ECLI:NL:RBLIM:2024:6834

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
ROE 24/4080
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor het kappen van bomen

Op 2 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van 8 augustus 2024, waarbij aan een vergunninghoudster een omgevingsvergunning is verleend voor het kappen van zeventien bomen op een perceel. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek zonder zitting beoordeeld, omdat het kennelijk ongegrond is. De vergunninghoudster heeft namelijk toegezegd te wachten met het kappen van de bomen totdat het bezwaar van de verzoeker is behandeld. Hierdoor is er volgens de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang meer bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is op dezelfde dag aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24 / 4080

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: K.P. van Brouwershaven),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul, verweerder.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam] ,

uit ‘s-Hertogenbosch (de vergunninghoudster).

Procesverloop

Bij besluit van 8 augustus 2024 (het primaire en tevens het bestreden besluit) heeft verweerder aan de vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van zeventien bomen op het perceel aan de [naam] te [plaats] .
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is, doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het bestreden besluit. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Beoordeling spoedeisend belang
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb treft de voorzieningenrechter alleen een voorlopige voorziening indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij e-mail van 12 september 2024 heeft de vergunninghoudster de rechtbank geïnformeerd dat zij bereid is om te wachten met het kappen van de bomen tot de bezwaarprocedure is verlopen en verweerder een besluit op het bezwaar van verzoeker heeft genomen.
4. Naar aanleiding van het voorgaande heeft de rechtbank bij brief van
12 september 2024 aan verzoeker gevraagd of de toezegging van de vergunninghoudster voor hem aanleiding geeft om zijn verzoek om een voorlopige voorziening in te trekken. Verzoeker heeft op deze brief van de rechtbank van 12 september 2024 niet gereageerd.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet gebleken dat er een spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening. De vergunninghoudster heeft immers toegezegd te zullen wachten met het kappen van de bomen tot verweerder een besluit op het bezwaar van verzoeker heeft genomen. Zolang er niet met de werkzaamheden gestart wordt, treden er geen (onomkeerbare) gevolgen in. De conclusie is dan ook dat er geen spoedeisend belang (meer) is bij de gevraagde voorziening.
6. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond en de voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.J.A. Smitsmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.E.M. Genders, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024. .
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 2 oktober 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.