ECLI:NL:RBLIM:2024:8584

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
11360402 CV EXPL 24-5246
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van vordering tegen ministerie van Financiën door The Health Factory NL Distributie B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen The Health Factory NL Distributie B.V. (THF) en het Ministerie van Financiën. THF, een onderneming die gezondheidsproducten produceert en verkoopt, had een vordering ingesteld tegen het ministerie voor betaling van € 8.500,00 aan juridische en voorbereidingskosten. THF was in verzet gekomen tegen dwangbevelen die waren opgelegd door de Belastingdienst, omdat zij sinds eind 2022 haar loonheffingen niet had betaald. De rechtbank had eerder in een andere procedure het verzet van THF ongegrond verklaard.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 november 2024 heeft THF haar vordering verminderd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat THF niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Dit kwam voort uit het feit dat het Ministerie van Financiën geen rechtspersoon is, zoals door de gemachtigde van het ministerie, mr. E.E. Schipper, was aangevoerd. THF heeft haar vordering niet aangepast om deze tegen een partij met rechtspersoonlijkheid, zoals de Staat der Nederlanden, te richten.

De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat, hoewel THF in het ongelijk is gesteld, zij niet kan worden veroordeeld tot betaling van proceskosten aan het ministerie, omdat dit ook geen rechtspersoon is. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste partijstelling in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11360402 \ CV EXPL 24-5246
Vonnis in kort geding van 25 november 2024
in de zaak van
THE HEALTH FACTORY NL DISTRIBUTIE B.V.,
gevestigd te Heemstede,
eisende partij,
hierna te noemen: THF,
gemachtigde: A.K. Awadzi,
tegen
MINISTERIE VAN FINANCIËN,
zetelend te Den Haag,
ONDERDEEL BELASTINGDIENST KANTOOR HEERLEN,
zetelend te Heerlen
gedaagde partij,
hierna te noemen: het ministerie,
gemachtigde: mr. E.E. Schipper.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de door THF nagezonden producties 11 t/m 14
- de acht door mr. Schipper ingediende producties
- de mondelinge behandeling van 11 november 2024, waarbij THF haar vordering heeft verminderd
- de pleitnota van THF met productie 15
- de pleitnota van mr. Schipper.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
THF exploiteert een onderneming die gezondheidsproducten produceert en verkoopt.
2.2.
THF doet maandelijks aangifte voor de loonheffingen. Sinds eind 2022 heeft THF de aangegeven bedragen niet meer betaald. De Inspecteur heeft daarom maandelijks een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd, verhoogd met een verzuimboete. Op dit moment dient THF in verband daarmee in totaal nog (ongeveer) € 600.000,00 te betalen.
2.3.
Voor de naheffingsaanslagen heeft de Ontvanger van de Belastingdienst kantoor Hoofddorp dwangbevelen opgelegd en per post betekend.
2.4.
THF is tegen de tenuitvoerlegging van een aantal dwangbevelen in verzet gekomen. In die procedure waarbij de Ontvanger van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, de gedaagde partij was, heeft de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 17 juli 2024 het verzet ongegrond verklaard.

3.Het geschil

3.1.
THF vordert - na vermindering van haar eis - veroordeling van het ministerie tot betaling van € 8.500,00 aan juridische en voorbereidingskosten.
3.2.
Mr. Schipper heeft het woord gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
THF heeft haar vordering ingesteld tegen het ministerie van Financiën. Het ministerie van Financiën is geen rechtspersoon. Mr. Schipper heeft daar terecht op gewezen. In reactie op dit verweer van mr. Schipper heeft THF haar vordering niet gewijzigd, in die zin dat de vordering geacht moet worden tegen een partij te zijn gericht die wel rechtspersoonlijkheid bezit, zoals in dit geval de Staat der Nederlanden, waaronder het ministerie valt. THF moet daarom niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering.
4.2.
THF is in het ongelijk gesteld en zou daarom de proceskosten moeten betalen van de wederpartij. Aangezien de wederpartij geen rechtspersoon is, kan THF niet worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van het ministerie. De kantonrechter heeft verder niet vast kunnen stellen dat mr. Schipper (ook) namens een andere partij ter zitting is verschenen. De proceskosten worden daarom gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart THF niet-ontvankelijk in haar vordering.
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2024.
RW