ECLI:NL:RBLIM:2024:692

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
C/03/325416 / HA ZA 23-542
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van provisionele vordering en vordering tot rekening en verantwoording in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 7 februari 2024 een vonnis gewezen in een incident tussen de besloten vennootschappen JA Verhuizingen B.V., Popri Consultancy B.V. en Popri Holding B.V. als eiseressen en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als gedaagden. De eiseressen, gezamenlijk aangeduid als Popri c.s., vorderden onder andere de afgifte van een verhuislift en een rekening en verantwoording op basis van artikel 843a Rv. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen, omdat niet is gesteld dat de eiseressen niet kunnen afwachten wat de uitkomst van de hoofdzaak zal zijn. Daarnaast is geoordeeld dat artikel 843a Rv geen grondslag biedt voor de gevorderde inzage in bescheiden, omdat de vordering niet voldoet aan de cumulatieve voorwaarden die in dit artikel zijn gesteld. De rechtbank heeft de gedaagden in de proceskosten veroordeeld, waarbij de kosten zijn begroot op € 598,00. De beslissing over de proceskosten van de advocaat van de gedaagden is aangehouden. De zaak is verwezen naar de rol van 28 februari 2024 voor beraad van de zaaksrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/325416 / HA ZA 23-542
Vonnis in incident van 7 februari 2024
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JA VERHUIZINGEN B.V.,
gevestigd te Zevenbergen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POPRI CONSULTANCY B.V.,
gevestigd te Zevenbergen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POPRI HOLDING B.V.,
gevestigd te Zevenbergen,
eiseressen in de hoofdzaak en het incident,
advocaat mr. K.J. Zomer,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in de hoofdzaak en het incident,
advocaat mr. S.H.O. Aben.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Popri c.s. worden genoemd en apart JA Verhuizingen, Popri Consultancy en Popri Holding. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagden] worden genoemd en apart [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
Uit het exploit van dagvaarding volgt dat de procedure in de hoofdzaak en het incident wordt gevoerd tussen de hiervoor vermelde partijen. Anders dan [gedaagden] kennelijk aannemen is er daarom geen sprake van een eiseres sub 4, in het incident noch in de hoofdzaak.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vorderingen, met producties 1 tot en met 49,
  • de conclusie van antwoord in incident, met producties 1 tot en met 3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [naam bestuurder] (hierna: [naam bestuurder] ) is enig bestuurder en aandeelhouder van Popri Holding en Popri Consultancy.
2.2.
[gedaagde sub 2] is enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde sub 1] .
2.3.
[naam bestuurder] en [gedaagde sub 2] hebben gezamenlijk (als enig bestuurder en aandeelhouder van Popri Holding respectievelijk [gedaagde sub 1] ) bij notariële akte van 3 mei 2021 ten overstaan van notaris [naam notaris] JA Verhuizingen opgericht. Deze onderneming exploiteert een verhuisbedrijf.
2.4.
Popri Holding en [gedaagde sub 1] houden ieder 50% van de aandelen van JA Verhuizingen.
2.5.
Op enig moment is tussen [naam bestuurder] (als enig bestuurder en aandeelhouder van Popri Holding) en [gedaagde sub 2] (als enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde sub 1] ) over de samenwerking binnen JA Verhuizingen een conflict ontstaan.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
Popri c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de incidentele vorderingen toewijst;
II. voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1] een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens een afzonderlijke eiseres of jegens meerdere eiseressen op basis waarvan de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] komt vast te staan;
III. voor recht verklaart dat [gedaagde sub 2] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt jegens een afzonderlijke eiseres of jegens meerdere eiseressen dan wel dat [gedaagde sub 2] anderszins een onrechtmatige daad kan worden verweten jegens een afzonderlijke eiseres of jegens meerdere eiseressen, op basis waarvan de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] komt vast te staan;
IV. [gedaagden] hoofdelijk, dan wel een gedaagde afzonderlijk veroordeelt tot het vergoeden van alle door eiseressen gezamenlijk, dan wel een ieder afzonderlijk, geleden schade, op te maken bij staat;
V. Popri Holding een machtiging verleent tot het liquideren en opheffen van JA Verhuizingen in het geval [gedaagde sub 1] weigert medewerking te verlenen aan de liquidatie van JA Verhuizingen, dan wel een beslissing te nemen die de rechtbank juist voorkomt met de bedoeling de samenwerking in JA Verhuizingen van Popri Holding en [gedaagde sub 1] te beëindigen;
VI. [gedaagden] hoofdelijk, dan wel een gedaagde afzonderlijk, veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het incident, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Popri c.s. vorderen in het incident – kort gezegd – dat [gedaagden] gezamenlijk, dan wel een van hen afzonderlijk, wordt veroordeeld tot afgifte van de Paus verhuislift met kenteken [kenteken] aan JA verhuizingen. Volgens Popri c.s. houdt [gedaagde sub 1] dan wel [gedaagde sub 2] deze verhuislift onder zich zonder dat zij of hij daarop enig recht heeft en is JA Verhuizingen als eigenaar op grond van artikel 5:2 BW bevoegd om de verhuislift op te eisen. Verder vorderen Popri c.s. dat [gedaagden] gezamenlijk, dan wel een gedaagde afzonderlijk, wordt veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording op basis van artikel 843a Rv bestaande uit de afgifte van een balans, winst- en verliesrekening van de periode september 2022 tot en met boekjaar 2023, alsmede de afgifte van een lijst van alle opdrachtgevers met de bijbehorende omzet in diezelfde periode. Tot slot vorderen Popri c.s. dat [gedaagden] gezamenlijk dan wel een gedaagde afzonderlijk wordt veroordeeld tot het betalen van alle openstaande verkeersboetes, tot zover begroot op € 1.890,00, aan Popri Consultancy.
4.2.
[gedaagden] kunnen zich niet vinden in het gevorderde door Popri c.s. Zij stellen zich op het standpunt dat JA Verhuizingen ten aanzien van de vordering tot afgifte van de verhuislift en het verschaffen van rekening en verantwoording niet-ontvankelijk is. Volgens [gedaagden] zijn deze vorderingen in naam van JA Verhuizingen ingesteld, terwijl [gedaagde sub 1] , als 50% bestuurder en aandeelhouder van JA Verhuizingen, geen opdracht heeft verstrekt c.q. ermee heeft ingestemd om deze vorderingen in te stellen namens JA Verhuizingen. Popri Holding en [gedaagde sub 1] zijn enkel gezamenlijk bevoegd om de opdracht te geven om JA Verhuizingen in rechte te vertegenwoordigen en dit is niet gebeurd, aldus [gedaagden] Verder betwisten [gedaagden] dat het gevorderde ten aanzien van de betaling van de verkeersboetes samenhangt met de hoofdvordering en JA Verhuizingen c.s. een spoedeisend belang hebben, waardoor niet is voldaan aan de vereisten van artikel 223 Rv.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

Afgifte van de verhuislift en betaling van de verkeersboetes

5.1.
De vorderingen tot afgifte van de Paus verhuislift met kenteken [kenteken] en tot betaling van alle openstaande verkeersboetes (tot zover) begroot op € 1.890,00 betreffen kennelijk vorderingen op grond van artikel 223 Rv.
5.2.
Voorop moet worden gesteld dat voor toewijzing van een dergelijke provisionele vordering is vereist dat deze verband houdt met de inhoud van de hoofdvordering en dat de eisende partijen een zodanig belang bij de vordering hebben dat van hen niet kan worden verwacht dat zij de uitkomst in de hoofdzaak afwachten.
5.3.
Getoetst aan dat criterium is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot afgifte van de Paus verhuislift en tot betaling van alle openstaande verkeersboetes moet worden afgewezen. Popri c.s. hebben immers niet gesteld dat van hen niet kan worden gevergd dat zij de beslissing in de hoofdzaak afwachten.
Rekening en verantwoording
5.4.
Popri c.s. hebben de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording gebaseerd op artikel 843a Rv. Artikel 843a Rv heeft betrekking op de bijzondere exhibitieplicht. Deze exhibitieplicht biedt een partij de mogelijkheid om, onder bepaalde voorwaarden, inzage te vorderen van bestaande bescheiden ten behoeve van de bewijslevering. Artikel 843a Rv voorziet niet in een onbeperkt recht op inzage/afschrift van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft.
5.5.
Met het oog daarop en ter voorkoming van zogenaamde “fishing expeditions” is de toewijsbaarheid van een op artikel 843a Rv gebaseerde vordering in dat wetsartikel aan cumulatieve voorwaarden gebonden. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv dient degene van wie inzage, afschrift of uittreksel wordt gevorderd (i) deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting te hebben, (ii) de eiser dient een rechtmatig belang te hebben, (iii) de vordering dient betrekking te hebben op bepaalde bescheiden en (iv) de bescheiden dienen een rechtsbetrekking te betreffen waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is. Daaruit volgt onder meer dat het moet gaan om bestaande bescheiden. Het artikel biedt geen basis voor een vordering strekkende tot het maken van lijsten of anderszins opstellen van bescheiden.
5.6.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat artikel 843a Rv geen grondslag biedt voor de ingestelde vordering. Uit de formulering van de vordering blijkt dat Popri c.s. verlangen dat [gedaagden] rekening en verantwoording aflegt. Zoals reeds hiervoor overwogen biedt artikel 843a Rv voor een dergelijk vordering geen grondslag. Bovendien betreft het in ieder geval deels stukken die niet al bestaan, maar die [gedaagden] deze nog zouden moeten opstellen. Ook om die reden kan, in zoverre, de vordering niet worden gegrond op artikel 843a Rv.
5.7.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de vordering in incident moet worden afgewezen.
Proceskosten
5.8.
Op grond van artikel 237 Rv wordt de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld in de kosten veroordeeld. [gedaagden] hebben expliciet aangegeven geen veroordeling in de proceskosten van JA Verhuizingen te wensen, zodat daarvan wordt afgezien. De andere eisers in het incident - Popri Consultancy en Popri Holding - zullen als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 598,00 aan salaris advocaat (1 punt tegen tarief II).
5.9.
Daarnaast hebben [gedaagden] gevorderd dat mr. Zomer op grond van het bepaalde in artikel 245 Rv eveneens wordt veroordeeld in de proceskosten. Gelet op het bepaalde in artikel 245 lid 2 Rv zal mr. Zomer zich daarover moeten kunnen uitlaten alvorens de rechtbank beslist. Mr. Zomer zal daartoe in de gelegenheid worden gesteld bij gelegenheid van de mondelinge behandeling of, wanneer er geen mondelinge behandeling zal worden gehouden, op een nader te bepalen moment. In zoverre wordt de beslissing over de proceskosten aangehouden.

6.De hoofdzaak

6.1.
Gelet op vordering I zoals hiervoor onder 3.1. vermeld, gaat de rechtbank ervan uit dat Popri c.s. ook in de hoofdzaak vordert wat in incident is gevorderd. Dat betekent dat, zonder andersluidend bericht van Popri c.s., [gedaagden] daarmee rekening moeten houden in het verweer in de hoofdzaak. In de aanname dat [gedaagden] het niet-ontvankelijkheidsverweer ten aanzien van JA Verhuizingen zake handhaaft, zal daarover dus in de hoofdzaak worden beslist.
6.2.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat Hendrikx c.s. op de rol van 7 februari 2024 reeds een conclusie van antwoord heeft genomen. De zaak wordt verwezen naar de rol van 28 februari 2024 voor beraad zaaksrechter.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
wijst het gevorderde af,
7.2.
veroordeelt Popri Consultancy en Popri Holding hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 598,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de achtste dag na het wijzen van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3.
verklaart de onder 7.2. opgenomen kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
houdt de beslissing ten aanzien van de van mr. Zomer gevorderde proceskosten aan,
in de hoofdzaak
7.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 februari 2024voor beraad zaaksrechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024. [1]

Voetnoten

1.type: FL