Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
(de rechtbank begrijpt: de dochter van verdachte en de kleindochter van [slachtoffer 1] )heel ziek was en dat zij in de auto zou liggen. Ik liep naar de auto, maar zag geen [naam] . Ik ben terug naar binnen gelopen om mijn telefoon te pakken. Ik heb [slachtoffer 2] gebeld om te vragen wat er aan de hand was. Op het moment dat ik [slachtoffer 2] belde, sloeg [verdachte] toe. Ik voelde de arm van [verdachte] van achteren om mijn nek heen. Hij begon mijn keel dicht te knijpen en te slaan. De ruzie vond plaats in de achterkamer. Daarna ging het licht bij mij uit. Ik ben buiten op straat aangetroffen, maar ik weet niet hoe ik daar terecht ben gekomen.
forensisch letselonderzoekaan het letsel van
[slachtoffer 1]van
14 februari 2024en
2 april 2024volgt onder meer dat er sprake was van traumatisch hersenletsel in de vorm van een subarachnoïdale bloeding. Er werden 26 huidletsels gezien waaronder bloeduitstortingen, schaafverwondingen en krasverwondingen verspreid over het gelaat, de hals, de borstkas, de armen en de benen en een scheurwond van het oor. Ook was er sprake van roodheid van de hals, heesheid, bloeduitstortingen op de tong, bloeduitstortingen aan zijkant van de keelholte en voorbijgaand bewustzijnsverlies. Zowel het gedocumenteerde bewustzijnsverlies als de waargenomen bloeduitstortingen in de keelholte onderschrijven Plattner's klasse 3, dat wil zeggen dat er een gevaarzetting was die acuut levensbedreigend kan zijn geweest. [4]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 13 februari 2024 in Roermond [slachtoffer 1] met zijn arm en handen heeft gewurgd, dat hij haar tegen haar ribben heeft getrapt en dat hij haar heeft gestompt, geslagen en knietjes heeft gegeven op of tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam.
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf en/of de maatregel
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Voormeld bedrag van € 11.440,00 is als volgt opgebouwd:
- materiële schade, bestaande uit:
a. eigen bijdrage zorgverzekering € 385,00;
b. rechtsbijstandverzekering eigen bijdrage en eigen risico: € 550,00;
c. kosten therapie: € 400,00;
d. ziekenhuisdaggeldvergoeding: € 105,00;
e. toekomstige schade: € 5.000,00;
In civiele zaken gaat aan de gerechtelijke procedure vaak een traject vooraf waarin men tot een minnelijke regeling probeert te komen en/of waarin de benadeelde partij de aansprakelijke partij sommeert tot betaling. De hiermee gemoeide kosten van rechtsbijstand komen op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c en lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor vergoeding in aanmerking, tenzij deze kosten als proceskosten moeten worden gezien. In deze zaak is evenwel niet gesteld dat de rechtsbijstandsverzekeraar buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Voor zover deze kosten als proceskosten zouden moeten worden gezien geldt dat deze kosten in na te melden proceskostenveroordeling zijn verdisconteerd.
Een nader onderzoek ten aanzien van de onder b. en e. gevorderde posten levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal [slachtoffer 1] daarom voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Zij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een bedrag van € 5.890,00 in totaal toewijzen.
(2 x € 271,00).
Voormeld bedrag van € 14.681,58 is als volgt opgebouwd:
- materiële schade, bestaande uit:
a. aanschaf beveiligingscamera’s: € 306,99;
b. nieuwe sloten: € 175,19;
c. kosten therapie: € 1.843,75;
d. kosten opvragen medische informatie: € 104,69;
e. reiskosten therapie: € 325,51;
g. toekomstige reiskosten therapie: € 840,91;
Subsidiair heeft de verdediging nog het volgende naar voren gebracht. De onder a. gevorderde post dient te worden afgewezen wegens onvoldoende causaal verband. [slachtoffer 2] dient niet ontvankelijk te worden verklaard in de onder f. gevorderde post, omdat deze post onvoldoende is onderbouwd. De overige posten dienen te worden gematigd, omdat bepaalde klachten samenhangen met de echtscheiding. Tot slot heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de proceskosten dienen te worden afgewezen dan wel gematigd,
omdat deze al bij [slachtoffer 1] zijn gevorderd.
[slachtoffer 2] ook ten aanzien van die posten niet-ontvankelijk is in haar vordering.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
- geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- wijstde vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] toeen veroordeelt de verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van
€ 5.890,00, bestaande uit € 890,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade; - vermeerdert het toegewezen bedrag met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;
- bepaaltdat [slachtoffer 1]
niet-ontvankelijkis in haar vordering voor zover deze betrekking heeft op de posten “rechtsbijstandsverzekering eigen bijdrage en eigen risico” en “toekomstige schade” en dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; - veroordeelt de verdachte in de kosten door [slachtoffer 1] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
- bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
- verklaart de benadeelde partij
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil.