ECLI:NL:RBLIM:2024:8276

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
10935194 CV EXPL 24-842
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur in het kader van een overeenkomst voor evenement styling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], vertegenwoordigd door Straetus Legal B.V., en [gedaagde], in zijn hoedanigheid als executeur testamentair van [erflater]. De kern van het geschil betreft een overeenkomst tussen [eiseres] en [erflater] voor de styling van een evenement, waarbij [eiseres] een bedrag van € 1.000,00 vorderde. [erflater] was ontevreden over de geleverde diensten en heeft slechts € 500,00 betaald, wat hij als een redelijke compensatie beschouwde. [eiseres] betwistte deze claim en vorderde het resterende bedrag van € 609,88, inclusief rente en incassokosten.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een rolbeslissing en conclusies van partijen. Na het overlijden van [erflater] is de procedure voortgezet door [gedaagde] q.q. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen tekortkoming was in de nakoming van de overeenkomst door [eiseres]. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] q.q. niet kon aantonen dat de geleverde diensten niet conform de overeenkomst waren. Daarom werd de vordering van [eiseres] toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft [gedaagde] q.q. veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de proceskosten en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en biedt een duidelijk voorbeeld van de toepassing van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot tekortkomingen in overeenkomsten en de gevolgen daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10935194 CV EXPL 24-842
Vonnis van de kantonrechter van 13 november 2024
in de zaak van:
[eiseres] ,h.o.d.n. [handelsnaam 1]
,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: Straetus Legal B.V.,
tegen
[gedaagde] ,in zijn hoedanigheid van executeur testamentair van [erflater] , v.h.o.d.n. [handelsnaam 2]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna genoemd [eiseres] , [erflater] en [gedaagde] q.q.

1.De kern van de zaak

1.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten. [erflater] was niet tevreden over de kwaliteit van het werk dat door [eiseres] is geleverd en wil daarom maximaal € 500,00 betalen. Dit bedrag heeft hij al betaald, zodat er nu geen betalingsverplichting meer bestaat. [eiseres] is het daar niet mee eens. Zij heeft het werk geleverd zoals is overeengekomen en wil dat dat de volledige factuur voldaan wordt. [eiseres] vordert daarom in deze procedure betaling van een bedrag van € 609,88 (bestaande uit een hoofdsom van € 1.000,00, de wettelijke handelsrente van € 34,88 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 75,00, waarop een deelbetaling van € 500,00 in mindering strekt), met veroordeling van [gedaagde] q.q. in de kosten van deze procedure. [gedaagde] q.q. concludeert tot afwijzing van de vordering. De vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 5 juni 2024 en de daarin genoemde processtukken;
  • de conclusie van dupliek van [gedaagde] q.q. met producties 1 tot en met 5;
  • de akte uitlating producties van [eiseres] .
2.2.
Gedurende de procedure, op [overlijdensdatum] 2024, is [erflater] overleden. De procedure is nadien voortgezet door [gedaagde] q.q.
2.3.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] houdt zich in haar onderneming [handelsnaam 1] bezig met onder andere de styling van evenementen.
3.2.
[erflater] hield zich in zijn onderneming [handelsnaam 2] bezig met onder andere de organisatie en catering van evenementen.
3.3.
[eiseres] en [erflater] hebben een overeenkomst gesloten. De overeenkomst hield in dat [eiseres] de styling van een evenement voor een klant van [erflater] (hierna: de jubilaris) zou verzorgen en dat [erflater] haar daarvoor een bedrag van € 1.000,00 inclusief BTW na uitvoering van de opdracht zou betalen.
3.4.
Op 1 juli 2023 vond het evenement plaats en heeft [eiseres] ten behoeve daarvan werkzaamheden verricht.
3.5.
Op 3 juli 2023 heeft [eiseres] [erflater] verzocht de factuur van € 1.000,00 inclusief BTW te betalen.
3.6.
Op 11 juli 2023 heeft [erflater] een e-mail gestuurd aan [eiseres] :
“Z
oals je begrepen hebt waren en zijn wij ontevreden over jou werk in Geleen. Ook na overleg met mijn opdrachtgever heb ik besloten dat betaling van 50% van jouw rekening ruim voldoende is. Dat zal dan ook vandaag overgemaakt worden.
3.7.
[erflater] heeft een bedrag van € 500,00 aan [eiseres] betaald. Het restant van de factuur heeft [erflater] onbetaald gelaten.

4.De beoordeling

Er is geen sprake van een tekortkoming

4.1.
[gedaagde] q.q. voert - samengevat - aan dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zo meent hij dat de inspanningen van [eiseres] minimaal zijn geweest en niet in verhouding staan tot de prijs. Bovendien was de jubilaris naderhand niet tevreden. Ook is het resultaat niet overeenkomstig het vooraf aangeleverde moodboard van [eiseres] en was sprake van een sobere, goedkope en sfeerloze vertaling ervan. Om deze reden heeft het al betaalde bedrag van € 500,00, volgens [gedaagde] q.q., te gelden als een redelijke compensatie voor het geleverde werk van [eiseres] .
4.2.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] q.q. zo dat hij een beroep doet op (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst, waardoor hij wordt bevrijd van de betalingsverplichting van het restant van de factuur.
4.3.
In artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat iedere tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst aan de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming - gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis - deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.4.
Voor een rechtsgeldige (buitengerechtelijke) ontbinding is dus allereerst vereist dat sprake is van een tekortkoming. Omdat [gedaagde] q.q. zich beroept op een tekortkoming ligt de stelplicht en de bewijslast van deze stelling bij [gedaagde] q.q. [gedaagde] q.q. heeft in dit verband verwezen naar vijf foto’s waarop de aankleding van de ruimte te zien is en naar het moodboard dat is opgesteld in het kader van de styling van het evenement.
4.5.
[eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat zij tekort geschoten is in de nakoming van de overeenkomst met [erflater] . Zij heeft uitvoering gegeven aan het opgestelde moodboard en op de dag van het evenement zijn geen klachten geuit door de jubilaris of [erflater] . De jubilaris was zelfs blij met hoe het evenement was verlopen. Het ligt dan vervolgens op de weg van [gedaagde] q.q. om zijn stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door te laten zien waarom de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd zoals overeengekomen. De foto’s en het moodboard waar [gedaagde] q.q. naar verwijst zijn, zonder nadere toelichting, onvoldoende, omdat daaruit niet kan worden afgeleid dat sprake is van gebrekkig werk. Weliswaar oogt de aankleding op de getoonde foto’s wat summier, maar of dit conform opdracht is en al dan niet representatief is voor de volledige werkzaamheden die [eiseres] heeft verricht, kan gelet op de ontbrekende onderbouwing op dit punt niet worden vastgesteld.
4.6.
Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter het verweer van [gedaagde] q.q. dat sprake is van een tekortkoming verwerpt. Dit betekent dat [gedaagde] q.q. geen beroep toekomt op (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst en hij zodoende de gevorderde hoofdsom van € 1.000,00 zal moeten betalen, waarop de reeds gedane deelbetaling van € 500,00 in mindering strekt.
De wettelijke handelsrente wordt toegewezen
4.7.
[eiseres] vordert op grond van artikel 6:119a BW de wettelijke handelsrente over de hoofdsom berekend tot en met 1 februari 2024 van € 34,88. Dit bedrag zal als gegrond op de wet en onweersproken worden toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde wettelijke handelsrente over het bedrag van € 500,00 te rekenen vanaf 2 februari 2024 tot aan de dag van volledige betaling.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen
4.8.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter stelt ook vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 75,00 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.9.
[gedaagde] q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de kant van Reutelingperger begroot op:
- dagvaardingskosten € 137,39
- griffierecht € 328,00
- salaris gemachtigde € 270,00 (2 punten x tarief € 135,00)
- nakosten € 67,50
Totaal € 802,89.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Dit betekent dat deze uitspraak geldt, totdat in een eventueel hoger beroep anders is beslist.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] q.q. om aan [eiseres] een bedrag van € 609,88 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 500,00 te rekenen vanaf 2 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] q.q. in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] begroot op € 802,89, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] q.q. niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] q.q. ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.