In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 7 februari 2024 een vonnis gewezen in een incident tussen de besloten vennootschappen JA Verhuizingen B.V., Popri Consultancy B.V. en Popri Holding B.V. als eiseressen en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als gedaagden. De eiseressen, gezamenlijk aangeduid als Popri c.s., vorderden onder andere de afgifte van een verhuislift en een rekening en verantwoording op basis van artikel 843a Rv. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen, omdat niet is gesteld dat de eiseressen niet kunnen afwachten wat de uitkomst van de hoofdzaak zal zijn. Daarnaast is geoordeeld dat artikel 843a Rv geen grondslag biedt voor de gevorderde inzage in bescheiden, omdat de vordering niet voldoet aan de cumulatieve voorwaarden die in dit artikel zijn gesteld. De rechtbank heeft de gedaagden in de proceskosten veroordeeld, waarbij de kosten zijn begroot op € 598,00. De beslissing over de proceskosten van de advocaat van de gedaagden is aangehouden. De zaak is verwezen naar de rol van 28 februari 2024 voor beraad van de zaaksrechter.