ECLI:NL:RBLIM:2024:690

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
C/03/314796 / HA ZA 23-89
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een openstaande factuur en schadevergoeding in het kader van internationale verkoopovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg, heeft de rechtspersoon naar buitenlands recht, Marcolin Benelux SPRL, een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens onbetaalde facturen voor de levering van brillen en monturen. De gedaagde heeft zich onttrokken aan de procedure door zijn advocaat terug te trekken, waardoor de rechtbank niet in staat was om de gedaagde in kennis te stellen van een eventuele mondelinge behandeling. Marcolin heeft een vordering ingesteld voor een bedrag van € 42.408,72, vermeerderd met rente en kosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien de gedaagde in Nederland woont. De overeenkomsten tussen partijen worden beheerst door het Weens Koopverdrag, met Belgisch recht van toepassing voor onderwerpen die niet door het verdrag worden geregeld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Marcolin recht heeft op de hoofdsom van € 36.583,80, die niet is betwist, en heeft de vordering tot forfaitaire schadevergoeding van 15% afgewezen, omdat de gedaagde al aansprakelijk was voor de hoofdverbintenis. De rechtbank heeft ook de vertragingsrente van 1% per maand toegewezen, met uitzondering van de factuur die is verzonden na de eerste overeenkomst. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de beslagkosten en de proceskosten, die in totaal € 4.717,31 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 7 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/314796 / HA ZA 23-89
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
MARCOLIN BENELUX SPRL,
te Villers-le-Bouillet (België),
eisende partij,
hierna te noemen: Marcolin,
advocaat: mr. J.J.M. Goumans te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: voorheen mr. P.P.M. Kerckhoffs te Maastricht, nu zonder advocaat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de akte vermindering van eis,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek.
1.2.
In deze zaak is aanvankelijk een mondelinge behandeling bepaald, die zou worden gehouden nadat de conclusie van antwoord was genomen. Vervolgens heeft de advocaat van [gedaagde] zich onttrokken, waarop de zaak conform artikel 6.2. van het procesreglement is verwezen naar de rol voor het stellen van een nieuwe advocaat. Er heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld. De mondelinge behandeling is daarop afgezegd. Teneinde Marcolin toch de gelegenheid te bieden om te reageren op de conclusie van antwoord, is toegestaan dat zij een conclusie van repliek nam. Indien zich in de tussentijd een advocaat voor [gedaagde] zou hebben gesteld, had deze alsnog proceshandelingen kunnen verrichten - zoals het nemen van een conclusie van dupliek - en/of was het houden van een mondelinge behandeling aan de orde geweest. Er heeft zich echter geen advocaat meer gesteld voor [gedaagde] , wat onder meer betekent dat de rechtbank [gedaagde] niet in kennis kan stellen van een eventueel te houden mondelinge behandeling. Onder deze omstandigheden is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Marcolin voert een onderneming waarbinnen, onder andere, een groothandel in brillen en monturen wordt gevoerd. [gedaagde] voerde een onderneming waarin zij een detailhandel in zonnebrillen en monturen exploiteerde.
2.2.
Marcolin heeft middels verschillende transacties aan [gedaagde] zonnebrillen en monturen verkocht. [gedaagde] heeft de naar aanleiding daarvan gezonden facturen niet betaald.
2.3.
Na daartoe verkregen verlof heeft Marcolin revindicatoir beslag gelegd op door haar aan [gedaagde] ter beschikking gestelde brillen. Deze brillen zijn vervolgens door [gedaagde] aan Marcolin geretourneerd, waarna Marcolin haar vordering op [gedaagde] voor een deel heeft gecrediteerd.

3.Het geschil

3.1.
Na vermindering van eis vordert Marcolin - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 42.408,72, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Vooraf
4.1.
Marcolin stelt dat, omdat de advocaat van [gedaagde] zich heeft onttrokken en zich geen nieuwe advocaat heeft gesteld, [gedaagde] geacht moet worden haar standpunten niet te handhaven. Dat is onjuist. Op het verweer van [gedaagde] zal de rechtbank verderop dus ingaan.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
4.2.
Deze zaak heeft internationale aspecten omdat Marcolin in België gevestigd is. Dit betekent dat allereerst beoordeeld moet worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Dit is het geval omdat [gedaagde] woonplaats heeft in Nederland (artikel 4 Brussel I bis-Verordening).
4.3.
Behoudens rechtskeuze, worden de overeenkomsten tussen Marcolin en [gedaagde] beheerst door de regels uit het Weens Koopverdrag (WKV). Het betreft immers de internationale verkoop van roerende zaken tussen partijen die zijn gevestigd in verdragstaten (artikel 1 lid 1 onder a WKV). Slechts indien het WKV voor de beoordeling van het geschil relevante onderwerpen niet regelt, is daarop het nationale Belgische recht van toepassing ingevolge artikel 7 lid 2 WVK en artikel 4 lid 1 onder a Rome I-Verordening. Marcolin heeft nog gewezen op volgens haar toepasselijke algemene voorwaarden met daarin een keuze voor het Belgisch recht. Mocht deze rechtskeuze tussen partijen gelden, doet dat niet af aan de toepassing van het WKV omdat dit verdrag deel uitmaakt van het Belgische recht. België is immers partij bij het verdrag.
Hoofdvordering
4.4.
De vordering van Marcolin betreft voor een bedrag van € 36.583,80 de koopsom van de door Marcolin aan [gedaagde] verkochte producten die niet zijn geretourneerd. Dit deel van de vordering is niet betwist en wordt daarom toegewezen.
Bijkomende vorderingen
4.5.
Marcolin vordert daarnaast:
- een vertragingsrente van 1 % per maand over de gefactureerde bedragen vanaf 30 dagen na de respectieve factuurdatum,
- een forfaitaire schadevergoeding van 15% van de oorspronkelijke hoofdsom, zijnde
€ 5.824,92.
Toepasselijkheid verkoopsvoorwaarden
4.6.
De verschuldigdheid van de onder 4.5. vermelde vergoedingen baseert Marcolin op haar verkoopsvoorwaarden die volgens haar van toepassing zijn op de met [gedaagde] gesloten overeenkomsten. [gedaagde] betwist dat de verkoopsvoorwaarden van toepassing zijn en beroept zich daarbij op regels voor toepasselijkheid van algemene voorwaarden volgens Belgisch recht. De vraag naar de toepasselijkheid van de verkoopsvoorwaarden moet echter worden beantwoord aan de hand van het WKV (zie HR 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4837). Daarbij komt het er op aan of het voor [gedaagde] kenbaar was dat Marcolin deze voorwaarden in de overeenkomsten wilde opnemen en [gedaagde] de mogelijkheid heeft gehad op een redelijke wijze op de hoogte te geraken van de voorwaarden voorafgaand of bij het sluiten van de overeenkomsten.
4.7.
De voorwaarden waarop Marcolin zich ter staving van de bijkomende vorderingen beroept, zijn vermeld aan de voorzijde van de facturen die aan [gedaagde] zijn verzonden. Die voorwaarden luiden, voor zover relevant, als volgt:
‘In geval van niet betaling op de vervaldag, behouden wij ons het recht voor het bedrag met 15% te verhogen (…), bovendien zal er van rechtswege een maandelijkse rente van 1% berekend worden.’ Deze en andere voorwaarden zijn ook vermeld op een aparte set algemene verkoopsvoorwaarden (productie 2 van Marcolin), maar aangezien op de andere voorwaarden geen beroep wordt gedaan, gaat de rechtbank niet in op de vraag of de gehele set voorwaarden van toepassing is.
4.8.
Door de uitdrukkelijke vermelding van de hier aan de orde zijnde verkoopsvoorwaarden op de aan [gedaagde] gezonden facturen, is aan [gedaagde] kenbaar gemaakt dat Marcolin deze voorwaarden van toepassing wenste te verklaren en is aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid is geboden daarvan kennis te nemen. Ten aanzien van de eerste overeenkomst tussen partijen, geldt echter dat dit niet is gebeurd uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst. De factuur is immers gezonden na het sluiten van de overeenkomst. Dit betekent dat op de eerste overeenkomst de verkoopsvoorwaarden niet van toepassing kunnen worden geacht. Bij de daarop volgende overeenkomsten is dat wel het geval.
Forfaitaire schadevergoeding
4.9.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de forfaitaire schadevergoeding betwist onder verwijzing naar de volgens haar toepasselijke Belgische regels dienaangaande. Aangezien de WKV geen regels bevat over de hier voorliggende vraag, is inderdaad het Belgische recht van toepassing op deze kwestie.
4.10.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat naar Belgisch recht niet zowel een forfaitair berekende schadevergoeding als gevolg van niet nakoming als nakoming van de hoofdverbintenis kan worden gevorderd, behoudens de vergoeding die is bedongen voor vertraging in de nakoming (artikel 1229 Belgisch Burgerlijk Wetboek zoals van toepassing tot 1 januari 2023). Marcolin heeft hierop niet meer inhoudelijk gereageerd.
4.11.
De rechtbank volgt [gedaagde] in haar standpunt. Gegeven het feit dat Marcolin al nakoming vordert van de uit de overeenkomsten voortvloeiende hoofdverbintenis, staat het haar niet vrij om daarnaast een forfaitaire schadevergoeding te claimen ter zake van niet-nakoming van die verbintenis (behoudens vertragingsschade). In zoverre wordt de vordering daarom afgewezen.
Rentevergoeding
4.12.
Op basis van de verkoopsvoorwaarden kan Marcolin aanspraak maken op de gevorderde vertragingsrente van 1% per maand vanaf de vervaldagen van de facturen, met uitzondering van de factuur die is gezonden naar aanleiding van de eerste overeenkomst (zie 4.8. hiervoor), die op 15 januari 2022 is gedateerd.
4.13.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat deze vordering moet worden gematigd omdat het buitenissig zou zijn om zowel de forfaitaire schadevergoeding als de rente te vorderen. Nu de forfaitaire schadevergoeding wordt afgewezen, is dat argument alleen al om die reden niet valide.
4.14.
Verder stelt [gedaagde] dat een dergelijke rente bij consumententransacties onredelijk hoog wordt geacht en dat zij als kleine eenmanszaak met een consument gelijk gesteld moet worden. [gedaagde] heeft verder geen kader of juridisch onderbouwing gegeven zodat de rechtbank met dat verweer niets kan. In ieder geval is [gedaagde] niet te beschouwen als een consument ten aanzien van wie de Europeesrechtelijke bescherming tegen oneerlijke bedingen (ambtshalve) moet worden toegepast.
Conclusie
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde hoofdsom van € 36.583,80 wordt toegewezen, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand vanaf de vervaldagen van de facturen, met uitzondering van het deel van de hoofdsom dat is gefactureerd met de factuur van 15 januari 2022.
Proceskosten
4.16.
Marcolin vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 253,47 voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en € 1.214,00 voor salaris advocaat (1,0 punt × € 1.214,00), totaal € 2.143,47.
4.17.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van Marcolin worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
128,31
- griffierecht
2.161,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2,00 punten × € 1.214,00)
Totaal
4.717,31

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Marcolin te betalen een bedrag van € 36.583,80, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1% per maand over de gefactureerde bedragen vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, zulks met uitzondering van het deel van de hoofdsom dat is gefactureerd met de factuur van 15 januari 2022, telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.143,47,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.717,31,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.