Uitspraak
1.De procedure
- de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
- de e-mail van [gedaagde] van 5 augustus 2024
- de conclusie van repliek
Rechtbank Limburg
In deze zaak vordert CZ Zorgverzekeringen N.V. betaling van een openstaand bedrag van € 641,92 van de gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst die tussen partijen is gesloten, waarbij de gedaagde maandelijks premie verschuldigd is. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft de gedaagde nagelaten om (een deel van) de premies te betalen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 5 juli 2024, gevolgd door schriftelijke en mondelinge stukken van beide partijen.
De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde, dat de opheffing van het kantongerecht Maastricht tot nietigheid van de procedure zou leiden, verworpen. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde als consument wordt beschouwd en dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht niet zijn geschonden. De gedaagde heeft ook aangevoerd dat er geen overeenkomst is gesloten en dat de verplichte zorgverzekering in strijd is met het strafrecht, maar deze argumenten zijn door de rechter verworpen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde verplicht is om de verschuldigde premies te betalen op basis van de zorgverzekeringsovereenkomst. De vordering van CZ is toewijsbaar, inclusief de wettelijke rente en de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van CZ begroot op € 802,22. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is op 20 november 2024 in het openbaar uitgesproken.