In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Installatiebedrijf Roderland B.V. en een gedaagde partij over niet-betaalde facturen en tekortkomingen in de uitvoering van werkzaamheden. Roderland vorderde betaling van € 16.067,82, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde partij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van diverse overeenkomsten. De gedaagde partij betwistte de vordering en stelde dat de werkzaamheden waren opgeleverd en stilzwijgend waren aanvaard door Roderland.
De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder dagvaardingen, conclusies van antwoord en proces-verbaal van de mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Roderland niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde partij in verzuim was en dat de werkzaamheden niet waren afgerond. De vorderingen van Roderland zijn dan ook afgewezen.
In reconventie heeft de gedaagde partij een vordering ingesteld voor onbetaalde facturen en meerwerk. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Roderland niet gerechtigd was tot verrekening van de vorderingen en heeft een bedrag van € 2.850,- toegewezen aan de gedaagde partij, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.