ECLI:NL:RBLIM:2024:7334

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
10470885 \ CV EXPL 23-1725
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetzaak over huurverhoging en schade aan gehuurde woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een verzetprocedure waarin de eiser in het verzet, tevens eiser in reconventie, en de gedaagde in het verzet, tevens verweerder in reconventie, betrokken zijn. De zaak draait om een huurovereenkomst die op 1 november 2019 en 1 september 2020 is aangegaan, waarbij de eiser de woning aan de Reestraat 11 heeft verhuurd aan de gedaagde. De gedaagde heeft een borg van € 1.170,00 betaald. De eiser heeft de huurprijs verhoogd, wat door de gedaagde is betwist. De gedaagde heeft de huur opgezegd per 15 december 2022 en het gehuurde op 1 februari 2023 verlaten. Na de beëindiging van de huur heeft de eiser schade aan het gehuurde geconstateerd en de gedaagde gedagvaard voor schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde aansprakelijk is voor schade aan de keukenkastjes, maar niet voor andere schadeposten. De gedaagde heeft recht op terugbetaling van de borg, terwijl de eiser een gebruikersvergoeding kan vorderen voor de periode dat de gedaagde het gehuurde onrechtmatig onder zich hield. De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagde, die grotendeels in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10470885 \ CV EXPL 23-1725
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
[eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in het verzet in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] ,
gemachtigde: G. Debije, h.o.d.n. Debije Rechtsbijstand,
tegen
[gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in het verzet in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: mr. P.J.C. Bolton.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 februari 2024 met de daarin genoemde stukken;
- de brief van 13 maart 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van dupliek in reconventie met productie 14;
- de mondelinge behandeling van 5 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is wederom vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 1 november 2019 respectievelijk 1 september 2020 zijn partijen een huurovereenkomst aangegaan waarbij [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] de woning en de daarbij behorende garage aan de Reestraat 11 te [plaats] (hierna: het gehuurde) heeft verhuurd aan [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] . [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] heeft een borg betaald van in totaal € 1.170,00.
2.2.
Op 30 november 2021 heeft [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] schriftelijk medegedeeld dat de huur met ingang van 1 februari 2022 wordt verhoogd naar in totaal € 802,50. Medio november 2022 heeft [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] schriftelijk medegedeeld dat de huur met ingang van 31 december 2022 wordt verhoogd naar in totaal € 847,56.
2.3.
Op 15 december 2022 heeft [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] de huur opgezegd. Op 22 december 2022 heeft [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] de opzegging schriftelijk bevestigd.
2.4.
Op 14 januari 2023 heeft een voorinspectie van het gehuurde plaatsgevonden.
2.5.
[gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] heeft het gehuurde verlaten op 1 februari 2023. Op die datum heeft [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] de sleutels van het gehuurde bij zijn gemachtigde afgegeven.
2.6.
Op 9 februari 2023 heeft [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] de sleutels gekregen van de gemachtigde van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] en heeft een deurwaarder, in afwezigheid van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] en zijn gemachtigde, het gehuurde geïnspecteerd. Geconstateerd is dat sprake is van schade aan het gehuurde.
2.7.
De gemachtigde van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] heeft bij brieven van 6 en 17 februari 2023 [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] verzocht om de borg te restitueren.
2.8.
Op 3 maart 2023 heeft [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] gedagvaard.
2.9.
Bij brief van 13 maart 2023 heeft de gemachtigde van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] om uitstel verzocht voor het nemen van een conclusie van antwoord.
2.10.
Bij onder zaaknummer 10379632 CV EXPL 23-888 gewezen verstekvonnis van 29 maart 2023 (hierna: het verstekvonnis) heeft de kantonrechter [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] veroordeeld tot betaling aan [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] van € 1.170,00 aan borg en € 44,59 ter zake het onverschuldigd betaalde aan huurverhoging, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede met veroordeling van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.11.
[eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] heeft op of omstreeks 6 april 2023 kennisgenomen van het verstekvonnis en [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] gedagvaard in kort geding.
2.12.
Bij onder zaaknummer 10452355 CV EXPL 23-1582 gewezen vonnis in kort geding van 4 mei 2023 heeft de kantonrechter [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] verboden de veroordeling als opgenomen in het tussen partijen gewezen verstekvonnis ten uitvoer te leggen totdat er in de verzetdagvaardingsprocedure een vonnis is gewezen en [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] veroordeeld in de proceskosten.

3.De verdere beoordeling

In conventie
De huurverhoging (vordering II in conventie)
3.1.
Er is sprake van niet-geliberaliseerde huur aangezien het gaat om een zelfstandige woning waarvan de aanvangshuur van € 720,00 lager is dan de op 1 november 2019 geldende liberalisatiegrens van € 720,42 (artikel 7:247 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). Dit betekent dat artikel 16 van de Algemene bepalingen waar [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] een beroep op doet, ongeacht of de Algemene bepalingen deel zijn gaan uitmaken van de huurovereenkomst, niet van toepassing is nu dit artikel alleen ziet op een zelfstandige woonruimte met een geliberaliseerde huurprijs. Bij niet-geliberaliseerde huur gelden de regelingen voor huurprijzen en andere vergoedingen bij huur van woonruimte zoals die zijn opgenomen in onderafdeling 2 van afdeling 5 van boek 7 BW (artikelen 7:246 tot en met 7:265 BW).
3.2.
In artikel 7:248 lid 1 BW is bepaald dat als er geen beding in de huurovereenkomst is dat daarin voorziet, de huurprijs kan worden verhoogd op de wijze als voorgeschreven in de artikelen 7:252, 7:252a, 7:252c en 7:253 BW. In artikel 7:250 BW is bepaald hoe en wanneer de huurprijs op verzoek van de verhuurder kan worden verhoogd.
3.3.
De kantonrechter leidt uit de stellingen van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] dat hij de huurprijsverhoging met ingang van 1 januari 2023 onverschuldigd heeft betaald, af dat hij de huurprijsverhoging heeft betaald aan [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] . Nu niet door [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] is gesteld of uit het dossier is gebleken dat hij voor de ingangsdatum van de huurverhoging schriftelijk bezwaar heeft gemaakt (artikel 7:253 lid 1 BW), wordt de betaling gezien als een instemming met het voorstel van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] om de huurprijs te verhogen. Partijen worden dan geacht de huurverhoging onherroepelijk te zijn overeengekomen. Van een onverschuldigde betaling kan dan ook geen sprake zijn. Vordering II van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] zal daarom worden afgewezen.
In reconventie
De schade aan het gehuurde (vordering Ia in reconventie)
3.4.
Om vast te kunnen stellen of sprake is van schade aan het gehuurde, is van belang of verhuurder en huurder een beschrijving van het gehuurde hebben opgemaakt. Als zo’n beschrijving is gemaakt, moet de huurder het gehuurde in dezelfde staat opleveren als waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is tenietgegaan of beschadigd. Dit volgt uit artikel 7:224 BW. Doet de huurder dit niet, dan kan er sprake zijn van schade die de huurder moet vergoeden op grond van artikel 7:218 lid 1 BW.
3.5.
Een beschrijving als bedoeld in artikel 7:224 lid 2 BW moet de toestand van de verschillende onderdelen van het gehuurde zodanig concreet en nauwkeurig aangeven, dat daaruit afgeleid moet kunnen worden in welke staat de huurder het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst heeft aanvaard (zie Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 februari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:601). Dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] volgens [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] zou hebben getekend voor de Algemene bepalingen en daarmee ook heeft verklaard de woning in goede staat te hebben ontvangen, is – wat daar verder ook van zij – te algemeen om aan de maatstaf van artikel 7:224 lid 2 BW te voldoen. Ook hetgeen op peildatum 9 april 2020 is vastgelegd door een expert (productie 6 bij verzetdagvaarding) is geen beschrijving als bedoeld in artikel 7:224 lid 2 BW nu dit geen weergave is van de staat van het gehuurde bij aanvang van de huurovereenkomst.
3.6.
Ook moet de beschrijving als bedoeld in artikel 7:224 lid 2 BW tussen de huurder en verhuurder zijn opgemaakt. [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] stelt weliswaar dat hij bij aanvang van de huur samen met de ouders van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] , die [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] vertegenwoordigden, een inspectierapport heeft opgesteld en dat hij dat rapport nooit ondertekend terug heeft ontvangen, maar daaruit volgt juist dat er geen beschrijving is opgemaakt tussen huurder en verhuurder. Ook uit het Whatsapp-verkeer tussen partijen (productie 3 bij verzetdagvaarding) blijkt dat niet nu [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] daarin enkel aan [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] vraagt welk telefoonnummer hij bij het opleveringsrapport moet zetten en [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] antwoordt dat zijn telefoonnummer erbij gezet kan worden.
3.7.
Nu niet is komen vast te staan dat bij aanvang van de huur een beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, wordt de huurder, behoudens tegenbewijs door verhuurder, op grond van artikel 7:224 lid 2 BW verondersteld het gehuurde in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst. Verkeert het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst in beschadigde toestand, dan betekent dit dat huurder wordt vermoed het gehuurde in beschadigde toestand te hebben ontvangen. Verhuurder zal dan moeten stellen en indien nodig bewijzen dat de staat bij aanvang een andere is geweest dan de staat bij opleveren of dat de schade zich tijdens de huurtijd heeft voorgedaan. Slaagt de verhuurder daar niet in, dan zal zijn vordering tot schadevergoeding worden afgewezen. Slaagt verhuurder daar wel in, dan geniet hij het voordeel van het bewijsvermoeden van artikel 7:218 lid 2 BW dat de schade is ontstaan als gevolg van een tekortschieten van de huurder. Dat vermoeden kan vervolgens door de huurder worden weerlegd door aan te tonen dat de schade niet door zijn tekortschieten is ontstaan.
3.8.
[eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] stelt zich op het standpunt dat het rapport met peildatum 9 april 2020 kan dienen als tegenbewijs in voornoemde zin. Nu het rapport een foto bevat van de keuken waarop te zien is dat alle kastdeurtjes aanwezig zijn, heeft [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] daarmee ten aanzien van de schadepost ‘reparatie keukenkastjes’ aannemelijk gemaakt dat de schade zich tijdens de huurperiode – in ieder geval na 9 april 2020 – heeft voorgedaan. Op grond van artikel 7:218 lid 2 BW wordt dan vermoed dat de schade is ontstaan als gevolg van een tekortschieten van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] .
Ten aanzien van de andere schadeposten is de kantonrechter van oordeel dat [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schade zich tijdens de huurperiode heeft voorgedaan. In het rapport staat namelijk dat de aanwezige installaties niet zijn gecontroleerd op de werking daarvan waardoor niet bekend is of de gaskookplaat, de garagepoort en de rookgasafvoer op 9 april 2020 functioneerden. Met betrekkingen tot de schadeposten ‘herstel plafond woonkamer’ en ‘herstel dakrand en goot’ (van de bijkeuken) bevat het rapport geen foto’s waarop het hele plafond van de woonkamer is te zien dan wel dat de metalen dakgootbekleding geen gaten vertoont. Dit betekent dat wordt verondersteld dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] het gehuurde met betrekking tot die punten heeft ontvangen in de staat zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst en dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] niet op de voet van artikel 7:218 lid 1 BW aansprakelijk is voor deze schade. De vordering van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] zal daarom worden afgewezen voor zover deze ziet op de schadeposten ‘herstel knoppen gaskookplaat’, ‘reparatie motor garagepoort en herstellen bekabeling’, ‘herstel rookgasafvoer’, ‘herstel dakrand en goot’ en ‘herstel plafond woonkamer’.
3.9.
[gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] voert met betrekking tot de schadepost ‘reparatiekeukenkastjes’– samengevat weergegeven – aan dat er geen sprake was van schade op de einddatum en dat de huidige huurder van het gehuurde in opdracht van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] de door [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] gestelde schade heeft veroorzaakt. Ter onderbouwing hiervan verwijst [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] naar de door hem gemaakte foto’s van de oplevering van de woning (productie 12 van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] ) – naar de kantonrechter begrijpt op 31 januari 2023 of 1 februari 2023 – en de door de huidige huurder afgelegde schriftelijke verklaring (productie 14 van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] ). De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] het vermoeden van artikel 7:218 lid 2 BW onvoldoende heeft weerlegd. Op de door hem overgelegde foto’s zijn namelijk niet alle drie de keukenkastjes te zien waarvan de deuren zouden ontbreken. Ter vergelijking verwijst de kantonrechter naar de foto van de keuken die is bijgesloten bij het rapport van de deurwaarder waarop te zien is dat bij drie bovenkasten de deuren ontbreken (productie 19 van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] , pagina 97 van de producties). Ook de schriftelijke verklaring van de huidige huurder maakt niet dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] het vermoeden van artikel 7:218 lid 2 BW voldoende heeft ontzenuwd. De verklaring is namelijk onvoldoende concreet en specifiek nu de huidige huurder het heeft over het verwijderen en weggooien van keukenkastjes en niet over de (drie) deuren van de keukenkastjes. Tevens verklaart de huidige huurder per januari 2022 het gehuurde te hebben betrokken, terwijl tussen partijen is komen vast te staan dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] tot eind januari 2023 het gehuurde heeft gehuurd (zie 2.5.). Ook weegt de kantonrechter mee dat de verklaring niet onder ede is afgelegd. Dit betekent dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] op de voet van artikel 7:218 lid 1 BW aansprakelijk is voor de schade aan de keukenkastjes.
3.10.
Uit rov. 3.9. volgt dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] schadeplichtig is en daarom gehouden is tot het betalen van schadevergoeding. De omvang van de schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van de bepalingen van afdeling 10 van titel 1 van Boek 6 BW. Omdat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] de hoogte van de door [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] gevorderde schadevergoeding niet heeft weersproken, zal het door [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] gevorderde bedrag van € 950,00 worden toegewezen.
3.11.
[eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] vordert de wettelijke rente met ingang van datum verzetdagvaarding. De kantonrechter begrijpt dat hij hiermee de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW bedoelt te vorderen aangezien in dit geval geen sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. De gevorderde rente zal worden toegewezen nu [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] ten aanzien van de schade in het onderdeel “Weerlegging dagvaarding” van de verzetdagvaarding onder “2. Schade aan het gehuurde” enkel heeft gesteld dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] in verzuim is, maar niet per wanneer, en [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] de gevorderde rente niet heeft weersproken.
De gebruikersvergoeding (vordering Ib in reconventie)
3.12.
Onderdeel van het in reconventie door [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] gevorderde bedrag is een gebruikersvergoeding over de periode 4 februari 2023 tot en met 9 februari 2023 van € 144,29.
3.13.
Op grond van artikel 7:224 lid 1 BW is de huurder verplicht om het gehuurde na einde van de huurovereenkomst ter beschikking van de verhuurder te stellen. In artikel 7:225 lid 1 BW is – voor zover relevant voor dit geschil – bepaald dat indien de huurder na het einde van de huur het gehuurde onrechtmatig onder zich houdt, verhuurder over de tijd dat hij het gehuurde mist een vergoeding kan vorderen gelijk aan de huurprijs.
3.14.
Niet in geschil is dat de einddatum van de huurovereenkomst 1 februari 2023 was, dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] op 1 februari 2023 de sleutel van het gehuurde aan zijn gemachtigde heeft gegeven en dat [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] op 9 februari 2023 de sleutel heeft verkregen. Dit betekent dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] nog steeds de mogelijkheid had om na afloop van de huurperiode zich de toegang te verschaffen tot de woning en de woning te gebruiken. Het zich voorbehouden van deze mogelijkheid maakt inbreuk op het recht van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] als verhuurder. [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] heeft dan ook na het einde van de huur de woning onrechtmatig onder zich gehouden, zodat [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] terecht aanspraak maakt op de gevorderde gebruikersvergoeding. Daaraan kan niet afdoen dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] zich – naar de kantonrechter begrijpt – op het standpunt stelt dat hij niet aan zijn verplichting om de sleutel in te leveren kon voldoen omdat [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] weigerde hieraan mee te werken. [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] heeft deze stelling namelijk, tegenover de betwisting daarvan door [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] , onvoldoende onderbouwd nu hij enkel een kopie van een Whatsappgesprek heeft overgelegd dat niet tussen hem en [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] heeft plaatsgevonden. Dit betreft namelijk niet de Whatsapp-chat met [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] maar met [naam] en het laat geen regulier Whatsappgesprek zien nu dit niet bestaat uit berichten van een verzender en een ontvanger, maar enkel uit berichten van [naam] en berichten van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] die [naam] blijkens productie 14 bij verzetdagvaarding aan zichzelf heeft doorgestuurd.
Het door [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] gevorderde bedrag van € 144,29 zal worden toegewezen nu [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] tegen de omvang van dat bedrag geen verweer heeft gevoerd.
3.15.
[eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] vordert de wettelijke rente met ingang van datum dagvaarding. De kantonrechter begrijpt dat hij hiermee de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW bedoelt te vorderen aangezien in dit geval geen sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. De gevorderde rente zal worden afgewezen nu het gelet op artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) op de weg van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] had gelegen om te stellen dat sprake is van verzuim en [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] dat ten aanzien van de gebruikersvergoeding niet heeft gedaan.
De vrijwaring van eventuele aansprakelijkheid (vordering II in reconventie)
3.16.
[eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] vordert dat [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] hem moet vrijwaren van eventuele aansprakelijkheid jegens HESI ten gevolge van schade aan de cv-ketel die onder verantwoordelijkheid van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] wordt geacht te zijn ontstaan. Deze vordering zal worden afgewezen omdat niet is gebleken, en ook niet door [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] is gesteld, dat op [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] een contractuele verplichting tot vrijwaring van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] rust jegens HESI, waarvan [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] op grond van artikel 3:296 BW nakoming aan de rechter kan vragen.
In conventie en in reconventie
De waarborgsom (vordering I in conventie, vordering I in reconventie)
3.17.
[gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] vordert terugbetaling van de door hem betaalde waarborgsom van in totaal € 1.170,00. [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] vordert om het door hem gevorderde bedrag vermeerderd met de wettelijke rente te verdisconteren in de reeds betaalde waarborgsom. De kantonrechter begrijpt dat [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] hiermee een beroep doet op artikel 7:261b lid 3 BW.
3.18.
Artikel 7:261b lid 3 BW biedt een verhuurder de mogelijkheid om binnen dertig dagen in plaats van veertien dagen na beëindiging van de huurovereenkomst het restant van de waarborgsom na verrekening van aantoonbaar gemaakte kosten strekkende tot het herstel van de schade als bedoeld in artikel 7:218 BW en/of de door huurder verschuldigde huurprijs, servicekosten of energieprestatievergoeding als bedoeld in artikel 7:237 leden 2, 3 en 4 BW, te restitueren.
3.19.
Nu niet is gesteld of gebleken dat [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] kosten heeft gemaakt strekkende tot reparatie van de keukenkastjes – er is immers enkel een inventarisatie voor herstel en de daarmee gemoeide kosten opgemaakt (productie 21 bij verzetdagvaarding) – en de gebruikersvergoeding als bedoeld in artikel 7:225 lid 1 BW niet is benoemd in artikel 7:261b lid 3 BW, zal de vordering om te verdisconteren in de waarborgsom worden afgewezen. [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] zal de door [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] betaalde waarborgsom dan ook aan hem moeten terugbetalen. Dit betekent dat het door [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde bedrag van € 1.170,00 aan borg zal worden toegewezen.
3.20.
[gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] vordert de wettelijke rente over de waarborgsom met ingang van 1 februari 2023 of met ingang van datum dagvaarding. De kantonrechter begrijpt dat hij hiermee de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW bedoelt te vorderen aangezien in dit geval geen sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. De gevorderde rente zal worden afgewezen nu het gelet op artikel 150 Rv op de weg van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] had gelegen om te stellen dat sprake is van verzuim en hij dat niet heeft gedaan.
De proceskosten in conventie en in verzet
3.21.
[eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] is de partij die in conventie en in verzet grotendeels in het ongelijk wordt gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,48
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
405,00
(3 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
688,98
3.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De proceskosten in reconventie
3.23.
Omdat beide partijen in reconventie gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
4.1.
bekrachtigt het door de kantonrechter op 29 maart 2023 onder zaaknummer / rolnummer 10379632 \ CV EXPL 23-888 gewezen verstekvonnis voor wat betreft de veroordeling van [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] om aan [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] een bedrag van € 1.170,00 te betalen alsmede de uitvoerbaar bij voorraad verklaring daarvan,
4.2.
vernietigt het door de kantonrechter op 29 maart 2023 onder zaaknummer / rolnummer 10379632 \ CV EXPL 23-888 gewezen verstekvonnis voor het overige, en opnieuw rechtdoende:
4.3.
veroordeelt [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten van € 688,98, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 4.3. en 4.4. uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
4.7.
veroordeelt [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] om aan [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 18 april 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.8.
veroordeelt [gedaagde in het verzet in conventie, verweerder in reconventie] om aan [eiser in het verzet in conventie, eiser in reconventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 144,29,
4.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 4.7. en 4.8. uitvoerbaar bij voorraad,
4.10.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
16 oktober 2024.
CL