ECLI:NL:RBLIM:2024:8104

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
9933117 \ CV EXPL 22-2774
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en ontvankelijkheid van de gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter op 2 november 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De oorspronkelijke gedaagde, die in verzet is gekomen tegen een eerder verstekvonnis, is niet ontvankelijk verklaard. De procedure begon met een verstekvonnis op 10 november 2021, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.756,25, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft in verzet gevorderd om ontheven te worden van deze veroordeling en om de vordering van de eiser alsnog af te wijzen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet tijdig in verzet is gekomen. De verzettermijn, die vier weken bedraagt voor in Nederland wonende gedaagden, begon te lopen op het moment dat het vonnis aan de gedaagde in persoon is betekend. In deze zaak is op 31 maart 2022 executoriaal beslag gelegd op de bankrekening van de gedaagde, wat volgens artikel 144 Rv betekent dat het vonnis ten uitvoer is gelegd. De gedaagde heeft pas op 26 april 2022 kennisgenomen van het beslag, maar dit doet niets af aan het feit dat de termijn voor verzet inmiddels was verstreken.

De kantonrechter concludeert dat de gedaagde niet ontvankelijk moet worden verklaard, waardoor het eerdere verstekvonnis van 10 november 2021 onaangetast blijft. De gedaagde wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de eiser zijn begroot op € 311,00 voor gemachtigdensalaris. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is openbaar uitgesproken door de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9933117 \ CV EXPL 22-2774
Vonnis van de kantonrechter van 2 november 2022
in de zaak van:
[eiser, gedaagde in het verzet],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
gemachtigde mw mw. C.E.M. Leunissen, DAS Rechtsbijstand
tegen:
[gedaagde, eiser in het verzet],
wonend op een geheim adres in Nederland.
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
gemachtigde mr. drs. A.CM. Brom LLM,
Partijen worden hierna [eiser, gedaagde in het verzet] en [gedaagde, eiser in het verzet] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het navolgende:
  • het door de kantonrechter op 10 november 2021 tussen [eiser, gedaagde in het verzet] als eisende partij en [gedaagde, eiser in het verzet] als gedaagde partij bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 9506157 CV EXPL 21-5273
  • de verzetdagvaarding
  • de conclusie van antwoord in verzet
  • de conclusie van repliek in verzet.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser, gedaagde in het verzet] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde, eiser in het verzet] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.756,25 vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
Bij verstekvonnis van 10 november 2021 is de vordering toegewezen, met veroordeling van [gedaagde, eiser in het verzet] in de proceskosten.
2.3.
[gedaagde, eiser in het verzet] vordert in het verzet te worden ontheven van de bij het verstekvonnis uitgesproken veroordeling en dat de vordering van [eiser, gedaagde in het verzet] alsnog wordt afgewezen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde, eiser in het verzet] stelt dat hij tijdig in verzet is gekomen. Hoewel [eiser, gedaagde in het verzet] hierover niets zegt in zijn conclusie van antwoord in oppositie dient de kantonrechter dit ambtshalve te toetsen. De kantonrechter komt tot de conclusie dat het verzet niet tijdig is gedaan en dat [gedaagde, eiser in het verzet] niet ontvankelijk moet worden verklaard. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
3.2.
Het recht van verzet is gekoppeld aan drie naast elkaar staande termijnen. Alle drie de termijnen bedragen vier weken voor in Nederland wonende of verblijvende gedaagden en acht weken voor in het buitenland wonende of verblijvende gedaagden.
De verzettermijn begint te lopen vanaf het moment dat het vonnis aan de veroordeelde partij in persoon is betekend. Betekening door middel van afgifte aan een huisgenoot of achterlating in een enveloppe, laat de verzettermijn niet aanvangen.
De termijn begint ook te lopen vanaf het moment dat door de veroordeelde partij een daad van bekendheid is gedaan. Dit impliceert een gedraging naar buiten toe waaruit blijkt dat de gedaagde kennis heeft van de hoofdinhoud van het vonnis.
Tot slot begint de termijn te lopen na de tenuitvoerlegging van het vonnis.
3.3.
In deze zaak is op 31 maart 2022 executoriaal beslag gelegd op de bankrekening van [gedaagde, eiser in het verzet] . Dan is het bepaalde in artikel 144 Rv van belang. Volgens dit artikel, en dan met name het bepaalde onder b, is het vonnis ten uitvoer gelegd als er derdenbeslag is gelegd. Dit is hier aan de orde. Dat [gedaagde, eiser in het verzet] pas op 26 april 2022 bij het pinnen heeft gemerkt dat er beslag is gelegd op zijn bankrekening, doet hier niet aan af. [gedaagde, eiser in het verzet] wijst er nog op dat het bericht over de beslaglegging pas op 26 april 2022 is gegenereerd. Voor zover [gedaagde, eiser in het verzet] hiermee bedoelt te zeggen dat hij ook niet eerder had kunnen weten van de beslaglegging, treft ook deze stelling geen doel. De beslaglegging is uitgevoerd op 31 maart 2022. [gedaagde, eiser in het verzet] kon niets meer betalen van zijn rekening en de kantonrechter gaat er daarom, en met name ook vanwege gebrek aan informatie hierover, dat aan de beslaglegger is betaald. Dit houdt in dat het vonnis ten uitvoer is gelegd en de termijn om het rechtsmiddel van verzet in te stellen is verstreken.
3.4.
Gelet op het voorgaande wordt [gedaagde, eiser in het verzet] daarom niet ontvankelijk verklaard. Dit houdt ook in dat het verstekvonnis van 21 november 2021 onaangetast blijft.
3.5.
[gedaagde, eiser in het verzet] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de kant van [eiser, gedaagde in het verzet] worden begroot op € 311,00 als salaris voor de gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart [gedaagde, eiser in het verzet] niet ontvankelijk,
4.2.
veroordeelt [gedaagde, eiser in het verzet] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [eiser, gedaagde in het verzet] tot op heden begroot op € 311,00, voor gemachtigdensalaris.
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: