Uitspraak
1.De procedure
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de conclusie van repliek
- [gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen.
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert de Stichting Woonpunt, gevestigd te Maastricht, betaling van achterstallige huur door de gedaagde partij, die sinds 15 december 2020 een woning huurt van Woonpunt. De huurprijs bedraagt € 595,70 per maand, en er is een achterstand ontstaan in de huurbetalingen. Woonpunt heeft de gedaagde gedagvaard en vordert een bedrag van € 679,56 aan achterstallige huur, alsook buitengerechtelijke incassokosten van € 124,50 en wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding op 24 april 2024.
De gedaagde erkent dat er een openstaande huur van september 2022 is, maar stelt dat zij financieel niet in staat is om het bedrag in één keer te voldoen en dat Woonpunt niet bereid is een betalingsregeling te treffen. De kantonrechter heeft de eis van Woonpunt verminderd naar € 679,56, wat lager is dan de huurprijs van september 2022. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde geen zelfstandig verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, waardoor deze is toegewezen.
Wat betreft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten heeft de kantonrechter vastgesteld dat de algemene voorwaarden van Woonpunt een beding bevatten dat oneerlijk is, omdat het voorschrijft dat incassokosten al verschuldigd zijn bij verzuim, terwijl de wet dit pas na een bepaalde termijn toestaat. Dit beding is vernietigd, en de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen. De gedaagde is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van Woonpunt betalen, die zijn begroot op € 802,88. Het vonnis is uitgesproken op 13 november 2024.