ECLI:NL:RBLIM:2024:8579

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
11121619 \ CV EXPL 24-2718
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurovereenkomst en schadevergoeding bij beëindiging huur

In deze zaak, die voor de Kantonrechter in Maastricht is behandeld, hebben eisers, een duo dat een gemeubileerde woning huurde van gedaagde, een vordering ingesteld tot terugbetaling van de door hen betaalde borg van € 3.550,00. De huurovereenkomst eindigde op 29 februari 2024, waarna eisers aanspraak maakten op de borg, met het argument dat de schade aan het gehuurde, zoals vermeld in het eindinspectierapport, onder normale slijtage valt. Gedaagde daarentegen stelde dat er meer schade was geconstateerd dan in het eindinspectierapport was opgenomen en vorderde een schadevergoeding van € 2.630,62, die zij wilde verrekenen met de borg.

De Kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op 12 augustus 2022 een inspectierapport heeft gekend en dat de eindinspectie op 29 februari 2024 heeft plaatsgevonden. De rechter oordeelde dat de schade aan de bank, die door gedaagde werd opgevoerd, niet kon worden toegewezen omdat deze bank al was afgeschreven en de economische waarde nihil was. Wel werd vastgesteld dat een sleutel ontbrak, waarvoor gedaagde een schadevergoeding van € 21,50 kon vorderen.

De rechter heeft artikel 16.21 van de huurovereenkomst vernietigbaar verklaard, omdat deze bepaling in strijd was met dwingend recht. De vordering van eisers tot terugbetaling van de borg werd toegewezen, minus de schadevergoeding voor de ontbrekende sleutel, waardoor eisers nog € 3.528,50 ontvingen. Gedaagde werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten van eisers vergoeden, die op € 962,72 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 20 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11121619 \ CV EXPL 24-2718
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
gemachtigde: mr. R.A. Wijnands,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. D.L. Hendrikx.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de pleitnota van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 11 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] heeft van [gedaagde] de gemeubileerde woning gehuurd aan de [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde).
2.2.
[eisers] heeft aan [gedaagde] een borg betaald van € 3.550,00.
2.3.
Aan het begin van de huurovereenkomst is op 12 augustus 2022 een inspectierapport opgemaakt.
2.4.
Op 29 februari 2024 heeft een eindinspectie plaatsgevonden. Hiervan is een eindinspectierapport opgemaakt. Daarin staat het volgende opgenomen:
“(…..) 1 black E key missing
(…)
Sofa: some stains + tissue in corner is damaged
(…)”
2.5.
De bank is door [gedaagde] op 12 oktober 2016 gekocht voor € 2.462,00.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.550,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij bij aanvang van de huurovereenkomst een borg van € 3.550,00 aan [gedaagde] heeft betaald en dat hij recht heeft op uitbetaling van deze borg nu de huurovereenkomst is geëindigd. [eisers] voert aan dat op het eindinspectierapport alleen schade is vermeld aan het bankstel. Daarop zitten vlekken en de stof in de hoek is beschadigd. [eisers] geeft te kennen dat het bankstel op 12 oktober 2016 is gekocht en dat de huidige economische waarde nihil zou zijn. Verder stelt [eisers] dat de beschadigingen aan de bank onder normale slijtage vallen zodat [eisers] hiervoor geen vergoeding is verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en stelt dat zij na het opmaken van het eindinspectierapport op 2 maart 2024 nog meer schade heeft geconstateerd aan het meubilair van het gehuurde. Zo zou niet alleen de bank zijn beschadigd, maar ontbreken ook twee sleutels, ontbreken een aantal gordijnpanelen, is een gordijnpaneel ingekort en is de rand van een glazen plaat van de koelkast beschadigd. [gedaagde] begroot de schade op € 2.630,62 en wenst deze schade te verrekenen met de borg.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil hoe het gehuurde door [eisers] bij het einde van de huurovereenkomst is opgeleverd en of [eisers] aansprakelijk is voor schade aan het gehuurde.
4.2.
Om vast te kunnen stellen of sprake is van schade aan het gehuurde, is van belang of verhuurder en huurder een beschrijving van het gehuurde hebben opgemaakt. Als zo’n beschrijving is gemaakt, moet de huurder het gehuurde in dezelfde staat opleveren als waarin deze volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is tenietgegaan of beschadigd. Dit volgt uit artikel 7:224 lid 2 BW. Doet de huurder dit niet, dan kan er sprake zijn van schade die de huurder moet vergoeden op grond van artikel 7:218 lid 1 BW.
4.3.
[eisers] en [gedaagde] hebben op 12 augustus 2022 (productie 2 van [gedaagde] ) een beschrijving gemaakt van het gehuurde en het zich daarin bevindende meubilair, gevolgd door een beschrijving bij het einde van de huurovereenkomst op 29 februari 2024 (productie 2 van [eisers] ). [gedaagde] heeft zich bij de eindinspectie laten vertegenwoordigen door de makelaar. Dat er nadien door [gedaagde] andere mankementen zijn geconstateerd die niet in het eindinspectierapport staan, kan zo zijn, maar daar kan geen rekening mee worden gehouden. [gedaagde] voert aan dat zij in overeenstemming met artikel 16.21 van de huurovereenkomst nog binnen 21 dagen na de eindoplevering tekortkomingen of gebreken kan melden aan het gehuurde of de inventaris en dat deze tekortkomingen of gebreken dan deel uitmaken van het eindinspectierapport. Deze bepaling is echter in strijd met artikel 7:224 lid 2 BW dat in samenspraak met artikel 7:242 BW van dwingend recht is. Het beroep van [eisers] op vernietiging van artikel 16.21 uit de huurovereenkomst slaagt dus. Gelet daarop zal de daartoe strekkende vordering op hierna weergegeven wijze worden toegewezen.
4.4.
Op grond van bovenstaande overweging dient alleen het eindinspectierapport van
29 februari 2024 als uitgangspunt te worden genomen om te beoordelen of [eisers] schade aan het gehuurde heeft toegebracht. Dit eindinspectierapport dient vergeleken te worden met het inspectierapport bij aanvang van de huur. In het eindinspectierapport zijn door partijen beschadigingen vastgelegd die zijn toegebracht aan de bank. Er zitten een paar vlekken op en de stof is in een hoek beschadigd. Ook ontbreekt er een sleutel. De overige door [gedaagde] aangevoerde schade blijft op grond van hetgeen vermeldt in r.o. 4.3. buiten beschouwing. De vraag is of [eisers] aansprakelijk is voor de schade aan de bank en het ontbreken van een sleutel.
Bank
4.5.
[gedaagde] stelt dat er schade is aan de bank ter hoogte van € 2.258,63. Onduidelijk is hoe zij op dit bedrag komt. Een begroting van de schade ter hoogte van dit bedrag wordt niet door [gedaagde] overgelegd. Verder heeft [eisers] aangevoerd dat voor de beschadigingen aan de bank van hem geen vergoeding kan worden gevorderd omdat de bank reeds is afgeschreven en omdat de beschadigingen het gevolg zijn van normale slijtage. Op de stelling van [eisers] dat de bank reeds is afgeschreven waardoor de economische waarde van de bank nihil is, is door [gedaagde] , ondanks dat [eisers] dit standpunt reeds in zijn dagvaarding heeft ingenomen, niet meer gereageerd. Door [gedaagde] is dan ook niet betwist dat de bank reeds is afgeschreven en geen economische waarde meer heeft, zodat dit is komen vast te staan. De slotsom moet dan zijn dat [gedaagde] op dit punt geen schade heeft geleden. Deze vordering van [gedaagde] zal worden afgewezen.
Sleutel
4.6.
Op het inspectierapport dat is opgemaakt op 12 augustus 2022 staat vermeld dat [eisers] een aantal sleutels in ontvangst heeft genomen, waaronder een E key. Op het eindinspectierapport is aangegeven dat een zwarte E key ontbreekt. Dat de E key niet is ingeleverd, wordt door [eisers] niet betwist. Evenmin wordt de hoogte van de schade van € 21,50 betwist, zodat deze vordering van [gedaagde] kan worden toegewezen.
Verrekening
4.7.
Er is € 21,50 aan schade door [eisers] toegebracht aan het gehuurde van [gedaagde] . Deze schade dient door [eisers] aan [gedaagde] te worden vergoed. Gezien op het beroep op verrekening door [gedaagde] , kan deze schade worden verrekend met de borg. Aan borg komt [eisers] dan nog een bedrag van € 3.528,50 toe. De vordering van [eisers] zal voor dit bedrag worden toegewezen.
4.8.
[gedaagde] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
962,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat artikel 16.21 van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst vernietigbaar is en vernietigt deze bepaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisers] binnen veertien dagen na datum van dit vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 3.528,50,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 962,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.
VC