van
€ 788,68 per maand exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. De cao MBO 2023-2024 is van toepassing. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] gaf op woensdag zijn lesuren. [naam leidinggevende] , hierna: [naam leidinggevende] , is momenteel de leidinggevende van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] .
2.2.
Naast zijn werk bij Vista heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] een eigen tandartspraktijk te Maastricht.
2.3.
Gedurende het schooljaar 2022-2023 zijn er bij [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] onduidelijkheden ontstaan over de (nieuwe) wijze van lesgeven bij Vista. Hierover is tussen [naam leidinggevende] en [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] meerdere keren gesproken, zonder dat de onduidelijkheden bij [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zijn weggenomen.
2.4.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft zich op 15 mei 2023 per WhatsApp ziek gemeld bij [naam leidinggevende] . [naam leidinggevende] heeft daarop gereageerd en gevraagd wat er aan de hand was. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft daarop niet gereageerd.
2.5.
[naam leidinggevende] heeft de dag erna een bezoek gebracht aan de tandartspraktijk van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] . [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] was toen niet aanwezig. Tegen de assistente heeft [naam leidinggevende] gezegd dat ze in de buurt was, zich zorgen maakte over [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] omdat hij zelden ziek was. [naam leidinggevende] heeft gevraagd of de assistente wist wat er aan de hand was, of hij ‘gewoon’ ziek was en of zij een idee had hoelang hij afwezig zou zijn.
2.6.
In een e-mail van 21 mei 2023 aan [naam leidinggevende] heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zijn ongenoegen over dit (onaangekondigde) bezoek aan zijn tandartspraktijk kenbaar gemaakt en een voortgangsgesprek met [naam leidinggevende] op 7 juni 2023 daarom geannuleerd. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] besluit zijn
e-mail als volgt:
“Reactie van jou op deze mail en de uitleg waarom jij zonder overleg, zonder afspraak, tijdens mijn ziek zijn, mijn assistente hebt benaderd en ondervraagt (sic) wil ik graag van jou ontvangen.”
2.7.
[naam leidinggevende] heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] gemaild dat zij de tandartspraktijk had bezocht omdat zij daar in de buurt was, [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] niet had gereageerd op haar appje en zij bezorgd was.
2.8.
Op 24 mei 2023 is [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] weer aan het werk gegaan.
2.9.
In een e-mail van 27 mei 2023 van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] aan [naam leidinggevende] heeft hij (nog een keer) gevraagd waarom [naam leidinggevende] zijn assistente had ‘overvallen’ met vragen over zijn ziekmelding. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft geweigerd een gesprek met [naam leidinggevende] aan te gaan, omdat hij eerst antwoord wenste op deze vragen. [naam leidinggevende] heeft in een e-mail van 31 mei 2023 aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] herhaald dat haar bezoek een spontane actie was, omdat zij bezorgd was. Verder heeft zij [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] medegedeeld dat het fijn was geweest als hij zich telefonisch op het daartoe bestemde nummer ziek had gemeld zodat zijn ziekmelding besproken had kunnen worden. [naam leidinggevende] heeft voorgesteld om over deze en andere irritaties (over, onder andere, de nieuwe manier van lesgeven) in gesprek te gaan. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft niet gereageerd. [naam leidinggevende] heeft in een aanvullende mail van 6 juni 2023 aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] gevraagd of zij de dag daarna in de pauze even bij hem kon binnenlopen om een en ander te bespreken. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft in een e-mail van 6 juni 2023 [naam leidinggevende] medegedeeld dat hij (nog) geen behoefte had aan een gesprek. [naam leidinggevende] heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] nogmaals gevraagd om een gesprek. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft in een e-mail van 18 juni 2023 (waarin hij ook allerlei andere zaken aan de orde stelde) [naam leidinggevende] gevraagd of haar bezoek aan zijn tandartspraktijk toelaatbaar is. [naam leidinggevende] heeft daarop niet meer gereageerd.
2.10.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft zich daarna tot de vertrouwenspersoon gewend. Op 20 juni 2023 heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] aan [naam leidinggevende] geappt: “dag [naam leidinggevende] , bij deze mijn ziekmelding. Ik zal er dit schooljaar niet meer zijn. Als je je “bezorgdheid” wil komen tonen meld het dan even vooraf.” [naam leidinggevende] heeft de ziekmelding vervolgens via WhatsApp bevestigd.
2.11.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft op 21 juli 2023 het spreekuur bezocht van de bedrijfsarts. Volgens de bedrijfsarts was geen sprake van ziekte, maar van een verstoorde arbeidsverhouding. De bedrijfsarts heeft mediation geadviseerd. In een e-mail van 17 augustus 2023 heeft [naam leidinggevende] ingestemd met het advies van de bedrijfsarts en [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] medegedeeld dat zijn ziekmelding van kracht bleef tot partijen samen met de mediator tot een oplossing waren gekomen.
2.12.
Mediation is ingezet en begin december beëindigd zonder dat een oplossing werd bereikt. De bedrijfsarts heeft op 8 december 2023 gerapporteerd dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] in staat is zijn werk te hervatten, maar ook dat het conflict moet worden opgelost.
2.13.
Bij brief van 11 december 2023 heeft Vista [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] medegedeeld dat Vista er geen vertrouwen in had dat een oplossing kon worden bereikt. Volgens Vista waren de opvattingen te verschillend en was [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ook niet bereid zich te voegen in de koers van het onderwijs dat Vista voor ogen stond. Vista heeft verder een aantal aspecten in het functioneren van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] benoemd die zij niet kon accepteren, waaronder het niet deelnemen aan overleggen en het niet aangaan van de dialoog. Vista heeft medegedeeld dat zij een regeling wilde treffen om te komen tot een einde van het dienstverband en anders een verzoek zou indienen om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden.
2.14.
In een e-mail van 23 januari 2024 heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zich tot het college van bestuur gewend met een klacht over - voornamelijk - het bezoek van [naam leidinggevende] aan zijn tandartspraktijk op 16 mei 2023. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft in deze e-mail medegedeeld dat hij zich geïntimideerd voelde en dat hij aangetast was in zijn privacy. Het college van bestuur heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] op 1 februari 2024 laten weten dat hij binnenkort een reactie zou ontvangen van het bestuursbureau. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft op 14 maart 2024 geïnformeerd naar de stand van zaken, waarop de gemachtigde van Vista [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft medegedeeld dat hij zijn klacht kon indienen bij het daartoe bestemde klachtenloket. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft zijn klacht niet ingediend bij dit klachtenloket, maar zijn klacht is - uiteindelijk - door het college van bestuur intern doorgeleid naar de klachtencommissie, waar deze uiteindelijk niet is behandeld vanwege deze procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
2.15.
In de tussentijd had [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zich bij brief van 22 maart 2024 bereid verklaard om de arbeid te hervatten, hetgeen hij op 16 april 2024 en 28 mei 2024 heeft herhaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Vista verzoekt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden wegens, primair, een verstoorde arbeidsverhouding. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzocht om dit verzoek af te wijzen en subsidiair de kantonrechter verzocht hem een billijke vergoeding toe te kennen van € 80.000,- bruto en een schadevergoeding van € 35.000,- netto.
3.2.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de -– uitgebreid - gemotiveerde stellingen van partijen. Voor zover nodig zullen deze worden weergegeven onder de ‘beoordeling’.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding kan worden toegewezen.
4.2.
Tussen partijen boterde het al langere tijd niet meer, met name vanwege verschillen van inzicht over de wijze van lesgeven. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] kon zich niet verenigen met de meer coachende wijze van onderwijs en bij hem bestonden onduidelijkheden daarover. Deze verschillen van inzicht waren waarschijnlijk nog wel te herstellen geweest als Vista [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] goed had begeleid en [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zich daarvoor had opengesteld. Enige begeleiding heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] wel gekregen. Door [naam leidinggevende] is immers aangeboden iedere tien weken in gesprek te gaan, maar dit heeft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] (kennelijk) afgewezen. Opmerkelijk in dat verband is, dat hij stelt genegeerd te worden door [naam leidinggevende] - randnummer 3.26 verweerschrift - maar [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] motiveert niet hoe dit is te rijmen met het aanbod om in gesprek te gaan. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] stelt ook dat hij niet voldoende werd geïnformeerd. Vista wijst er in dat verband terecht op dat dit mogelijk het gevolg is van het feit dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] niet aanwezig was bij overleggen. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] stelt dat hij daarover een afspraak had met zijn voormalig leidinggevende, Hoessen, die inhield dat hij niet aanwezig hoefde te zijn bij nevenactiviteiten zoals overleggen. Het gevolg daarvan, namelijk dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ook niet op de hoogte was van alle relevante informatie, komt dan (gedeeltelijk) voor rekening van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zelf. Dit zo zijnde, had ook Vista zich mogelijk meer kunnen inspannen om [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] beter te begeleiden en te informeren.
4.3.
Wat daar ook van zij, als het daarbij was gebleven zou de ontslaggrond - een verstoorde arbeidsverhouding - niet voldragen zijn geweest, echter, het bezoek van [naam leidinggevende] aan de tandartspraktijk van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] is de aanzet gebleken tot een verdere, onomkeerbare verslechtering van de onderlinge verhoudingen.
4.4.
Wat dit bezoek zelf aangaat is de kantonrechter van oordeel dat [naam leidinggevende] niet bij de tandartspraktijk van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] had moeten langsgaan om daar de assistente te bevragen over de ziekmelding van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] . [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] was immers pas één dag ziek en zij had kunnen proberen om [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] rechtstreeks - per telefoon, nogmaals per WhatsApp of e-mail - te bereiken. Dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zich op onjuiste wijze heeft ziekgemeld - per WhatsApp in plaats van telefonisch - is geen rechtvaardiging voor de handelwijze van [naam leidinggevende] (Vista). Of [naam leidinggevende] verkeerde motieven daarbij had ( [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] controleren, die schijn heeft zij wel op zich geladen) of juist louter handelde uit bezorgdheid, kan de kantonrechter niet vaststellen, wel dat [naam leidinggevende] zich op dit punt veel terughoudender had moeten opstellen; [naam leidinggevende] had de assistente van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] (uiteraard) niet mogen bevragen over de ziekmelding.
4.5.
In die zin heeft Vista bijgedragen aan de verslechterde verhoudingen. Daar staat tegenover dat [naam leidinggevende] nadien het gesprek met [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft willen aangaan over het voorval en andere zaken waarover partijen van mening verschilden en dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] een gesprek daarover stelselmatig heeft afgehouden. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] is blijven hameren op een schriftelijk antwoord op de vraag of [naam leidinggevende] correct had gehandeld door zijn tandartspraktijk te bezoeken, ook nadat [naam leidinggevende] hem had medegedeeld dat zij de tandartspraktijk had bezocht uit bezorgdheid. Of dit de ware intentie van [naam leidinggevende] is geweest of niet, dit en andere zaken hadden in een gesprek aan de orde kunnen komen.
4.6.
Omdat een een-op-een gesprek niet mogelijk was, hebben partijen (tevergeefs) getracht door middel van mediation tot een oplossing te komen. Nadat dit was mislukt is Vista gaan streven naar een einde van de arbeidsovereenkomst. Dit kan Vista niet kwalijk worden genomen. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] is immers zelf ook niet met een constructieve oplossing gekomen, waarbij de blik werd gericht op de toekomst in plaats van op het verleden. [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] was niet in staat, ook ter zitting niet, om zijn verontwaardiging over het bezoek van [naam leidinggevende] aan zijn tandartspraktijk los te laten.
4.7.
Hoewel de kantonrechter zich realiseert dat ook Vista niet correct heeft gehandeld door de klacht van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] niet voortvarend op te pakken, maar op de lange baan te schuiven en uiteindelijk deze gelet op deze procedure niet meer te behandelen, kan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] worden verweten dat hij de klacht niet heeft ingediend op het juiste e-mailadres, en dit ook niet heeft gecorrigeerd nadat hij daarop door Vista was gewezen.
4.8.
Met andere woorden: beide partijen hebben bijgedragen aan de ontstane situatie. De kantonrechter kan niet vaststellen dat Vista een verstoorde arbeidsverhouding heeft gecreëerd met het oogmerk om van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] af te komen.
4.9.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] heeft de kantonrechter ook niet kunnen overtuigen van een bij hem bestaande oprechte en intense wens om het docentschap weer constructief bij Vista te hervatten. Weliswaar heeft hij een aantal keren zijn bereidheid aangeboden om het werk te hervatten, maar dit heeft hij pas gedaan drie maanden nadat duidelijk werd dat de bemiddeling geen oplossing bracht.
4.10.
Dit alles overwegend kan de kantonrechter niet anders dan tot de conclusie komen dat sprake is van een patstelling die partijen hebben getracht op te lossen, maar waarin zij niet zijn geslaagd. Vista treft een verwijt (het bezoek aan de praktijk van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] , het bevragen van de assistente, en het niet voortvarend oppakken van de klacht van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ), maar er is geen sprake van ernstige verwijtbaarheid; er is geen sprake van een ernstige inbreuk op de privacy of een grove schending van de rechten van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] . Bovendien treft [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] ook een verwijt omdat hij zich niet coöperatief heeft opgesteld door niet het gesprek aan te gaan met [naam leidinggevende] en maar te blijven terugkomen op de actie van [naam leidinggevende] op 16 mei 2024. Vista heeft uiteindelijk wel door middel van mediation een poging ondernomen om tot een oplossing te komen.
4.11.
Uit hetgeen de kantonrechter hiervoor heeft overwogen volgt dat herplaatsing niet in de rede ligt.
4.12.
De arbeidsovereenkomst zal met ingang van 1 november 2024 worden ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW.
4.13.
Omdat geen ernstige verwijtbaarheid aan zijde van Vista is vastgesteld bestaat geen recht op een billijke vergoeding en is de duur van de procedure in mindering gebracht overeenkomstig artikel 7:671b lid 9 sub a BW.
4.14.
De argumenten die [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] aanvoert die volgens hem het recht op een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW verschaffen zijn dezelfde als die hij ten grondslag heeft gelegd aan de door hem verzochte billijke vergoeding. Alleen daarom kan de verzochte schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW niet worden toegewezen. De argumenten – en de feiten die daaraan ten grondslag liggen – houden verband met de ontslaggrond, een verstoorde arbeidsverhouding. Sterker, het bezoek aan de praktijk van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] was de aanzet tot een verdere verstoring van de arbeidsverhouding. Over het niet voortvarend oppakken van de klacht van [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] merkt de kantonrechter op dat dit weliswaar deels aan Vista is te verwijten, maar dat [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] de klacht, ook nadat hij daarop was gewezen, niet bij het klachtenloket heeft ingediend. Beide partijen treft een verwijt. Ook kan het indienen van de klacht niet los worden gezien van de verstoorde arbeidsverhouding. Aan het toekennen van een billijke vergoeding heeft de wetgever in artikel 7:671b lid 9 BW hoge eisen gesteld. Daarom kan via 7:611 BW niet op grond van dezelfde feiten en argumenten tot toekenning van een vergoeding worden gekomen. Dat zou immers de bedoeling van wetgever ondergraven.
4.15.
Vista zal worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] van € 10.740,70 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2024 tot de dag van betaling.
4.16.
[verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, tot heden begroot op € 814,- aan salaris gemachtigde en € 524,- aan griffierecht, samen € 1.338,-.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2024 op grond van een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW;
5.2.
veroordeelt Vista tot betaling aan [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] van een transitievergoeding van
€ 10.740,70 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2024 tot de dag van betaling;
5.3.
veroordeelt [verweerder, verzoeker in het tegenverzoek] in de proceskosten, tot heden begroot op € 1.338,- aan salaris gemachtigde en griffierecht;
5.4.
verklaart onderdelen 5.2 en 5.3 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024.
BM