ECLI:NL:RBLIM:2024:6901

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
11090086 \ CV EXPL 24-2290
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande zorgpremies en schadevergoeding in het kader van een zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in conventie en reconventie procedeert. De procedure is gestart met een dagvaarding op 30 april 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft op 2 oktober 2024 vonnis gewezen. De gedaagde partij heeft een zorgverzekeringsovereenkomst met VGZ gesloten, maar heeft een deel van de verschuldigde premie onbetaald gelaten. VGZ vordert betaling van € 954,83, bestaande uit hoofdsom, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij de openstaande premies verschuldigd is en dat VGZ voldoende bewijs heeft geleverd voor de vordering. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd, maar dit werd als onvoldoende onderbouwd afgewezen. In reconventie vordert de gedaagde partij een schadevergoeding van € 10.000,00, maar deze vordering wordt afgewezen omdat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat VGZ onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan VGZ, die zijn begroot op € 802,89. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer
:11090086 \ CV EXPL 24-2290
Vonnis van 2 oktober 2024
in de zaak van
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: VGZ,
gemachtigde: Inkassier, Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 april 2024, met producties 1 t/m 5
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.
1.3.
De kantonrechter merkt op dat de aan eind van de conclusie van antwoord door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] geformuleerde vordering van € 10.000,00 ten onrechte niet is aangemerkt als een reconventionele vordering. Nu VGZ bij conclusie van repliek verweer daartegen heeft gevoerd, is het beginsel van hoor en wederhoor niet geschonden en kan de kantonrechter in dit vonnis oordelen over deze vordering van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft met VGZ een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet.
2.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft een deel van hetgeen hij op grond van zijn zorgverzekeringsovereenkomst aan VGZ verschuldigd is, onbetaald gelaten.
2.3.
VGZ heeft eerder geprocedeerd tegen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Bij vonnis van 11 maart 2020 (zaaknummer 8222871 CV EXPL 19-8354) heeft de kantonrechter de vordering die tot
€ 500,00 aan hoofdsom beperkt was (onder reservering van het recht op het meerdere) toegewezen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft aan dit vonnis voldaan.
2.4.
In deze nieuwe procedure maakt VGZ aanspraak op het restant van haar vordering dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nog niet heeft voldaan.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
VGZ vordert -samengevat- bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot betaling van € 954,83, bestaande uit
€ 1.739,85 aan hoofdsom, € 246,66 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten en € 91,06 aan vervallen wettelijke rente, minus het reeds door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betaalde bedrag van
€ 1.122,74, vermeerderd met de wettelijke rente over € 954,83, te berekenen vanaf 24 april 2024 tot de dag van algehele voldoening, alsmede de betaling van de proceskosten en de nakosten en de daarover verschuldigde btw.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert veroordeling van VGZ en Inkassier tot betaling van € 10.000,00 aan (materiële en immateriële) schadevergoeding.
3.5.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] legt aan zijn vordering ten grondslag dat VGZ en Inkassier onrechtmatig hebben gehandeld.
3.6.
VGZ voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat bij voormeld vonnis reeds is geoordeeld dat in deze zaak geen beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht zijn geschonden. Er is geen reden daarover nu anders te oordelen.
4.2.
Vast staat dat partijen de onderhavige zorgverzekeringsovereenkomst hebben gesloten. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is als contractspartij uit dien hoofde gehouden de verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst te voldoen, waaronder de betalingsverplichting. Op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gehouden verzekeringspremies te betalen aan VGZ. VGZ heeft gesteld en voldoende toegelicht dat en welke bedragen over welke periode open staan.
4.3.
Het verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat VGZ en Inkassier onrechtmatig hebben gehandeld, slaagt niet. Tegen Inkassier kan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in deze procedure geen vordering instellen omdat Inkassier daarin geen procespartij is. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] laat ten aanzien van VGZ na op enige wijze concreet toe te lichten waarom VGZ onrechtmatig heeft gehandeld en wat hij bedoelt met het kunstmatig verhogen van de schuld of van welke spookvorderingen sprake is. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is eerder voor een betalingsachterstand gedagvaard, maar die vordering is destijds beperkt tot € 500,00 aan hoofdsom en ook zodanig toegewezen. Het staat VGZ thans vrij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voor het resterende deel van haar vordering te dagvaarden. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn verweer onvoldoende heeft onderbouwd.
4.4.
Dit alles betekent dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de door VGZ gestelde resterende openstaande premies en polismutaties verschuldigd is en deze verder door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] inhoudelijk niet worden betwist, zodat deze zullen worden toegewezen.
4.5.
De wettelijke rente van € 91,06 berekend tot 24 april 2024 wordt toegewezen, omdat VGZ genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en dit ook niet door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] wordt weersproken.
4.6.
VGZ maakt tevens aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 246,66. VGZ heeft aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. VGZ heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 246,66 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.7.
De conclusie van het voorgaande is dat -gelet op de reeds verrichte betalingen door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] - een bedrag € 954,83 bestaande uit:
€ 1.739,85 aan hoofdsom
€ 246,66 + aan buitengerechtelijke kosten
€ 91,06 + aan wettelijke rente tot 24 april 2024
€ 1.122,74 - aan betaling door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 954,83 vanaf
24 april 2024 tot de dag van volledige betaling.
In reconventie
4.8.
Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de door hem beweerdelijk geleden schade niet heeft onderbouwd en VGZ betwist dat zij onrechtmatig jegens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gehandeld, zal de gevorderde schadevergoeding als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen. De vordering die is ingesteld tegen Inkassier is niet-ontvankelijk, want Inkassier is, zoals gezegd, geen partij in deze procedure.
In conventie en in reconventie
4.9.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van VGZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
802,89
4.10.
De gevorderde btw over de nakosten zal, voor zover die nakosten zien op het salaris gemachtigde, worden afgewezen nu hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan VGZ te betalen een bedrag van € 954,83, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 954,83, vanaf 24 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
In reconventie
5.2.
wijst de vordering ten aanzien van VGZ af,
5.3.
verklaart [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van Inkassier,
In conventie en in reconventie
5.4.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten aan de zijde van VGZ tot dit vonnis begroot op € 802,89, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.
MW