ECLI:NL:RBLIM:2024:871

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/03/325686 / HA ZA 23-553
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing incidentele vordering tot afgifte van bankafschriften in erfenisgeschil

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, heeft de Rechtbank Limburg op 21 februari 2024 een vonnis gewezen in een incident dat voortvloeit uit een erfenisgeschil. De eiseres, het enige kind van de erflater, is door haar vader onterfd en vordert de vaststelling van haar legitieme portie in de nalatenschap. De gedaagde, die als erfgenaam en executeur is aangesteld, heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. De eiseres heeft een incidentele vordering ingediend op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om bankafschriften van de erflater te verkrijgen, die nodig zijn om de omvang van haar legitieme portie te berekenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de gedaagde de vordering niet heeft weersproken. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om binnen twee maanden na betekening van het vonnis de gevraagde bankafschriften te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Tevens zijn de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. De hoofdzaak zal op 13 maart 2024 en 3 april 2024 verder worden behandeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats [overlijdensplaats]
zaaknummer / rolnummer: C/03/325686 / HA ZA 23-553
Vonnis in incident van 21 februari 2024
in de zaak van
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. I.K. Decupere,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] , zowel in haar hoedanigheid van erfgenaam als in hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [erflater],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.H.J.M. Stassen.
Partijen zullen hierna [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] en [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot afgifte van bescheiden ex art.
  • de incidentele conclusie van antwoord met productie 1
  • de akte houdend wijziging (vermeerdering) van eis in de hoofdzaak
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[erflater] (hierna: erflater) is op [overlijdensdatum] 2022 te [overlijdensplaats] overleden.
2.2.
Erflater heeft bij testament van 11 november 2021, verleden voor [naam kandidaat-notaris] , kandidaat-notaris als waarnemer van [naam notaris] , notaris te [vestigingsplaats] , over zijn nalatenschap beschikt. In zijn testament heeft erflater [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] , tot enig erfgenaam alsook tot executeur benoemd.
2.3.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft de nalatenschap zuiver aanvaard. Tevens heeft zij haar functie als executeur aanvaard.

3.Het geschil

in de hoofdzaak

3.1.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] is het enige kind van erflater en is door erflater onterfd. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de hoogte van de legitieme portie van [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] in de nalatenschap van erflater. [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. De legitieme portie van eiseres in de nalatenschap van erflater vast zal stellen op een bedrag van € 347.092,15, althans op een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente per 30 december 2022, althans per 26 oktober 2023, althans met ingang van de dagvaarding, althans met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum;
2. Subsidiair, voor het geval de rechtbank voor de waarde van het onroerend goed niet uitgaat van de gemiddelde waarde tussen de waardebepaling en de vraagprijs, zal bevelen dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht in de vorm van een door een onafhankelijke door de rechtbank aan te stellen makelaar-taxateur die het onroerend goed gaat taxeren op de marktwaarde per sterfdatum;
3. Gedaagde zal veroordelen tot betaling van het onder sub 1 genoemde bedrag binnen veertien dagen nadat de rechtbank in deze zaak vonnis heeft gewezen, althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, met bepaling dat over dit bedrag de wettelijke rente zal zijn verschuldigd indien dit bedrag niet uiterlijk op de 14de dag na het wijzen van vonnis door gedaagde is voldaan:
4. Gedaagde (naar de rechtbank begrijpt) zal veroordelen in de kosten van deze procedure, de nakosten en beslagkosten (tot heden begroot op € 445,13 maar in totaliteit nog p.m., welke kosten nader inzichtelijk te maken zijn in de loop van deze procedure) daaronder begrepen, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
in het incident
3.2.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Gedaagde zal veroordelen de bankafschriften van de bankrekeningen van erflater (Rabobank basisrekening [rekeningnummer 1] en Rabobank spaarrekening [rekeningnummer 2] ) in een periode van vijf jaar voorafgaande aan zijn overlijden ( [overlijdensdatum] 2017 -
[overlijdensdatum] 2022) aan eiseres te verstrekken, dan wel gedaagde te veroordelen de door uw rechtbank in goede justitie te bepalen stukken te verstrekken;
Zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat gedaagde in gebreke blijkt aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 50.000,00, dan wel op straffe van een dwangsom die uw rechtbank in goede justitie juist acht.
3.3.
[eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] voert hiertoe aan dat zij recht heeft op een legitieme portie en dat zij voornoemde bescheiden nodig heeft om de omvang hiervan te berekenen.
3.4.
[gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] is bereid haar medewerking te verlenen en heeft inmiddels de door [eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident] verlangde afschriften bij de Rabobank opgevraagd. [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] heeft verzocht de verzochte dwangsom te matigen en de kosten te compenseren.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, nu de aangevoerde en niet weersproken gronden die vordering kunnen dragen.
4.2.
Met inachtneming van de redengeving waarom de opgevraagde stukken (nog) ontbreken, ziet de rechtbank aanleiding om de dwangsom te matigen zoals in het dictum bepaald en de proceskosten te compenseren.

5.De hoofdzaak

5.1.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] op de rol van 21 februari 2024 reeds een conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie heeft genomen. De zaak wordt verwezen naar de rol van 13 maart 2024 voor beraad zaaksrechter alsmede naar de rol van 3 april 2024 voor conclusie van antwoord in reconventie.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
bepaalt dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] binnen twee maanden na betekening van dit vonnis aan haar afschriften dient te verstrekken van de bankafschriften van de bankrekeningen van erflater (Rabobank basisrekening [rekeningnummer 1] en Rabobank spaarrekening [rekeningnummer 2] ) in een periode van vijf jaar voorafgaande aan zijn overlijden ( [overlijdensdatum] 2017 - [overlijdensdatum] 2022) een en ander op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde in de hoofdzaak, verweerster in het incident] in gebreke zal blijven met een maximum van € 25.000,00,
6.2.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
6.3.
verwijst de zaak naar de rol van
13 maart 2024voor beraad zaaksrechter alsmede naar de rol van
3 april 2024voor conclusie van antwoord in reconventie.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: AH