ECLI:NL:RBLIM:2024:8026

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
11058429 \ CV EXPL 24-1990
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Wonen Limburg en een gedaagde huurder. De eiser, Wonen Limburg, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden. De gedaagde huurder had per 11 januari 2023 een woning gehuurd van Wonen Limburg, maar had een huurachterstand opgebouwd van € 2.512,52. Wonen Limburg had de gedaagde een veertiendagenbrief gestuurd waarin de huurachterstand werd gemeld en buitengerechtelijke incassokosten werden aangekondigd.

Tijdens de procedure heeft de gedaagde erkend dat er sprake was van een huurachterstand, maar betwistte de hoogte ervan. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn verweer en dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te verlaten en te ontruimen, en om een totaalbedrag van € 2.849,94 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurprijs voor de periode na de ontruiming en tot het betalen van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van huurders om hun huurbetalingen tijdig te voldoen en de gevolgen van wanbetaling, waaronder ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11058429 \ CV EXPL 24-1990
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd en kantoorhoudend te Roermond,
eisende partij,
hierna te noemen: Wonen Limburg,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 april 2024 met producties 1 tot en met 5
- de schriftelijke weergave van het mondeling antwoord
- de brief van 19 juni 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- het op 9 augustus 2024 ter griffie ontvangen actuele huuroverzicht van Wonen Limburg, productie 6
- de mondelinge behandeling van 23 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt per 11 januari 2023 van Wonen Limburg de woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] , tegen een huurprijs van thans € 626,63 per maand. Volgens de bepalingen van de huurovereenkomst moet de huur per vooruitbetaling worden voldaan, voor de eerste van iedere maand.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
2.3.
Wonen Limburg heeft [gedaagde] een zogenoemde veertiendagenbrief d.d. 19 januari 2024 per post en per e-mail gestuurd. In die brief heeft Wonen Limburg gewezen op de huurachterstand (€ 2.512,52) en heeft zij hem de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 455,26 inclusief btw in het vooruitzicht gesteld.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Limburg vordert -samengevat- dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst zal ontbinden en [gedaagde] zal veroordelen:
  • tot het verlaten, ontruimen en ontruimd houden van het gehuurde en het gehuurde met al het zijne en de zijnen onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Wonen Limburg zal stellen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis;
  • tot betaling van € 2.867,40 (€ 2.412,14 hoofdsom + € 455,26 buitengerechtelijke incassokosten) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • tot betaling van € 626,63 per maand aan huur c.q. gebruikersvergoeding voor elke verstreken of ingegane maand vanaf 30 april 2024 tot de ontruiming;
  • in de proceskosten.
3.2.
Wonen Limburg legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan wanbetaling van de huurpenningen en inclusief de maand april 2024 een huurschuld heeft doen ontstaan van € 2.412,14.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de hoogte van de vordering.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] erkent dat sprake is van een huurachterstand, maar betwist de hoogte ervan. [gedaagde] voert aan dat er in september 2023 nog een achterstand was van twee maanden. Hij voert tevens aan dat de maanden april en mei 2024 zijn betaald en er in totaal achttien betalingen zijn verricht via vier verschillende banken.
4.2.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Wonen Limburg een overzicht overgelegd van de actuele huurachterstand. Volgens het overzicht bedraagt de huurachterstand op 1 augustus 2024 nog € 2.648,59. In dit overzicht zijn alle betalingen (vijftien via de bank) door (of voor) [gedaagde] -tot die datum gedaan- meegenomen. Dit is niet gepaard gegaan met een formele eiswijziging, zodat op de vordering als onder 3.1 geformuleerd dient te worden beslist.
4.3.
[gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd (meer) betalingen te hebben verricht, maar bij gebreke aan verdere onderbouwing is niet komen vast te staan dat [gedaagde] voldoende betalingen heeft verricht op de gestelde huurachterstand waardoor deze is verminderd of in haar geheel is ingelost. De stelplicht en bewijslast van betalingen rust op de schuldenaar, de huurder dus, in dit geval [gedaagde] .
4.4.
De kantonrechter oordeelt op grond van het voorgaande dan ook dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen tegenover Wonen Limburg. Deze tekortkoming is ernstig genoeg om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen aangezien er sprake is van een huurachterstand die meer dan drie maanden bedraagt. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt gesteld op twee weken na betekening van het vonnis nu [gedaagde] in het gehuurde verblijft.
4.5.
[gedaagde] zal de huurbetalingsverplichtingen moeten nakomen tot en met de maand waarin hij het gehuurde verlaat, reden waarom ook de vordering tot betaling van (een vergoeding gelijk aan) de huurprijs vanaf 30 april 2024 tot het tijdstip van ontruiming zal worden toegewezen.
4.6.
Wonen Limburg maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Wonen Limburg heeft aan [gedaagde] op 19 januari 2024 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. In die aanmaning is het tarief vermeld dat past bij de toen bestaande achterstand. Uit het door Wonen Limburg in het geding gebrachte huuroverzicht blijkt dat [gedaagde] op 23 januari 2024 nog een betaling heeft verricht. Nu [gedaagde] de vordering gedeeltelijk heeft voldaan binnen de in de aanmaning gestelde betalingstermijn van veertien dagen, komt de gevorderde vergoeding niet volledig voor toewijzing in aanmerking. De kantonrechter zal het tarief hanteren dat van toepassing is op het bedrag van € 2.412,14 dat Wonen Limburg vordert bij dagvaarding, zijnde
€ 437,80 inclusief btw. Dit bedrag wordt toegewezen.
4.7.
Over de huurachterstand en de buitengerechtelijke incassokosten vordert Wonen Limburg de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. Nu [gedaagde] tegen de verschuldigdheid daarvan geen verweer heeft gevoerd en hij in verzuim verkeert, zal de wettelijke rente worden toegewezen over € 2.849,94 (€ 2.412,14 + € 437,80), met ingang van de dag van de dagvaarding (11 april 2024).
4.8.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Wonen Limburg worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.227,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen Wonen Limburg en [gedaagde] bestaande huurovereenkomst betreffende de woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om voormelde woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Wonen Limburg te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Wonen Limburg € 2.849,94 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf 11 april 2024, tot de dag der algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Wonen Limburg te betalen € 626,63 per maand aan lopende huur dan wel gebruiksvergoeding voor iedere ingegane maand vanaf 30 april 2024 tot aan het tijdstip van de ontruiming,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Wonen Limburg tot dit vonnis begroot op € 1.227,72,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
6 november 2024.
MW