ECLI:NL:RBLIM:2024:8283

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
11044148 CV EXPL 24-1861
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woonruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een verzetprocedure betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst en de ontruiming van een woonruimte. De eiser, [eiser], had een huurachterstand opgebouwd bij de gedaagde, [gedaagde], die de huurovereenkomst had gesloten voor een onzelfstandige woonruimte. De huurovereenkomst was aangegaan op 1 juni 2023 met een maandelijkse huurprijs van € 340,00, maar de eiser had zijn betalingsverplichtingen niet nagekomen, wat leidde tot een betalingsachterstand van meer dan vijf maanden. Na een verstekvonnis op 6 maart 2024, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst werd toegewezen, kwam de eiser in verzet. Hij betwistte de hoogte van de huurachterstand en voerde aan dat hij inmiddels weer over een stabiel inkomen beschikte.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij betalingen had gedaan en dat de huurachterstand inmiddels was opgelopen tot twaalf maanden. De rechter concludeerde dat de eiser zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de ontbinding van de huurovereenkomst in de weg stonden. De kantonrechter verklaarde het verzet ongegrond en bekrachtigde het eerdere verstekvonnis, waarbij de eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11044148 CV EXPL 24-1861
Vonnis in verzet van 13 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in het verzet,
oorspronkelijk gedaagde partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
voorheen procederend met gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar,
thans procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in het verzet,
oorspronkelijk eisende partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.R.N. Crombags.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van deze rechtbank en zittingsplaats van 6 maart 2024 met zaaknummer 10937221 CV EXPL 24-866
- de verzetdagvaarding
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte overlegging productie van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 30 augustus 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] verhuurt vanaf 1 juni 2023 voor bepaalde tijd aan [eiser] de onzelfstandige woonruimte aan de [adres] , te [woonplaats 1] . In de huurovereenkomst is een maandelijkse huurprijs van € 340,00 en een voorschot van € 10,00 overeengekomen (in totaal € 350,00), te betalen voor of op de eerste van de dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft.
2.2.
[eiser] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan.
2.3.
Bij brief van 21 november 2023 heeft [gedaagde] [eiser] aangemaand tot betaling van de openstaande huur over de maanden september, oktober en november 2023 in totaal € 1.050,00. Op 5 december 2023 is een tweede aanmaning verzonden betreffende een betalingsachterstand tot en met december 2023 in totaal € 1.400.
2.4.
[eiser] heeft hierop aangegeven dat de huur onbetaald is gebleven omdat hij geen loon meer heeft ontvangen na een conflict met zijn werkgever. Aangegeven is dat de problemen inmiddels zijn opgelost en dat de achterstand spoedig zal worden betaald.
2.5.
Partijen hebben hierop een betalingsregeling getroffen, waarbij [eiser] de eerste betaling voor 31 december 2023 zou verrichten. Op 4 januari 2024 heeft [eiser] laten weten niet genoeg geld te hebben om te kunnen betalen.
2.6.
Op 7 februari 2024 heeft [gedaagde] de inleidende dagvaarding uitgebracht, waarin - samengevat - is gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en [eiser] te veroordelen om het gehuurde binnen veertien dagen te ontruimen, met machtiging van [gedaagde] om de ontruiming zo nodig zelf te doen bewerkstelligen.
Voorts is gevorderd [eiser] te veroordelen om aan [gedaagde] te betalen
  • € 1.750,00 aan huurachterstand, met rente,
  • € 350,00 per maand vanaf februari 2024 tot aan de datum van ontbinding,
  • € 140,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
  • kosten en rente.
2.7.
Bij verstekvonnis van 6 maart 2024 is het gevorderde toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de gevraagde machtiging om het toe te wijzen bevel zo nodig af te dwingen. Deze laatste vorderingen zijn afgewezen. [eiser] is veroordeeld in de proceskosten ter hoogte van € 690,72, met de gevraagde wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.8.
Op 28 maart 2024 is [eiser] in verzet gekomen. [eiser] betwist de hoogte van de huurachterstand. Hij beroept zich op betalingsonmacht destijds van tijdelijke aard. Hij voert daarnaast aan dat zijn financiële situatie inmiddels is hersteld en dat hij zowel de achterstanden kan afbetalen alsook de lopende termijnen kan voldoen. Hij zal in contact treden met de gemeente om zijn schulden sneller te kunnen afbetalen.

3.De beoordeling

3.1.
De verzetdagvaarding is op 28 maart 2024 betekend, waarmee [eiser] tijdig verzet heeft ingesteld (ex artikel 143 Rv).
3.2.
Op de mondelinge behandeling is van de kant van [eiser] niemand verschenen.
Mr. IJpelaar heeft zich kort voor het plaatsvinden van de mondelinge behandeling als gemachtigde onttrokken. [eiser] heeft ná het sluiten van het onderzoek telefonisch contact opgenomen met de griffie met de mededeling dat hij wegens autopech niet aanwezig is geweest. Het is evenwel de verantwoordelijkheid van [eiser] om - indien hij daadwerkelijk de gelegenheid wilde hebben om zijn verweer toe te lichten - er zorg voor te dragen om op de mondelinge behandeling aanwezig te zijn. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de kantonrechter ook na de mondelinge behandeling van [eiser] geen stukken, bijvoorbeeld betalingsbewijzen, heeft mogen ontvangen.
3.3.
In deze zaak moet worden beoordeeld of de door [gedaagde] gestelde tekortkomingen aan de zijde van [eiser] de gevorderde, bij verstek toegewezen, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigen. Deze vraag wordt bevestigd beantwoord. Hiertoe is als volgt overwogen.
3.3.1.
Aan de vordering is destijds door [gedaagde] ten grondslag gelegd dat [eiser] een huurachterstand had van vijf maanden (de maanden september 2023 tot en met januari 2024). [eiser] erkent dat sprake is van enige betalingsachterstand maar betwist de hoogte bij gebreke van een specificatie. [eiser] zou namelijk “de afgelopen periode meerdere betalingen” hebben gedaan. De kantonrechter kan deze betwisting niet volgen nu [gedaagde] duidelijk uiteen heeft gezet op welke maanden de huurachterstand ziet. Het is daarmee aan [eiser] om zijn beweerdelijk gedane betalingen toe te lichten en met bewijsstukken te onderbouwen. Dit is tot op heden niet gebeurd. Ten behoeve van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] nog uiteengezet welke bedragen van [eiser] zijn ontvangen (en waaruit is op te maken dat de allerlaatste betaling ziet op de huur van augustus 2023). Op de mondelinge behandeling van 30 augustus 2024 heeft [gedaagde] verklaard dat de achterstand inmiddels twaalf maanden bedraagt. Bij gebreke van een gemotiveerde betwisting gaat de kantonrechter uit van deze stelling van [gedaagde] . Nergens blijkt uit dat de betalingen zijn hervat en of (al dan niet deels) zijn afgelost. Het betreft niet meer dan een blote stelling van [eiser] dat de lopende termijnen worden voldaan. Dat betekent dat destijds sprake was van een achterstand van vijf maanden, en inmiddels al van één jaar.
3.3.2.
De vraag die vervolgens voorligt is of de ontbinding en ontruiming toewijsbaar zijn. Meestal zal een achterstand van drie maanden of meer genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. In deze staat vast dat [eiser] zijn betalingsverplichting uit de huurovereenkomst niet is nagekomen, en nog altijd niet nakomt. De persoonlijke (werk-)omstandigheden van [eiser] ontheffen hem niet van zijn betalingsverplichtingen en staan op zich ook niet aan ontbinding in de weg. [eiser] beschikt naar eigen zeggen weer over een stabiel inkomen. Desondanks is de huurachterstand aanzienlijk hoger dan het moment dat het verstekvonnis werd uitgesproken. [eiser] heeft hiervoor geen verklaring gegeven. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden.
3.3.3.
Bij de beoordeling of de ontbinding met haar gevolgen is gerechtvaardigd, kan worden meegewogen of de verhuurder de huurachterstand heeft gemeld bij de gemeente als bedoeld in artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening. Onbetwist is dat [gedaagde] inspanningen heeft geleverd om in contact te treden met [eiser] (artikel 2 sub a), [eiser] heeft gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening (artikel 2 sub b), een schriftelijke herinnering heeft gestuurd over de huurachterstand (artikel 2 sub c) en daarbij heeft aangeboden om met schriftelijke toestemming de gegevens van [eiser] aan de gemeente te verstrekken (artikel 2 sub d). [gedaagde] heeft [eiser] vervolgens (echter) niet aangemeld vanwege het uitblijven van zijn reactie. Uit de letterlijke tekst van sub d volgt dat de contactgegevens (toch) aan de gemeente kunnen worden verstrekt indien de huurder “niet afwijzend” heeft gereageerd. In beginsel heeft [gedaagde] daarmee dus niet voldaan aan (al) zijn verplichtingen uit artikel 2. De kantonrechter acht evenwel niet aannemelijk dat een vroegsignalering tot een ander resultaat had geleid (en dit is ook niet zo gesteld door [eiser] ). [eiser] is de in december 2023 getroffen betalingsregeling nimmer nagekomen. Hij beschikte bovendien in december 2023, althans in ieder geval ten tijde van de verzetdagvaarding, over voldoende inkomsten om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Desondanks is niets betaald.
3.3.4.
Er is daarmee veeleer sprake van betalingsonwil dan van betalingsonmacht. Hij heeft inmiddels hoe dan ook meer dan voldoende kansen gehad de betalingen te hervatten. Van [eiser] kan niet worden verwacht dat de huurovereenkomst in stand blijft.
3.4.
De kantonrechter overweegt tot slot dat geen aanleiding wordt gezien om de verzochte “terme de grace” te verlenen. Nergens blijkt uit dat [eiser] de achterstand binnen een korte periode alsnog kan c.q. wil voldoen.
3.5.
De conclusie is dat de door [eiser] opgeworpen verweren niet standhouden. Het verzet van [eiser] dient daarom ongegrond te worden verklaard. Dit betekent dat de kantonrechter het verstekvonnis van 6 maart 2024 zal bekrachtigen.
3.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen, met rente. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
204,00
(1 punt × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
306,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart het verzet ongegrond,
4.2.
bekrachtigt het verstekvonnis van 6 maart 2024, geregistreerd onder zaaknummer
10937221 CV EXPL 24-866,
4.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 306,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.
NIv