Uitspraak
1.De procedure
- de door THF nagezonden producties 11 t/m 14
- de mondelinge behandeling van 11 november 2024, waarbij THF haar vordering heeft verminderd
- de pleitnota van THF met productie 15
- de pleitnota van mr. Schipper.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen The Health Factory NL Distributie B.V. (THF) en het Ministerie van Financiën. THF, een onderneming die gezondheidsproducten produceert en verkoopt, had een vordering ingesteld tegen het ministerie voor betaling van € 8.500,00 aan juridische en voorbereidingskosten. THF was in verzet gekomen tegen dwangbevelen die waren opgelegd door de Belastingdienst, omdat zij sinds eind 2022 haar loonheffingen niet had betaald. De rechtbank had eerder in een andere procedure het verzet van THF ongegrond verklaard.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 november 2024 heeft THF haar vordering verminderd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat THF niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Dit kwam voort uit het feit dat het Ministerie van Financiën geen rechtspersoon is, zoals door de gemachtigde van het ministerie, mr. E.E. Schipper, was aangevoerd. THF heeft haar vordering niet aangepast om deze tegen een partij met rechtspersoonlijkheid, zoals de Staat der Nederlanden, te richten.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat, hoewel THF in het ongelijk is gesteld, zij niet kan worden veroordeeld tot betaling van proceskosten aan het ministerie, omdat dit ook geen rechtspersoon is. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste partijstelling in civiele procedures.